1) | ik wil, dat |
|
Dit woordje want, ziet op hetgeen in het einde van het voorgaande hoofdstuk van Paulus is gezegd, en wijst daarmede aan, dat hij niet alleen bij degenen, waar hij zelf had gepredikt, met alle kracht had gearbeid, maar ook zorgvuldig was voor degenen, waar hij zelf niet was geweest.
|
|
2) | strijd ik voor |
|
Namelijk door zorgvuldige gedachten, gebeden, vermaningen aan degenen, die derwaarts reizen en bezendingen, en dat alles niettegenstaande de beletselen, die de Satan mij daartegen voortbrengt; hetwelk hij daarom een strijd noemt.
|
|
3) | te Laodicea zijn, |
|
Ene stad, niet ver van Colosse gelegen, waar het schijnt dat deze valse leraars dezelfde dwalingen strooiden. Waarom hij dezen brief bij hen ook beveelt te lezen; Col. 4:16.
|
|
4) | mijn aangezicht |
|
Dat is, mijn lichamelijke tegenwoordigheid niet hebben gehad; gelijk Hand. 20:38.
|
|
5) | Opdat hun harten |
|
Deze drie dingen, namelijk vertroosting, liefde en volle verzekering, kunnen òf de vrucht zijn van den strijd van Paulus voor hen, òf de zaak zelve, waaromtrent deze zorgvuldigheid en strijd van Paulus zich bezighield.
|
|
6) | vertroost mogen |
|
Namelijk verstaande mijne zorg voor hen, en mijne getuigenis van de oprechtheid der leer, die zij door Epafras en anderen hadden ontvangen.
|
|
7) | en zij samengevoegd |
|
Ene gelijkenis van enig timmerwerk, hetwelk samengevoegd en in elkander gesloten zijnde, te sterker en te vaster is. Nu is er niets, dat de harten meer samenbindt, dan enigheid in het ware geloof, Hand. 4:32, waaruit de rechte liefde ook vloeit.
|
|
8) | der volle verzekerdheid |
|
Namelijk door den Heiligen Geest in ons gewrocht. Want, hoewel het Evangelie zelf ons deze wetenschap des geloofs toebrengt, zo kan nochtans de volle verzekerdheid daarvan in ons hart niet zijn, dan door deze bijzondere verzekering des Geestes. Zie Ef. 1:13.
|
|
9) | tot kennis der |
|
Dit is een nadere verklaring van de wetenschap des geloofs, waarvan hij tevoren gesproken had. Want hierin bestaat het geheel der leer van de zaligheid, dat wij God den Vader recht kennen en Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft; Joh. 17:3.
|
|
10) | In Denwelken al |
|
Namelijk Christus; of, in welker verborgenheid Gods des Vaders en Christus. Want het Griekse woord kan tot beiden gebracht worden, alzo dat de zin is, dat in Christus, of in de leer van God den Vader en van Christus alle schatten der wijsheid en kennis [namelijk tot de zaligheid nodig] verborgen zijn. En dit wordt alzo van den apostel betuigd, om den Colossensen te tonen dat dan nergens elders de zaligheid moet gezocht worden dan in deze leer, die ons tot God door Christus wijst, gelijk 1 Cor. 1:30, en 1 Cor. 2:2, enz. Anderen nemen dit niet voor de zaak die wij ter zaligheid moeten kennen, maar voor de wijsheid die in Christus' persoon zelf is, die alle anderen wijsheid van mensen en engelen tebovengaat; hetwelk wel waar is, dan schijnt op het doel van Paulus zo wel niet te passen, dan door een verder genomen besluit.
|
|
11) | der wijsheid |
|
Deze twee woorden onderscheiden enigen hier aldus, dat door de wijsheid de wetenschap van alle leerstukken des geloofs, en door de kennis de wetenschap van al de bevelen van Christus, tot den Christelijken wandel nodig, verstaan worden.
