1)uitzinnige Galaten,
Of, onverstandige, onwijze. Zo noemt hij hen, om te tonen dat hij houdt, dat zij dit deden meer uit onbezonnenheid of onvoorzichtigheid dan uit boosheid. Zie dergelijke Luk. 24:25, waarmede hij dan niets doet tegen de leer van Christus, Matth. 5:22. Zie ook 1 Cor. 15:36.
 
2)betoverd, dat
Dat is, de ogen uws verstands alzo verblindt, dat gij de rechte waarheid niet kunt zien, gelijk de goochelaars de uiterlijke ogen der mensen betoveren, dat zij menen te zien hetgeen zij niet zien. Hij vergelijkt dan deze valse leraars bij goochelaars, en geeft hun de voornaamste schuld van deze verleiding, die als bedriegers met schoonspreken en listigheden de eenvoudigen verleiden.
 
3)der waarheid
Namelijk des Evangelies, dat de mens voor God gerechtvaardigd wordt door het geloof; waarvan gesproken is Gal. 2:5,14.
 
4)gehoorzaam zijn;
Dat is, aannemen en geloven.
 
5)geschilderd is
Of, voorgeschilderd, dat is, zo klaarlijk door mijne predikatiën u voorgedragen, alsof het in een tafereel geschilderd was of voorgeschreven.
 
6)gekruist zijnde?
Dat is, van wiens kruisiging, mitsgaders van de oorzaken en vruchten derzelve, dat wij namelijk daardoor van den vloek der wet en dienstbaarheid der ceremoniën verlost zijn, ik u zo overvloedig en klaar heb geleerd, alsof Hij zelf voor uwe ogen gekruisigd was geweest.
 
7)Dit alleen wil ik
Namelijk uit vele andere zaken, die u zouden kunnen overtuigen van dwalingen.
 
8)van u leren:
Dat is, antwoordt mij op deze zaak alleen. Niet dat hij het niet zou geweten hebben, maar zulks zegt hij om te tonen dat hij met hun eigen zeggen hierin zal tevreden zijn.
 
9)den Geest ontvangen
Dat is, de gaven des Heiligen Geestes, als daar zijn de geest der wedergeboorte, der heiligmaking, en der aanneming tot kinderen.
 
10)uit de prediking
Grieks uit het gehoor; dat is, uit de prediking van de leer des Evangelies. Zie Jes. 53:1; Joh. 12:38; Rom. 10:16.
 
11)uitzinnig? Daar
Of, zonder verstand, dwaas.
 
12)met den Geest
Dat is, met de genade en leer des geloofs, hetwelk de Heilige Geest werkt.
 
13)begonnen zijt,
Namelijk als gij eerst tot Christus zijt bekeerd, om door Hem de zaligheid te zoeken.
 
14)met het vlees?
Dat is, met de werken der wet en met de ceremoniën, die uiterlijk gedaan en gezien worden; hetwelk de valse leraars van de Galaten leerden.
 
15)zoveel
Namelijk vervolgingen, versmaadheden en verongelijkingen om de zaak en de leer van Christus.
 
16)tevergeefs geleden?
Dat is, zonder vrucht en vergelding, hetwelk geschieden zou zo gij van die leer wederom zoudt afwijken.
 
17)Indien maar ook
Dat is, het zij verre dat zulks zou geschieden, hopende dat zulks hun niet zou wedervaren. Of, zo het maar daar alleen bij bleef, en dat gij niet nog andere zwarigheden om uwe afwijkingen zoudt te verwachten hebben.
 
18)den Geest verleent,
Dat is, die geestelijke gaven. Zie Gal. 3:2.
 
19)krachten onder
Dat is, wonderwerken. Zie 1 Cor. 12:10,28.
 
20)uit de prediking
Zie Gal. 3:2.
 
21)Abraham Gode
Zie van dit voorbeeld Gen. 15:6, en Rom. 4:3, enz.
 
22)Zo verstaat gij dan,
Of, verstaat dan.
 
