1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13


1Het geloof nu is een vaste grond1) der dingen, die men hoopt, en een bewijs2) der zaken, die men niet ziet.3)
2Want door hetzelve hebben de ouden4) getuigenis bekomen.5)
3Door het geloof verstaan wij, dat de wereld6) door het woord Gods7) is toebereid,8) alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen,9) die gezien worden.
4Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande10) Gode geofferd dan Kain, door hetwelk hij11) getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was,12) alzo God over zijn gave getuigenis gaf;13) en door hetzelve geloof spreekt hij nog,14) nadat hij gestorven is.
5Door het geloof is Enoch weggenomen geweest,15) opdat hij den dood niet zou zien;16) en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want voor zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde.17)
6Maar zonder geloof is het onmogelijk18) Gode te behagen. Want die tot God komt,19) moet geloven, dat Hij is,20) en een Beloner is dergenen,21) die Hem zoeken.22)
7Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden,23) en bevreesd geworden zijnde,24) de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld,25) en is geworden een erfgenaam26) der rechtvaardigheid, die naar het geloof is.
8Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde,27) gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats,28) die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou.
9Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond29) met Izak en Jakob, die medeerfgenamen waren derzelfde belofte.30)
10Want hij verwachtte de stad,31) die fondamenten heeft,32) welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.33)
11Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven,34) en boven den tijd35) haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht,36) Die het beloofd had.
12Daarom zijn ook van een, en dat een verstorvene,37) zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is,38) hetwelk ontallijk is.
13Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende,39) maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen40) op de aarde waren.
14Want die zulke dingen zeggen,41) betonen klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken.42)
15En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren,43) zij zouden tijd gehad hebben, om weder te keren;
16Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God hunner niet,44) om hun God genaamd te worden;45) want Hij had hun een stad bereid.46)
17Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd,47) Izak geofferd,48) en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd,49)
18(Tot denwelke gezegd was:50) In Izak zal u het zaad genoemd worden) overleggende,51) dat God machtig was, hem ook uit de doden te verwekken;
19Waaruit hij hem ook bij gelijkenis52) wedergekregen heeft.
20Door het geloof heeft Izak zijn zonen Jakob en Ezau53) gezegend aangaande toekomende dingen.
21Door het geloof heeft Jakob, stervende, een iegelijk der zonen van Jozef gezegend, en heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn staf.
22Door het geloof heeft Jozef, stervende, gemeld van den uitgang54) der kinderen Israels, en heeft bevel gegeven van zijn gebeente.55)
23Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders verborgen,56) overmits zij zagen, dat het kindeken schoon was; en zij vreesden57) het gebod des konings niet.
24Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde,58) geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden;59)
25Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde60) te hebben;
26Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn,61) dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.62)
27Door het geloof heeft hij Egypte verlaten,63) niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast,64) als ziende65) den Onzienlijke.66)
28Door het geloof heeft hij het pascha uitgericht, en de besprenging des bloeds,67) opdat de verderver der eerstgeborenen hen niet raken zou.68)
29Door het geloof zijn zij de Rode zee doorgegaan,69) als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, ook verzoekende, zijn verdronken.
30Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen,70) als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest.71)
31Door het geloof is Rachab, de hoer,72) niet omgekomen met de ongehoorzamen,73) als zij de verspieders met vrede had ontvangen.74)
32En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik verhalen van Gideon, en Barak, en Samson, en Jeftha, en David, en Samuel, en de profeten;75)
33Welken door het geloof koninkrijken hebben overwonnen,76) gerechtigheid geoefend,77) de beloftenissen verkregen,78) de muilen der leeuwen toegestopt;79)
34De kracht des vuurs hebben uitgeblust,80) de scherpte des zwaards zijn ontvloden,81) uit zwakheid krachten hebben gekregen,82) in den krijg sterk geworden zijn,83) heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht;84)
35De vrouwen hebben hare doden85) uit de opstanding weder gekregen; en anderen zijn uitgerekt geworden,87) de aangeboden88) verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden.89)
36En anderen hebben bespottingen en geselen geproefd,90) en ook banden en gevangenis;
37Zijn gestenigd geworden,91) in stukken gezaagd,92) verzocht,93) door het zwaard ter dood gebracht;94) hebben gewandeld95) in schaapsvellen96) en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde;
38(Welker de wereld niet waardig was) 97)hebben in woestijnen gedoold, en op bergen, en in spelonken, en in holen der aarde.
39En deze allen,98) hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen;99)
40Alzo God wat beters over ons voorzien had,100) opdat zij101) zonder ons niet zouden volmaakt worden.102)