1 2 3 4


1Want ik wil, dat1) gij weet, hoe groten strijd ik voor2) u heb, en voor degenen, die te Laodicea zijn,3) en zo velen als er mijn aangezicht4) in het vlees niet hebben gezien;
2Opdat hun harten5) vertroost mogen6) worden, en zij samengevoegd7) zijn in de liefde, en dat tot allen rijkdom der volle verzekerdheid8) des verstands, tot kennis der9) verborgenheid van God en den Vader, en van Christus;
3In Denwelken al10) de schatten der wijsheid11) en der kennis verborgen zijn.12)
4En dit zeg ik, opdat niet iemand u misleide met13) beweegredenen,14) die een schijn hebben.
5Want hoewel ik met het vlees15) van u ben, nochtans ben ik met den geest bij u, mij verblijdende en ziende16) uw ordening,17) en de vastigheid van uw geloof18) in Christus.
6Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen,19) wandelt alzo in Hem;20)
7Geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, gelijkerwijs21) gij geleerd zijt, overvloedig zijnde in hetzelve, met dankzegging.22)
8Ziet toe,23) dat niemand u als een roof24) vervoere door de filosofie,25) en ijdele verleiding, naar de overlevering26) der mensen, naar de eerste beginselen27) der wereld, en niet naar Christus;28)
9Want in Hem29) woont al30) de volheid31) der Godheid lichamelijk;32)
10En gij zijt in Hem33) volmaakt,34) Die het Hoofd is van alle overheid35) en macht;
11In Welken36) gij ook besneden zijt37) met een besnijdenis, die zonder handen38) geschiedt, in de uittrekking van het lichaam39) der zonden des vleses,40) door de besnijdenis41) van Christus;
12Zijnde met Hem begraven in42) den doop, in welken gij43) ook met Hem opgewekt zijt door het geloof44) der werking Gods,45) Die Hem uit de doden opgewekt heeft.
13En Hij heeft u, als gij46) dood waart47) in de misdaden, en in de voorhuid48) uws vleses, mede levend gemaakt49) met Hem, al uw misdaden u vergevende;50)
14Uitgewist hebbende51) het handschrift,52) dat tegen ons was, in inzettingen53) bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze54) ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende;
15En de overheden55) en de machten uitgetogen hebbende,56) heeft Hij die in het openbaar57) tentoongesteld,58) en heeft door hetzelve59) over hen getriomfeerd.60)
16Dat u dan niemand61) oordele62) in spijs of in drank,64) of in het stuk65) des feest dags, of der nieuwe maan, of der sabbatten;
17Welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van67) Christus.
18Dat dan niemand u overheerse68) naar zijn wil69) in nederigheid en dienst der engelen,70) intredende in71) hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen72) zijnde door het verstand zijns73) vleses;
19En het Hoofd niet74) behoudende, uit hetwelk het gehele lichaam,75) door de samenvoegselen76) en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met77) goddelijken wasdom.
20Indien gij dan78) met Christus de eerste beginselen79) der wereld zijt afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij in de wereld80) leefdet, met inzettingen belast?81)
21Namelijk raak niet,82) en smaak niet, en roer niet aan.
22Welke dingen alle verderven83) door het gebruik, ingevoerd naar de geboden84) en leringen der mensen;
23Dewelke wel hebben een schijn rede van wijsheid85) in eigenwilligen86) gods dienst en nederigheid, en in het lichaam niet te sparen, doch zijn niet in enige waarde,87) maar tot verzadiging88) van het vlees.