23)die uit het geloof zijn,
Dat is, die hunne gerechtigheid zoeken in Christus door het geloof.
 
24)Abrahams kinderen zijn.
Namelijk geestelijke kinderen, niet naar het vlees, maar naar de belofte. Zie Joh. 8:39; Rom. 4:11, en Rom. 9:6,7,8; Gal. 3:29. Gelijk dan de vader gerechtvaardigd is, zo worden ook de kinderen gerechtvaardigd, alzo er maar ééne wijze is om gerechtvaardigd te worden, namelijk door het geloof in Christus. Zie Rom. 3:30.
 
25)de Schrift,
Dat is, de Heilige Geest, sprekende in de Heilige Schrift.
 
26)te voren ziende,
Namelijk Gen. 12:3.
 
27)te voren aan Abraham
Namelijk ook zelfs in het Oude Testament.
 
28)het Evangelie verkondigd,
Grieks tevoren geëvangeliseerd.
 
29)In u zullen al de
Dat is, in het zaad dat u beloofd is en van u zal voortkomen, hetwelk is Christus, gelijk Gal. 3:16 verklaard wordt. Zie ook Gen. 22:18.
 
30)volken gezegend worden.
Dat is, zowel heidenen als Joden.
 
31)met den gelovigen Abraham.
Dat is, op zulke wijze als de gelovige Abraham is gezegend of gerechtvaardigd geweest. Zie Gal. 3:6,7.
 
32)uit de werken der
Dat is, die hunne rechtvaardigheid en zaligheid zoeken door de onderhouding der wet van Mozes.
 
33)die zijn onder den vloek;
Namelijk omdat zij de wet niet volkomen onderhouden, en daarom door de wet de zegening of rechtvaardigmaking niet kunnen verkrijgen. Want zegening en vloek strijden tegen elkander.
 
34)er is geschreven:
Namelijk Deut. 27:26.
 
35)een iegelijk, die
De apostel volgt hier de Griekse overzetting, alzo deze de mening van den Hebreeuwsen grondtekst zeer wel uitdrukt, hoewel de woorden een iegelijk en al daar niet uitgedrukt staan.
 
36)om dat te doen.
Namelijk volmaakt in alle delen, en op zulke wijze als God beveelt. En daaruit blijkt dat door de werken der wet hier verstaan worden, niet alleen de werken van de wet der ceremoniën, maar ook der zeden of tien geboden.
 
37)door de wet
Grieks in de wet. De apostel gebruikt deze wijze van spreken door de wet, uit de wet, uit de werken der wet, in de wet, in enen zin.
 
38)de rechtvaardige
Of, de rechtvaardige uit het geloof zal leven. Zie Rom. 1:17.
 
39)is niet uit het geloof;
Want de wet belooft het leven niet dengenen, die uit het geloof willen gerechtvaardigd worden, maar die de wet volmaakt onderhouden; hetwelk hij bewijst uit de belofte, die bij de wet wordt gedaan; Lev. 18:5; Ezech. 20:11.
 
40)die deze dingen doet,
Of, gedaan zal hebben; namelijk volmaakt, gelijk Gal. 3:10.
 
41)door dezelve
Dat is, door zulke volmaakte onderhouding der wet.
 
42)leven.
Namelijk eeuwiglijk, en dienvolgens daardoor gerechtvaardigd worden, indien hij de wet in alles volkomen zou onderhouden, hetwelk nochtans niemand doet noch doen kan; Rom. 3:9, enz.
 
43)verlost
Grieks uitgekocht uit den vloek. Want deze verlossing is geschied door betaling van een rantsoengeld voor ons; Matth. 20:28; 1 Tim. 2:6.
 
44)van den vloek
Dat is, van de straf, tijdelijke en eeuwige, die de wet den overtreders dreigt, en die wij door onze overtredingen verdiend hadden.
 
45)een vloek geworden
Dat is, heeft den toorn Gods en de straf der zonden op zich genomen, om die te dragen en daarmede Gods straffende gerechtigheid te voldoen.
 