|
|
12) | verborgen zijn. |
|
Dat is, begrepen of besloten zijn. Doch de apostel gebruikt het woord verborgen, omdat de natuurlijke mens deze dingen niet begrijpt, maar dat zij geestelijk worden onderscheiden; Matth. 11:25; 1 Cor. 1:23.
|
|
13) | misleide met |
|
Het Griekse woord betekent iemand overreden met bedriegelijke disputen of sluitredenen.
|
|
14) | beweegredenen, |
|
Namelijk gelijk de redenaars en wijsgeren plachten te gebruiken, waardoor zij onder den glimp van waarschijnlijke redenen, die dikwijls gene vastigheid hadden, de harten innamen, en wijsmaakten wat zij wilden.
|
|
15) | met het vlees |
|
Dat is, naar mijn lichaam, gelijk hij spreekt 1 Cor. 5:3.
|
|
16) | ziende |
|
Namelijk in mijnen geest, gelijk hij tevoren had betuigd, en gelijk hij spreekt 1 Cor. 5:3; hetzij de apostel dit verstaat van de wetenschap, die hij hiervan had door het aandienen van Epafras en anderen, hetzij ook door enige bijzondere openbaringen des Heiligen Geestes, gelijk Eliza had van het doen van zijn dienaar Gehasi, 2 Kon. 5:26.
|
|
17) | uw ordening, |
|
Namelijk in uw algemenen wandel, en ook in het oefenen der tucht en regering uwer gemeente.
|
|
18) | van uw geloof |
|
Dat is, van de belijdenis uws geloofs, zonder daarvan in het minste te wijken, wat men u ook zoekt wijs te maken; welke standvastigheid de apostel in hen prijst, om hen daarin meer en meer te versterken.
|
|
19) | aangenomen, |
|
Namelijk door het ware geloof; Joh. 1:12.
|
|
20) | in Hem; |
|
Dat is, gelijk het Hem of Zijne gemeenschap waardig is.
|
|
21) | gelijkerwijs |
|
Namelijk van Epafras en uw voorgaande trouwe leraars, niet gelijk deze anderen u zoeken wijs te maken.
|
|
22) | met dankzegging. |
|
Namelijk over de genade, die gij alrede hebt ontvangen, Col. 1:12.
|
|
23) | Ziet toe, |
|
Hier begint de apostel het verhaal der dwalingen, waar hij hen tegen waarschuwt, namelijk wijsbegeerte, menselijke inzettingen, en vermengingen van de wet der ceremoniën, die hij de een voor, de andere na, wederspreekt.
|
|
24) | als een roof |
|
Of, berove, tot enen roof weg voere, namelijk van Christus en Zijne waarheid tot andere leringen of middelen ter zaligheid buiten Christus; ene gelijkenis, genomen van rovers, die niet alleen de goederen, maar ook de mensen zelf tot een roof wegvoerden, om hen tot slaven voor hen of voor anderen te maken. Zie een voorbeeld, 1 Sam. 30.
|
|
25) | de filosofie, |
|
Hierdoor wordt de rechte filosofie niet verstaan, die ene gave Gods is, en zelfs een instrument of middel is, dienstig om Gods Woord beter te verstaan en te verklaren; maar de sophisterij of bedriegelijke schijnwijsheid van enige heidense filosofen, gelijk de volgende woorden ijdele verleiding verklaren, en gelijk Paulus hiervan spreekt, Rom. 1:21,22, welke filosofen in deze hunne schijnwijsheid enige dingen van God en van den weg tot het opperste goed hadden voorgesteld, die deze leraars met het Evangelie wilden vermengen, gelijk ook de scholastieke leraars in het Pausdom doen, waardoor de eenvoudigheid en oprechtheid der zaligmakende leer van het Evangelie merkelijk is verduisterd en vervalst.
|
|
26) | overlevering |
|
Dit is de tweede dwaling, die deze bij het Evangelie van Christus wilden voegen, om naar hunne mening aan de eenvoudigheid des Evangelies een meerderen luister bij de mensen te geven, gelijk eertijds de Farizeën deden; Matth. 15:3, enz.
