1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22


1En hij toonde mij een zuivere rivier1) van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon2) Gods, en des Lams.
2In het midden van haar straat en3) op de ene en4) de andere zijde der rivier was de boom des levens,5) voortbrengende twaalf vruchten,6) van maand tot maand gevende zijne vrucht; en de bladeren des7) booms waren tot genezing der heidenen.8)
3En geen vervloeking9) zal er meer tegen iemand zijn; en de troon Gods en10) des Lams zal daarin zijn, en Zijn dienstknechten11) zullen Hem dienen;12)
4En zullen Zijn aangezicht13) zien, en Zijn Naam zal14) op hun voorhoofden zijn.
5En aldaar zal geen15) nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben; want de Heere God verlicht hen; en zij zullen als16) koningen heersen in alle eeuwigheid.17)
6En hij zeide tot18) mij: Deze woorden zijn19) getrouw en waarachtig; en de Heere, de God der20) heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden,21) om Zijn dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden.22)
7Zie, Ik kom haastiglijk zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart.24)
8En ik, Johannes,25) ben degene, die deze dingen gezien en gehoord heb. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neder26) om aan te bidden voor de voeten des engels, die mij deze dingen toonde.
9En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet doet; want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen, die de woorden dezes boeks bewaren; aanbid God.
10En hij zeide tot mij: Verzegel de27) woorden der profetie dezes boeks niet; want de tijd is nabij.
11Die onrecht doet,28) dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd29) worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.
12En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk31) zal zijn.
13Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.
14Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij32) aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.33)
15Maar buiten zullen zijn34) de honden,35) en de tovenaars,36) en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft,37) en doet.
16Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze38) dingen te getuigen in de Gemeenten. Ik ben de Wortel en39) het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.40)
17En de Geest en41) de Bruid zeggen:42) Kom! En die het hoort,43) zegge: Kom! En die dorst heeft,44) kome; en die wil,45) neme het water46) des levens om niet.47)
18Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn.
19En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen49) uit het boek des levens, en uit de heilige stad,50) en uit hetgeen in dit boek geschreven is.
20Die deze dingen51) getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!52)
21De genade van onzen53) Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.54)