46)voor ons; want
Dat is, in onze plaats, gelijk onze borg; Hebr. 7:22.
 
47)er is geschreven:
Namelijk Deut. 21:23.
 
48)aan het hout hangt.
Dat is, aan het kruis opgehangen wordt. Zie Hand. 5:30; 1 Petr. 2:24; hetwelk te verstaan is, niet dat zij allen zouden verdoemd zijn, die gekruisigd worden [want het tegendeel blijkt uit het voorbeeld van den bekeerden moordenaar, Luk. 23:43], maar omdat God deze wijze van straf, als zijnde de wreedste en smadelijkste, tot een voorbeeld gesteld heeft van de straf, die Zijn Zoon, om ons van den vloek te verlossen, zou moeten lijden.
 
49)de zegening van Abraham
Dat is, de genade der verzoening en der rechtvaardigmaking, alsook de erfenis des eeuwigen levens, die Abraham en zijn zaad beloofd was; Gen. 12:3, en Gen. 22:18.
 
50)tot de heidenen
Of, tot de volken; gelijk hem beloofd was, dat in hem alle volken zouden gezegend worden; Gen. 12:3.
 
51)komen zou
Dat is, afvloeien zou, gelijk uit de fontein.
 
52)in Christus Jezus,
Dat is, door Christus, als zijnde het gezegend zaad, dat Abraham beloofd was, Gal. 3:16.
 
53)wij
Zo Joden als heidenen.
 
54)de belofte des
Dat is, de geestelijke belofte, niet van tijdelijke, maar van eeuwige goederen.
 
55)door het geloof.
Dat is, door Christus met waar geloof aangenomen.
 
56)naar den mens:
Dat is, ik zal gebruiken een exempel van menselijke zaken genomen. Zie Rom. 3:5; 1 Cor. 9:8.
 
57)verbond,
Het Griekse woord diatheke, wordt somtijds in het bijzonder genomen voor een testament, Hebr. 9:17, somtijds in het algemeen voor allerlei verbonden of contacten tussen twee partijen. Het kan hier in beide betekenissen genomen worden.
 
58)dat bevestigd is,
Namelijk met onderlinge beloften, eden, ondertekeningen, of dergelijke wijze bij de mensen gebruikelijk.
 
59)doet niemand te niet,
Dat is, behoort nog en kan niet teniet doen.
 
60)doet daartoe.
Grieks verordineert iets daarboven; namelijk niet afdoen, bijdoen, of veranderen.
 
61)de beloftenissen
Dat is, alzo ook kan niemand het verbond, dat God met Abraham en alle gelovigen gemaakt heeft, teniet maken of veranderen. In hetwelk, dewijl de beloftenissen, die God daarin aan Zijne zijde gedaan heeft, gegrond zijn niet op de onderhouding der wet, maar op Christus het beloofde zaad Abrahams, zo moet dat ook altijd vast en onveranderlijk blijven, gelijk in Gal. 3:17 breder verklaard wordt.
 
62)zaad gesproken.
Zie Gen. 22:18. Het woord zaad wordt somtijds genomen voor al de nakomelingen, gelijk Gen. 15:18, en Gen. 22:17; somtijds voor iemand in het bijzonder uit dezelve, gelijk Gen. 4:25, en Gen. 21:13; dat het in deze tweede betekenis hier moet genomen worden, bewijst hier de apostel, en leert dat dit zaad Christus is. Zie ook Gen. 13:15, en Gen. 17:10.
 
63)hetwelk is Christus.
Zie hiervan het bewijs in het geslachtsregister van Christus, Matth. 1:1,2,16, en Luk. 3:23,34, gelijk ook Izak een voorbeeld van Christus is geweest, Gen. 21:12; Rom. 9:7; Hebr. 11:18.
 
64)En dit zeg ik:
Dat is, dit wil ik zeggen met het voorgaande exempel van menselijke verbonden of testamenten.
 