|
|
27) | de eerste beginselen |
|
Grieks elementen. Alzo noemt de apostel de ceremoniën der wet, omdat het God beliefd heeft in de verdeling der tijden de Israëlieten, en vervolgens in hen de overigen der wereld die zalig worden, door dit middel tot Christus te leiden, gelijk een kind door het leren van het A B C tot het lezen wordt bereid, en als door een schoolmeester tot meerdere wijsheid gebracht. Zie hiervan bredere verklaring Gal. 3:24, en Gal. 4:3,9, enz.
|
|
28) | niet naar Christus. |
|
Dat is, naar de leer of instelling van Christus, die alleen in de gemeente van Christus moet gelden; Gal. 1:6,8,9.
|
|
29) | in Hem |
|
Namelijk als waarachtig mens, die onder ons heeft gewoond vol genade en heerlijkheid; Joh. 1:14.
|
|
30) | woont al |
|
Namelijk met een wezenlijke inwoning des Zoons Gods in de menselijke natuur, door de vereniging Zijner goddelijke natuur met de menselijke in enigheid Zijns persoons, gelijk het lichaam een tabernakel en woning wordt genoemd onzer ziel, 2 Cor. 5:1; en gelijk ook Christus Zijn menselijke natuur daarom een tempel noemt, waar namelijk zijn godheid in woont, die dezen weder zou opbouwen; Joh. 2:19.
|
|
31) | de volheid |
|
Dat is, de gehele godheid, namelijk des Zoons, met al Zijne eigenschappen, niet alleen ten aanzien van enige gaven, gelijk Hij in de profeten, apostelen en andere heiligen ook woont.
|
|
32) | lichamelijk; |
|
Dat is, persoonlijk, gelijk het Griekse woord Soma somwijlen een persoon betekent, of, wezenlijk, waarachtiglijk, tegengesteld tegen de schaduwen en figuren des Ouden Testaments, gelijk het woord Soma in ditzelfde hoofdstuk Col. 2:17 wordt genomen. Doch de zaak komt opeen uit. Want God wordt wel in het Oude Testament gezegd te wonen in den tabernakel, tempel, en ark des verbonds, enz. maar alleen als in schaduwen of figuren van Christus' menselijke natuur, die Hij in de volheid des tijds zou aannemen, om persoonlijk, of waarachtig en wezenlijk in dezelve met al Zijne volheid te wonen. Is Hij dan waarachtig God en waarachtig mens in één persoon, en woont de volheid der godheid in Hem, zo wil de apostel zeggen, dat wij buiten Hem gene zaligheid moeten zoeken, noch in de ceremoniën der wet, noch in de filosofische aanradingen van den dienst der engelen, noch in enige andere menselijke inzettingen of bedenkingen, maar alleen in Hem en in Zijn woord.
|
|
33) | in Hem |
|
Grieks in Hem vervuld; dat is, wij hebben alles in Hem, wat tot onze volmaakte zaligheid nodig is; 1 Cor. 1:30.
|
|
34) | volmaakt, |
|
Zie Ef. 1:23, en Ef. 4:16.
|
|
35) | alle overheid |
|
Dat is, ook zelfs der engelen in den hemel, die onder Hem staan, gelijk Col. 1:16 betuigd is. Waaruit blijkt, dat wij niet in hen, maar in Christus de zaligheid hebben. Want dit vereist de eigenschap van het hoofd en Zijne werking, dat al de leden, waaronder hier ook de engelen merkelijk worden gesteld, van Hem afhangen, en hun geestelijk leven ontvangen, Ef. 5:23. En hoewel de goede engelen de verlossing door Christus niet van node hadden, omdat zij niet gevallen waren, nochtans blijkt hieruit, dat zij door Hem ook in hun gelukzaligen stand in de eeuwigheid worden behouden. Waarom zij ook, onder de vergadering dergenen waar de gelovigen bij zijn gekomen, geteld worden, Hebr. 12:22, en uitverkoren engelen worden genaamd, 1 Tim. 5:21; en zij zichzelven ook stellen onder de dienstknechten van Christus en mededienstknechten der gelovigen; Openb. 22:9.
