|
---|
1 | Wie heeft1) onze prediking2) geloofd, en aan wien3) is de arm des HEEREN geopenbaard?
|
2 | Want Hij is4) als een rijsje voor Zijn aangezicht5) opgeschoten,6) en als een wortel7) uit een dorre aarde;8) Hij had geen gedaante9) noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen,10) zo was er geen gestalte,11) dat wij Hem zouden begeerd hebben.12)
|
3 | Hij was veracht,18)13) en de onwaardigste14) onder de mensen, een Man van smarten,15) en verzocht in krankheid;16) en een iegelijk was als verbergende17) het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.19)
|
4 | Waarlijk,20) Hij heeft onze krankheden op Zich genomen,21) en onze smarten heeft Hij gedragen;22) doch wij achtten Hem,23) dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.24)
|
5 | Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf,25) die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.26)
|
6 | Wij dwaalden27) allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg;28) doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.29)
|
7 | Als dezelve30) geeist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond31) niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap,32) dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open.
|
8 | Hij is uit den angst33) en uit het gericht34) weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd35) uitspreken? Want Hij is afgesneden36) uit het land der levenden;37) om de overtreding38) Mijns volks39) is de plage40) op Hem geweest.
|
9 | En men heeft41) Zijn graf42) bij de goddelozen43) gesteld,44) en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest,45) omdat Hij geen onrecht gedaan heeft,46) noch bedrog in Zijn mond geweest is.
|
10 | Doch het behaagde den HEERE Hem47) te verbrijzelen;48) Hij heeft Hem krank49) gemaakt; als Zijn ziel50) Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen;51) en het welbehagen52) des HEEREN zal door Zijn hand53) gelukkiglijk voortgaan.
|
11 | Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien,54) en verzadigd worden;55) door Zijn kennis56) zal Mijn Knecht,57) de Rechtvaardige,58) velen59) rechtvaardig maken,60) want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.61)
|
12 | Daarom62) zal Ik Hem een deel geven van velen, en Hij zal de machtigen63) als een roof delen, omdat Hij Zijn ziel64) uitgestort heeft in den dood, en met de overtreders65) is geteld geweest, en Hij veler zonden66) gedragen heeft, en voor de overtreders67) gebeden heeft.
|
|
---|