65)Het verbond, dat
Dat is, dat dan veel meer het verbond Gods vast blijft, zonder verandering.
 
66)te voren van God
Namelijk met ede, Gen. 12:2, en Gen. 15:18, en Gen. 17:4, en Gen. 22:17; Hebr. 6:14,15, enz., en met andere uiterlijke tekenen en zegelen.
 
67)op Christus,
Namelijk overmits het door den dood van Christus als des testamentmakers zou bevestigd worden, Hebr. 9:15, dat ook Christus deze geestelijke zegeningen ons moest verdienen door een volkomen voldoening voor onze zonden, waarvan de ceremoniën der wet voorbeelden waren; en dat wij dezelve niet kunnen deelachtig worden, dan door het geloof in Christus.
 
68)door de wet,
Alzo iemand hiertegen had kunnen zeggen, dat eer de wet gegeven was, het met de zaak van Gods verbond zo mocht gelegen zijn; maar als de wet gegeven is geweest, dat toen het verbond Gods zou veranderd zijn geworden; zo bewijst hier de apostel zulks ook onwaarachtig te zijn.
 
69)die na
Dat is, dewijl de wet zoveel jaren daarna op den berg Sinaï gegeven is. Het begin van deze vier honderd en dertig jaren moet gerekend worden van dien tijd aan, als God Abraham beval uit zijn land te vertrekken, Gen. 12:1. Zie hiervan breder Exod. 12:40; Hand. 7:6.
 
70)krachteloos gemaakt,
Of, onvast. Grieks de wet, enz., en maakt het verbond, enz. niet krachteloos.
 
71)de beloftenis te
Zie Gal. 3:16.
 
72)de erfenis
Namelijk des eeuwigen levens, waarvan de erfenis van het land Kanaän een voorbeeld was.
 
73)uit de wet is,
Dat is, door de volkomen onderhouding der wet te verkrijgen is.
 
74)uit de beloftenis;
Dat is, uit het geloof, waarmede de genade en zegening, in Christus beloofd, aangenomen wordt. Want deze twee strijden tegen elkander, en kunnen tezamen niet bestaan. Zie Rom. 11:6.
 
75)Abraham
Dit is tevoren bewezen Gal. 3:6, enz., en alzo zullen dan ook alle Abrahams kinderen de erfenis ontvangen; alzo er maar één weg ter zaligheid is.
 
76)door de beloftenis
Namelijk met ware geloof aangenomen.
 
77)genadiglijk gegeven.
Dat is, zonder enige zijnen verdienste; Rom. 4:13,16.
 
78)Waartoe is dan de wet?
Dit was ene tegenwerping der valse leraars, indien de wet den mens niet rechtvaardigt, dat zij dan geen gebruik heeft en tevergeefs gegeven is.
 
79)om der overtredingen
Namelijk bekend te maken, Rom. 3:20, en Rom. 5:20, en Rom. 7:7, en daarvan te overtuigen.
 
80)daarbij gesteld,
Of, geordineerd.
 
81)het zaad zou
Namelijk dat beloofde zaad Abrahams, welk is Christus, zie Gal. 3:16, die het einde der wet is; Rom. 10:4.
 
82)dien het beloofd was;
Namelijk het erfdeel, als zijnde het hoofd van al degenen die erfgenamen zullen zijn, want van Hem, in Hem, en door Hem ishet dat wij allen de erfenis verkrijgen en medeërfgenamen met Hem worden; Rom. 8:17.
 
83)zij is
Namelijk de wet.
 
84)door de engelen
Dat is, door den dienst der engelen; hetwelk, hoewel het in de historie van de wetgeving niet vermeld wordt, zo is het nochtans, dat zulks uit andere plaatsen afgenomen kan worden en in de gemeente beloofd is geweest. Zie Hand. 7:38,53; Hebr. 2:2.
 
85)besteld
Of geordineerd.
 
86)in de hand
Dat is, door de bediening, Hebreeuws. Mal. 1:1.
 