|
|
36) | In Welken |
|
Namelijk Christus.
|
|
37) | besneden zijt |
|
Namelijk niet met de uitwendige besnijdenis, die door Christus' dood, nevens de andere ceremoniën des Ouden Testaments teniet gedaan is, gelijk de apostel hier leert, en Gal. 5:1,2; maar met de inwendige besnijdenis des harten, in den geest, welke de betekenende zaak was van de uitwendige besnijdenis, en die de apostel in de volgende woorden nader verklaart. Waaruit hij wil besluiten dat dan de uitwendige ons niet meer nodig noch nut is.
|
|
38) | zonder handen |
|
Dat is, van God zelf, door Zijnen Geest, Deut. 30:6; Rom. 2:29.
|
|
39) | van het lichaam |
|
Dat is, de ganse massa der verdorvenheid, die bij een lichaam wordt vergeleken, dat vele leden heeft. Zie Rom. 6:6; Col. 3:5, vanwege de velerlei begeerlijkheden, die de zonde in ons werkt.
|
|
40) | des vleses, |
|
Hierdoor wordt verklaard, waaruit deze zondige aard zijnen oorsprong heeft, namelijk uit de vleselijke geboorte; Joh. 3:6.
|
|
41) | door de besnijdenis |
|
Niet eigenlijk, waardoor Christus zelf ten achtsten dage is besneden geweest, maar door welke Hij onsmet Zijnen Geest in onze harten besnijdt, dat is, van de schuld en heerschappij der zonde verlost, en onze harten reinigt, gelijk de volgende verzen breder verklaren.
|
|
42) | begraven in |
|
Of, begraven door den doop. Want in den doop wordt ons betekend en verzegeld dat onze oude mens door den dood van Christus is gedood, en vervolgens ook begraven, dat is, door Christus' lijden en sterven alzo zijn heersende kracht heeft verloren, dat hij is gelijk een dood en begraven lichaam, hetwelk zich niet kan bewegen om te heersen, hoewel het zijn stank nog wel van zich geeft, totdat het door denzelfden dood en Geest van Christus geheel wordt vernietigd. Zie Rom. 6:3, enz.
|
|
43) | in welken gij |
|
Namelijk doopt of Christus. Want beide is waarachtig, doch op verscheidene wijze. Want door de kracht der opstanding van Christus zijn wij opgewekt tot nieuwigheid des levens en door den doop wordt hetzelve ook verzegeld. Zie Rom. 6:4, enz. En de apostel wil daarmede bewijzen dat wij zelfs het zegel der besnijdenis in het Nieuwe Testament niet meer van node hebben, dewijl de doop ons nu even hetzelfde betekent en verzegelt.
|
|
44) | door het geloof |
|
Namelijk zonder hetwelk de uitwendige doop gene kracht heeft. Want die gelooft en gedoopt wordt, zal zalig worden, Mark. 16:16. Het geloof dan neemt de weldaad aan, die de doop ons aanwijst en verzegelt.
|
|
45) | der werking Gods, |
|
Hierdoor kan verstaan worden, òf de kracht Gods, waardoor het geloof in ons wordt gewrocht, òf het steunsel des geloofs, waarop het in onze vernieuwing ziet, namelijk op de kracht Gods, die Christus uit de doden heeft opgewekt, waardoor wij ook uit den dood der zonde opgewekt worden.
|
|
46) | u, als gij |
|
Namelijk die nu in Christus gelooft en gedoopt zijt.
|
|
47) | dood waart |
|
Zie Ef. 2:1.
