1 2 3 4 5 6


1Bestraf een ouden man1) niet hardelijk, maar vermaan hem als een vader; de jonge als broeders;
2De oude vrouwen als moeders; de jonge als zusters, in alle reinheid.
3Eer de weduwen,3) die waarlijk weduwen zijn.4)
4Maar zo enige weduwe kinderen heeft, of5) kindskinderen, dat die leren eerst aan6) hun eigen huis godzaligheid7) oefenen, en den voorouderen wedervergelding te doen; want dat is goed en aangenaam voor God.
5Die nu waarlijk weduwe is, en alleen gelaten, die9) hoopt op God,10) en blijft in smekingen11) en gebeden nacht en dag.
6Maar die haar wellust volgt, die is levende gestorven.12)
7En beveel dit, opdat zij onberispelijk zijn.
8Doch zo iemand de zijnen,13) en voornamelijk zijn huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is14) erger dan een ongelovige.15)
9Dat een weduwe gekozen worde niet minder dan van zestig jaren,16) welke eens mans vrouw17) geweest zij;
10Getuigenis hebbende van goede werken: zo zij kinderen opgevoed heeft, zo zij gaarne heeft geherbergd, zo zij der heiligen voeten heeft gewassen,18) zo zij den verdrukten genoegzame hulp gedaan heeft, zo zij alle goed werk nagetracht heeft.19)
11Maar neem de jonge weduwen niet aan; want als zij weelderig geworden zijn21) tegen Christus,22) zo willen zij huwelijken;
12Hebbende haar oordeel,23) omdat zij haar eerste geloof24) hebben te niet gedaan.
13En meteen ook leren zij25) ledig omgaan bij de huizen; en zijn niet alleen ledig, maar ook klapachtig, en ijdele dingen doende, sprekende, hetgeen niet betaamt.
14Ik wil dan, dat26) de jonge weduwen huwelijken, kinderen telen, het huis regeren, geen oorzaak van lastering aan de wederpartij geven.27)
15Want enigen hebben zich28) alrede afgewend achter den satan.29)
16Zo enig gelovig man, of gelovige vrouw weduwen heeft, dat die haar30) genoegzame hulp doe, en dat de Gemeente niet bezwaard worde, opdat zij degenen, die31) waarlijk weduwen zijn,32) genoegzame hulp doen moge.
17Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig33) geacht worden, voornamelijk die arbeiden34) in het Woord en de leer.
18Want de Schrift zegt: Een dorsenden os35) zult gij niet muilbanden; en: De arbeider is zijn36) loon waardig.
19Neem tegen een ouderling geen beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen.
20Bestraf die zondigen in tegenwoordigheid van allen, opdat ook de anderen vreze mogen hebben.
21Ik betuig voor God, en den Heere Jezus Christus, en de uitverkoren engelen, dat gij deze dingen onderhoudt,39) zonder vooroordeel,40) niets doende naar toegenegenheid.41)
22Leg niemand haastelijk de handen42) op, en heb geen gemeenschap aan anderer zonden;43) bewaar uzelven rein.44)
23Drink niet langer water alleen, maar45) gebruik een weinig wijn, om uw maag en uw menigvuldige zwakheden.46)
24Van sommige mensen zijn de zonden te voren openbaar,47) en gaan voor tot hun veroordeling;48) en in sommigen ook volgen zij na.49)
25Desgelijks ook de goede werken zijn te voren openbaar, en daar het anders mede gelegen is,50) kunnen niet verborgen worden.