1)verscheen
Dat is, werd van mij gezien.
 
2)mij een gezicht,
Hebreeuws, aan mij.
 
3)in het eerste verschenen was.
Het gezicht, hetwelk Dan. 7: beschreven staat, is het eerste hetwelk Daniël is geopenbaard geweest, namelijk, in het eerste jaar van Belsazar. Dat is geweest drie jaren vóór den ondergang van de Babylonische monarchie, naar sommiger rekening, die menen dat Belsazar maar vijf jaren geregeerd heeft; maar anderen zijn van gevoelen dat dit geschied is veertig jaren vóór het einde der Babylonische monarchie, rekenende dat Belsazar zeventien jaren geregeerd heeft. Josef. lib. 10, Antiq. cap. 13.
 
4)in een gezicht,
Dit verstaan enigen alzo, dat Daniël te dien tijde in een gezicht, maar niet met zijn lichaam, in Perzië te Susan aan de rivier Ulai was, doch lichamelijk te Babel in Chaldea, waar hij aan des konings hof zijn ambt waarnam, Dan. 8:27. Alzo bleef wel Ezechiël met het lichaam in Babel, maar werd in gezichten in het land van Israël gevoerd, Ezech. 8:3, en Ezech. 40:2. Het gevoelen van anderen, zie boven Dan. 6:9.
 
5)in den burg Susan
Hier plachten de koningen van Perzië hun hof te houden. Zie Neh. 1:1, en Esth. 1:2.
 
6)was,
Dat is: mij docht dat ik te Susan was; of, ik was te Susan in een visioen.
 
7)Elam is,
Onder Elam wordt Perzië verstaan. Zie de aantekening Gen. 10:22; Jes. 21:2.
 
8)Ulai was.
Ene rivier, voorbij de stad Susan lopende, in de Latijnse historiën genaamd Euleus.
 
9)mijn ogen op,
Versta, in gezicht.
 
10)een ram stond
Hierdoor werd beduid het rijk der Meden en Perzen, Dan. 8:20, hetwelk Dan. 7: door den beer is afgebeeld geweest.
 
11)voor dien vloed,
Dat is, aan den oever der rivier Ulai.
 
12)twee hoornen,
Dit betekent de koninkrijken der Meden en Perzen, die ineengesmolten zijn, en het waren machtige koninkrijken in Azië, doch nog machtiger toen zij Babylonië overwonnen hebben.
 
13)die twee hoornen waren hoog,
Dit betekent de grote macht der Perzen en Meden.
 
14)de hoogste kwam
Te weten het Perzische, hetwelk groter en machtiger werd dan het rijk der Meden.
 
15)laatste op.
Het rijk der Meden was wel het oudste en het voortreffelijkste in het eerst, maar naderhand is het Perzische rijk veel machtiger geworden onder de regering van Kores, toen hij geworden was koning van Perzië, Medië, Babylonië, enz.
 
16)de ram met de hoornen
Te weten de ram met de twee horens, betekenende de Meden en Perzen, die allerlei volken op aarde bekrijgden en onder hun gebied brachten.
 
17)tegen het westen stiet,
Hebreeuws, tegen de zee. Zie Gen. 12:8. Dit betekende dat de Meden en Perzen de volken, in dat gewest gelegen, onder hunne heerschappij brengen zouden, gelijk Babylonië, Syrië, Cappadocië, Klein-Azië en Griekenland. Van gelijke hebben zij gedaan in de andere gedeelten der wereld. Dit is het wat Dan. 7:5, wordt te kennen gegeven door de drie ribben, die de beer in zijn muil had tussen zijne tanden. Zie de aantekening aldaar.
 
18)geen dieren
Dat is, geen koninkrijken of volken.
 
19)uit zijn hand verloste;
Dat is, uit zijn geweld.
 
20)hij deed naar zijn welgevallen,
De zin is: Het ging den Perzen naar hun wens. Versta dit niet alleen van den koning Cyrus gesproken te zijn, maar ook van zijne opvolgers. De koning van Perzië is in die tijden geweest de grootste en machtigste koning op aarde.
 