|
|
48) | in de voorhuid |
|
Dit wordt niet gesproken van de eigenlijk genoemde voorhuid, die de gelovige Colossensen nog hadden, maar van de natuurlijke verdorvenheid, waarin zij vóór hunne bekering waren, die alzo bij gelijkenis genoemd wordt, omdat de voorhuis in het Oude Testament een schandelijk en verachtelijk ding was bij de Israëlieten. Zie dergelijke wijze van spreken Deut. 10:16; Jer. 9:25, enz.
|
|
49) | mede levend gemaakt |
|
Zie Ef. 2:5.
|
|
50) | vergevende; |
|
Of, genadiglijk vergevende, of vergeven hebbende. Want door het geloof worden ons onze misdaden en zondige aard uit kracht van Christus' verdiensten vergeven, en wordt het lichaam der zonde, of de oude mens, in ons ook gedood, van welke beide weldaden de doop, een teken en zegel in het Nieuwe Testament is, gelijk de besnijdenis in het Oude was; Rom. 2:29, en Rom. 4:11.
|
|
51) | Uitgewist hebbende |
|
Dat is, doorgetrokken en uitgeworpen, of ten enenmale vernietigd, gelijk wij spreken.
|
|
52) | het handschrift, |
|
Het Griekse woord Cheirographon, dat is, handschrift, nemen hier sommigen voor een schrift, dat met Gods hand zelve in stenen tafelen was geschreven, gelijk van de wet der tien geboden betuigd wordt, Exod. 34:1; en wordt dit bij hen verstaan van de wet der zeden, of der tien geboden, die tegen ons te zijn gezegd wordt ten aanzien van haar scherpen eis van volkomen gehoorzaamheid, of bij gebreke van die, vanwege hare vervloeking, die Christus voor ons aan het kruis heeft gedragen, en ons daarvan verlost, Gal. 3:10,13. Doch alzo de apostel hier eigenlijk handelt tegen de onderhouding der besnijdenis en andere ceremoniën, zo wordt dit handschrift hier verstaan van de wet der ceremoniën des Ouden Testaments, die een handschrift worden genoemd, dat tegen ons was, omdat zij als een obligatie of schuldbrief waren, waardoor de mensen hunne misdaden en schulden dagelijks voor God wel bekenden, en nochtans door het uiterlijk oefenen derzelve nooit werden verlost, gelijk Paulus verklaart Hebr. 10:1, enz., gelijk dit woord Cheirographon, of handschrift, ook genomen wordt in den Grieksen tekst, Tob. 5:3, en Tob. 9:3. Dit blijkt ook uit de vergelijking van deze plaats met Ef. 2:14,15, waar dit woord handschrift in inzettingen genoemd wordt de wet der geboden in inzettingen, welk woord dogmasi, dat is, ordinantiën of inzettingen, nergens in Gods Woord voor de wet der tien geboden wordt gebruikt, noch ook het woord dogmatizesthe, Col. 2:20. En hetgeen van Paulus aldaar wordt bijgevoegd, bewijst dat ook klaarlijk. Want de wet der zeden maakt eigenlijk gene vijandschap tussen Joden en heidenen, alzo die ook in de natuur geschreven is, Rom. 2:14; maar het is alleen de wet der ceremoniën, door welke dit onderscheid en vijandschap tussen deze volken werd veroorzaakt, gelijk aldaar is aangetekend. Van de wet der zeden kan ook niet wel gezegd worden, dat Christus die uit het midden heeft weggenomen door Zijnen dood, om ons van de onderhouding derzelve ten enenmale te bevrijden, gelijk Paulus hier voren heeft bewezen. Want hoewel wij van den vloek en de scherpe onderhouding van de wet der zeden zijn verlost door Christus, zo blijven wij nochtans aan de onderhouding derzelve verbonden, als aan een regel van dankbaarheid, die wij God vóór onze verlossing schuldig zijn.