87)des Middelaars.
Waardoor sommigen verstaan Mozes, dien God gebruikt heeft als een bode en tussenspreker tussen hem en het volk in het geven van de wet, Exod. 19:21. Anderen verstaan Christus, door welken God het volk Israëls uit Egypte door de woestijn heeft geleid, en tot Mozes op den berg Sinaï heeft gesproken, Hand. 7:38; 1 Tim. 2:5.
 
88)van een, maar
Dat is, van ééne partij, maar is altijd van twee verschillende partijen, om die te verenigen.
 
89)is een.
Dat is, blijft altijd dezelfde, zonder dat Hij veranderd wordt, niet alleen in Zijn wezen, maar ook in Zijnen wil, voornemen en besluiten. Of, is de ene partij van beiden.
 
90)Is dan de wet
Dit is een tweede tegenwerping, die de valse apostelen tegen hetgeen de apostel terstond gezegd heeft, zouden kunnen voorstellen, namelijk zo de wet de overtredingen ontdekt en verdoemt, en de beloftenissen derzelve bedekt en vergeeft, zo schijnen deze tegen elkander te strijden.
 
91)Dat zij verre;
Dat is, dat volgt geenszins.
 
92)gegeven ware,
Namelijk tot zulk een einde, opdat de mens daardoor zou gerechtvaardigd worden. Of, die zodanig ware, dat de mens die volkomenlijk zou kunnen onderhouden.
 
93)die machtig was
Dat is, de mensen rechtvaardigen en het eeuwige leven toebrengen.
 
94)zo zou waarlijk
Dat is, zo dat zo ware, zo zou de wet strijden tegen de beloftenis. Maar dat is zo niet, en daarom zo is hier geen strijd. Zie Rom. 8:3.
 
95)Maar
Dat is, dit is een bewijs, dat de wet niet kan levend maken of rechtvaardigen, omdat niemand de wet volmaakt onderhoudt, maar alle mensen daardoor overtuigd worden van zonde.
 
96)de Schrift heeft
Dat is, de geschreven wet, en de profeten als uitleggers derzelve.
 
97)onder de zonde
Ene gelijkenis, genomen van misdadigers, die in den kerker gesloten worden om bewaard te worden tot de straf. Zie dergelijke Rom. 11:32.
 
98)opdat de belofte
Dat is, de beloofde zegening en erfenis.
 
99)uit het geloof
Dat is, door het geloof in Christus, als door een werktuig, waarmede de beloofde zegening aangenomen wordt.
 
100)aan de gelovigen
Grieks den gelovenden; namelijk in Christus, en niet den werkenden, dat is, die door de werken der wet de gerechtigheid zoeken; Joh. 3:16; Rom. 3:22, en Rom. 4:4,5.
 
101)zou gegeven worden.
Namelijk van God, uit genade, omniet.
 
102)eer het geloof kwam,
Dat is, eer Christus, die het fondament des geloofs is, waar het geloof op ziet en steunt, in het vlees is gekomen. Zie Gal. 3:19.
 
103)in bewaring gesteld,
Het Griekse woord betekent zulk ene bewaring, die met krijgsvolk en wacht geschiedt, in een vaste plaats. De apostel gebruikt hier wederom dezelfde gelijkenis als in Gal. 3:22, gelijk uit het volgende woord blijkt. Doch de apostel schijnt hier ook te zien op dit gebruik der wet, dat dezelve gediend heeft om de Joden van de andere volken daarmede als af te sluiten en gelijk als alleen te bewaren. Zie Deut. 4:7; Ps. 147:19; Ef. 2:14.
 
104)tot op het geloof,
Dat is, tot op Christus, die geopenbaard zou worden, gelijk tevoren.
 
105)onze
Namelijk de Joden, die onder de wet waren.
 
106)tuchtmeester geweest
Grieks Paedagoges; hetwelk betekent een die de kinderen ter school leidt, onderwijst en tuchtigt. Zo vergelijkt hij dan de Joden onder de wet bij kinderen, en de gelovige Christenen bij volwassenen, die geen tuchtmeester meer van node hebben.
 