|
|
53) | in inzettingen |
|
Of, door de inzettingen, of bevelen, waardoor sommigen verstaan de inzettingen of leringen des Nieuwen Testaments, door welke de wet der ceremoniën is verklaard teniet gedaan te zijn; doch de vergelijking met de plaats Ef. 2:15, toont dat dit handschrift in deze inzettingen bestond, en wordt hier geleerd dat dit handschrift, niet enkel door de leer en inzettingen van Christus, maar door den dood van Christus aan het kruis is teniet gedaan, die hetzelve aan het kruis heeft genageld, en ten enenmale vernietigd, wanneer Hij voor onze misdaden en voor de schuld van die aan het kruis heeft voldaan. Want waar voldoening van schuld is, daar is geen handschrift, noch schuldbrief meer van node, en wordt derhalve gecasseerd.
|
|
54) | enigerwijze |
|
Of, heimelijk, secretelijk, namelijk omdat de wassingen, offeranden en andere ceremoniën des Ouden Testaments de mensen wel schenen te reinigen, doch inderdaad zulks niet deden, maar hen van hunne schuld alleen overtuigden, tenware zij door dezelve tot Christus werden gebracht, wiens bloed de gewetens alleen kon reinigen van dodelijke werken; Hebr. 9:9, enz.
|
|
55) | de overheden |
|
Dat is, den Satan met al zijn boze geesten, die grote macht over de mensen hebben, zolang zij van de heerschappij der zonde niet zijn verlost. Zie Ef. 6:12; 2 Tim. 2:26.
|
|
56) | uitgetogen hebbende, |
|
Dat is, van hunne macht en wapenen ontbloot hebbende, welker wapenen waren de zonde en dood, welker macht was de wet; 1 Cor. 15:55,56; zie ook Luk. 11:22; ene gelijkenis, genomen van den overwonnen veldoverste met zijne krijgsknechten, die alzo van hunne wapenen ontbloot zijnde voor de ogen van een ieder tot een schouwspel plachten omgevoerd te worden, totdat zij in de gevangenis gebracht, en aldaar opgesloten of omgebracht werden.
|
|
57) | in het openbaar |
|
Of, vrijmoedig, met vrijmoedigheid.
|
|
58) | tentoongesteld, |
|
Of, te schande gemaakt, namelijk tot hunne verkleining en versmaadheid. Zie van dit woord Matth. 1:19.
|
|
59) | door hetzelve |
|
Of, in hetzelve; namelijk kruis. Want door Zijnen dood heeft Hij den Satan, die de macht des doods had, de macht benomen om ons te beschadigen of beschuldigen. En hoewel hij ons nog strijd aandoet, zo zijn wij evenwel verzekerd van de volle overwinning in Christus Jezus, Luk. 10:17; Rom. 16:20; Hebr. 2:14; Openb. 12:10. Anders, in zichzelven, of, door zichzelven.
|
|
60) | getriomfeerd. |
|
Dit wordt verstaan van een geestelijken triomf, waardoor Christus, alle geestelijke macht des Satan benomen hebbende, een overwinnaar van hel, dood en verdoemenis is gebleven.
|
|
61) | Dat u dan niemand |
|
Hiermede besluit de apostel den voorgaanden handel, en eerst tegen de ceremoniën, daarna tegen de Platonische filosofie, en eindelijk tegen de inzettingen van mensen.
|
|
62) | oordele |
|
Dat is, veroordele als onreinen en overtreders der wet, gelijk de Joden plachten te doen.
|
|
63) | in spijze of |
|
Dat is, omdat gij zulk onderscheid der spijs of drank niet meer onderhoudt, als God in het Oude Testament had ingesteld.
|
| No Link found
|
|
64) | in drank, |
|
Gelijk de Joden in het Oude Testament in zeker geval bevolen was, ook in den drank onderscheid te maken; Num. 6:3.
|
|
65) | of in het stuk |
|
Of, vanwege de zaak des feestdags; gelijk deze wijze van spreken ook genomen wordt 1 Petr. 4:16.
|
|
66) | des feestdags, |
|
Hierdoor worden verstaan de drie jaarlijkse feestdagen, die God in het Oude Testament had ingesteld, Lev. 23:4, gelijk door de nieuwe maan de maandelijkse feesten, Num. 28:11, en door het woord sabbaten de Sabbaten der jaren, en bijzonderlijk de wekelijkse, voorzoveel dezelve ceremonieel waren, Exod. 20:11; Lev. 19:3, welke door de komst van Christus zijn teniet gedaan, ten aanzien van hun bijzondere en meerdere heiligheid, die zij door Gods instelling hadden, alsook vanwege hunne betekenis en noodwendigheid. Hoewel de Christelijke kerk ook sommige feestdagen, naar de vrijheid der Christenen, heeft goedgevonden te onderhouden, tot gedachtenis van enige bijzondere weldaden van Christus, om God naar Zijn bevel in dezelve te dienen, met gehoor van Zijn woord, gebruik der heilige sacramenten, openbare en algemene gebeden en lofzangen, en geven van aalmoezen, enz. Aan welke dagen evenwel de conscientie der Christenen nu niet verder is gebonden, dan om goede orde te onderhouden, en om elkander in de Christelijke vergaderingen, door onderlinge opwekkingen, meer en meer te stichten en te sterken. Hetwelk ook op andere tijden wel mag gedaan worden, wanneer het met goede orde kan geschieden. Zie 1 Cor. 11:17, enz., en 1 Cor. 14:23, enz. Doch in plaats van den wekelijksen sabbat is van der apostelen tijden af de eerste dag der week tot hetzelfde einde altijd onderhouden. Zie Hand. 20:7; 1 Cor. 16:1,2; Openb. 1:10.
|
| No Link found
|
|
67) | het lichaam is van |
|
Dat is, de betekenende zaak is Christus; dat is, in Christus vervuld. Want alle schaduwen des Ouden Testaments hebben op Christus en Zijne weldaden gezien, door wiens komst zij ook een einde hebben. Zie Joh. 1:17; Gal. 4:3,4.
|
|
68) | u overheerse |
|
Of, den prijs ontvreemde. Het Griekse woord Katabrabeuein betekent een misbruik van de macht, die iemand over anderen wordt gegeven; en is eigenlijk genomen van degenen, die in openbare loop- of strijdspelen het gezag hebben, om elk zijne beurt van lopen of strijden te vergunnen, en den prijs, die in het Griekse brabeion genaamd wordt, 1 Cor. 9:24, daarna dien, die hem verdiend heeft, te geven. Zo nu iemand zulks niet naar billijkheid, maar met ongelijk, of naar zijnen wil alleen doet, die wordt gezegd Katabrabeuein, of heersend hierin te handelen, gelijk het woord brabeuein daarentegen betekent naar billijkheid hierin te handelen of heersen. Zie Col. 3:15.
|
|
69) | naar zijn wil |
|
Grieks willen; dat is, gewillig, eigenwillig, willens.
|
|
70) | dienst der engelen, |
|
Dezen dienst der engelen zochten sommigen uit de Platonische filosofie in te voeren in de gemeente van Frygië, gelijk enige oude schrijvers getuigen. Waartegen zelfs lang na dezen tijd ene synode te Laodicea is gehouden. Deze verleiders gaven voor dat men uit nederigheid niet regelrecht tot God noch tot Christus moest gaan, maar door de engelen, die dienaars Gods waren, en die als middelaars zouden zijn tussen God en ons, gelijk nog hedendaags enigen voorgeven van de verstorven heiligen.
|
|
71) | intredende in |
|
Of, indringende; namelijk met hunne spitsvondige en stoute voorgevingen, en sprekende van deze zaken, alsof zij uit den hemel kwamen; daar het anders niet waren dan menselijke vonden en bedenkingen zonder grond.
|
|
72) | opgeblazen |
|
Dat is, zichzelven hierin behagende en verhovaardigende, alsof hij grote dingen had gevonden.
|
|
73) | verstand zijns |
|
Of, vernuft zijns vleses; dat is, niet door Gods ingeven verlicht, maar door de verborgen natuur verleid. Want het verstand des vleses is vijandschap tegen God; Rom. 8:7.