107)tot Christus,
Dat is, om ons te leiden tot Christus. Hetwelk de wet der zeden doet, als zij ons van zonde overtuigt en den vloek verkondigt, en derhalve ons toont dat wij dan, om behouden te worden, onze toevlucht tot Christus moeten nemen, die ons van de zonde en den vloek verlost heeft; en de wet der ceremoniën, dewijl deze de mensen niet alleen overtuigde van hunne zonden, maar ook voorbeelden en afbeeldingen van Christus en Zijne weldaden waren, 1 Cor. 5:7; Col. 2:17, en leerden dat hetgeen door dezelve afgebeeld was, in Christus alleen te vinden is;; Hebr. 9:10,11, enz.
 
108)uit het geloof
Dat is, door de verdiensten van Christus met waar geloof van ons aangenomen, en ons van God uit genade toegerekend.
 
109)het geloof gekomen is,
Dat is, Christus, op wien het geloof ziet, gelijk Gal. 3:23.
 
110)niet meer onder
Overmits dezelve deze zijn dienst nu volbracht heeft, en wij nu tot mannelijken ouderdom zijn gekomen; Ef. 4:13.
 
111)gij zijt allen
Namelijk die het Evangelie hebt aangenomen, zowel heidenen als Joden.
 
112)kinderen Gods
Grieks zonen; namelijk volwassenen, die niet meer staan onder den tuchtmeester. Want hoewel de gelovigen des Ouden Testaments onder de wet ook Gods kinderen geweest zijn, zo is het nochtans dat zij als kleine kinderen onder den tuchtmeester gehouden worden, en daarom van dienstknechten niet verschilden; Gal. 4:1.
 
113)door het geloof
Zie Joh. 1:12.
 
114)in Christus Jezus.
Dat is, door Christus, welke zijnde de eigen en eniggeboren Zoon Gods, ons verdiend heeft dat wij om Zijnentwil uit genade tot kinderen aangenomen worden; Ef. 1:5.
 
115)zovelen als gij
Dit is, allen die gedoopt zijn; hetwelk verstaan moet worden van al degenen, die niet alleen den uitwendigen doop des waters, maar ook den inwendigen doop des Geestes ontvangen, 1 Petr. 3:21, gelijk blijkt in Simon den tovenaar, Hand. 8:13,21, die wel den uitwendigen, maar den inwendigen doop niet heeft ontvangen.
 
116)in Christus gedoopt
Dat is, in den naam en in het geloof van Christus.
 
117)aangedaan.
Namelijk als een geestelijk kleed, waarmede onze geestelijke naaktheid en schaamte bedekt wordt, en wij als met een bruiloftskleed versierd worden; Rom. 13:14.
 
118)Daarin is noch
Hetgeen hij in het algemeen gezegd had van alle gelovigen, dat verklaart hij breder en betuigt, dat onder hen geen onderscheid meer is, van welke natie, stand, of geslacht zij zijn.
 
119)een
Dat is, als een mens, de een zowel als de ander, door Christus erfgenaam gemaakt des eeuwigen levens.
 
120)in Christus Jezus.
Niet in de politie of huishouding, waar ongelijkheid is, maar aangaande de weldaden van Christus.
 
121)gij van Christus zijt,
Namelijk Galaten, die tevoren heidenen was, en nu in Christus gelooft.
 
122)Abrahams zaad,
Dat is Abrahams kinderen, gelijk gesproken wordt Gal. 3:7, van welke allen Christus het hoofd is, als het beloofde zaad Abrahams, Gal. 3:16,19.
 
123)naar de beloftenis
Namelijk die Abraham en zijn zaad gedaan is, en dienvolgens niet uit de werken der wet. Zie Gal. 3:18.
 
124)erfgenamen.
Namelijk des eeuwigen levens, waarvan het land Kanaän een voorbeeld was; Hebr. 11:9.