|
|
74) | het Hoofd niet |
|
Namelijk Christus Jezus, die het hoofd is Zijner gemeente en ook zelfs aller engelen, van welk hoofd, en volgens werking dezes hoofds in al de leden, dezulken afwijken.
|
|
75) | het gehele lichaam, |
|
Namelijk der gemeente.Zie Col. 1:24.
|
|
76) | de samenvoegselen |
|
Zie van deze gehele gelijkenis de aantekeningen Ef. 4:16, waar dezelfde woorden ook verhaald en verklaard worden.
|
|
77) | opwast met |
|
Grieks wast den wasdom Gods.
|
|
78) | Indien gij dan |
|
Met dit besluit komt de apostel tot de laatste soort van dwalingen, namelijk de menselijke instellingen.
|
|
79) | de eerste beginselen |
|
Dat is, de ceremoniën der wet, van God zelf in het Oude Testament ingesteld, gelijk hij die ook in Col. 2:8 alzo genoemd heeft. Hoeveel te meer, wil hij zeggen, zijt gij dan vrij van de inzettingen, die alleen op mensengoeddunken gegrond zijn.
|
|
80) | in de wereld |
|
Dat is, alsof uw leven en gelukzaligheid in deze uitwendige wereldse beginselen waren gelegen.
|
|
81) | met inzettingen belast, |
|
Of, bevelen; dat is, laat ulieden van zulke leraars met inzettingen niet belasten.
|
|
82) | raak niet, |
|
Dit zijn de woorden van deze bijgelovige mensen, die Paulus verhaalt; wijzende met deze drieërlei wijze van spreken aan, dat het bijgeloof altijd groeit. Want eerst verbieden zij aan te raken, namelijk om te eten of te drinken; daarna zelfs niet om te smaken; eindelijk om zelfs niet aan te roeren. Want dat hier alleen gesproken wordt van zulke dingen, waarmede het lichaam geoefend en gevoed wordt, blijkt uit de twee navolgende verzen, Col. 2:22,23, in welke dingen vele valse leraars eertijds grote heiligheid hebben gesteld, en nog stellen tegen de leer van Paulus alhier, en Rom. 14:17; 1 Tim. 4:3,4.
|
|
83) | verderven |
|
Grieks zijn ten verderve; dat is, vergaan zelf in het lichaam des mensen, wanneer zijn nu gebruikt zijn, en dienen alleen tot onderhoud van dit vergankelijke leven, doch hebben gene kracht om het geestelijke leven in ons voort te brengen. Zie Matth. 15:11; 1 Cor. 6:13, en 1 Cor. 8:8, maar die naar Gods Woord doet, blijft in der eeuwigheid; 1 Joh. 2:17.
|
|
84) | de geboden |
|
Dat is, zijn ingesteld niet van God, maar van het goedvinden van mensen, waar nochtans in zaken van godsdienst en conscientie het woord Gods alleen moet gelden. Zie Deut. 12:32, en Matth. 15:9.
|
|
85) | van wijsheid |
|
Dat is, van een zeer hoge leer, waar zich de menselijke wijsheid over verwondert.
|
|
86) | in eigenwilligen |
|
Dat is, in zulken godsdienst, dien de mensen zich vanzelf opleggen, alsof zij meer wilden doen dan God van hem eist. Want dezen dekmantel, alsook de navolgende twee andere, van nederigheid en temming des lichaams, plegen deze mensen gemeenlijk voor te wenden.
|
|
87) | zijn niet in enige waarde, |
|
Of, zijn niet in enige eer; namelijk die men het lichaam aandoet, tot verzadiging des vleses, dat is, in enige achting bij God, of van enige kracht tot de zaligheid. Zie 1 Cor. 8:8; 1 Tim. 4:8; Hebr. 13:9.
|
|
88) | tot verzadiging |
|
Dat is, dienen alleen om het lichaam te sterken en van nodig voedsel te voorzien.
|
|