21)hij maakte zich groot.
Of, hij deed grote dingen. Zie de aantekening Ps. 35:26. Alzo onder Dan. 8:8. Versta hetgeen in Dan. 8:4 en elders van den voorspoed en grote overwinningen der Perzen gesproken wordt alzo, dat zij nochtans ook dikwijls neerlagen gehad hebben, als inzonderheid Xerxes in Griekenland en elders, maar evenwel hebben hunne vijanden eindelijk den nek onder hen moeten buigen.
 
22)een geitenbok
Hebreeuws, een bok der geiten; dat is, een jonge bok. Hierdoor wordt beduid het rijk der Grieken of Macedoniërs, onder Dan. 8:21, welker generaal was Alexander de Grote, die nog maar een en twintig jaren oud was toen hij Darius den koning der Perzen heeft aangetast; het rijk van Macedonië was ook nergens naar in grootheid, sterkte en vermogen, met het Perzische rijk te vergelijken.
 
23)van het westen
Dat is, uit Griekenland, liggende westwaarts van Azië.
 
24)over den gansen aardbodem,
Dat is, hij nam gans Azië in, alsook dat ganse land waar Daniël was, toen hij dit gezicht had. Aldus plegen de heilige schrijvers te spreken van het land waarin zij zijn, of in hetwelk geschiedt hetgeen zij verhalen. Alzo Mark. 15:33, en elders.
 
25)roerde de aarde niet aan;
Dat is, hij kwam met zijn leger zo snellijk aan, alsof hij gevlogen had, alsof hij de aarde met zijne voeten niet had aangeroerd. Hij heeft in zes jaren tijds onder zijne heerschappij gebracht, Illyrië, Tracië, geheel Griekenland, de Perzen, Meden, Babyloniërs, Egyptenaars, Tyriërs en vele andere volken, te lang hier te verhalen.
 
26)een aanzienlijken hoorn
Hebreeuws, een hoorn des gezichts; dat is een grote hoorn, die licht te zien was. Dit was Alexander de Grote, die der Grieken veldoverste was. Hij wordt Dan. 8:8 genoemd een grote hoorn. Hij heeft zo grote victoriën bevochten, als ooit een koning gedaan heeft. Hij is het, die eerst de monarchie der Grieken gesticht heeft.
 
27)tussen zijn ogen.
Niet boven op het hoofd, gelijk andere bokken, maar tussen zijne ogen, gelijk de eenhoorn, om meerder geweld te kunnen doen en om te gewisser te kunnen treffen waar hij op mikte.
 
28)die de twee hoornen had,
Hebreeuws, den heer der twee horens. Zie de aantekening Gen. 14:13.
 
29)hij liep op hem aan
Hij liep op hem aan, of tegen, of tot hem aan. De zin is, dat Alexander de Grote de Perzen en Meden dapperlijk den krijg heeft aangedaan, en hen zo aangetast heeft dat hij hun ganse rijk en macht benomen heeft.
 
30)in de grimmigheid zijner kracht.
De toorn is de wetsteen der kracht.
 
31)ik zag hem,
Hier laat de Heere zijnen profeet zien de victoriën van Alexander den Grote, die bijna geheel het Oosten onder zijn gebied gebracht heeft, nadat hij Darius overwonnen had.
 
32)nakende aan den ram,
Dat is, tot dicht aan den ram. Het rijk van Darius was wijd van Macedonië gelegen, en het had veel sterke voorschansen en vele steden, die onwinbaar schenen te zijn. Zodat het scheen onmogelijk te wezen, dat de bok aan den ram zou kunnen komen, die met zulke sterkten en vastigheden omsingeld was.
 
33)hij verbitterde zich tegen hem,
Versta dit van de moedige aanslagen van Alexander den Grote.
 
34)stiet den ram,
Hebreeuws, sloeg. Hij heeft Darius in twee grote veldslagen overwonnen, nadat eerst de macht der Perzen wel dapper in Klein-Azië verzwakt was.
 
35)hij brak zijn beide hoornen;
Dat is, hij benam den Perzen en Meden al hunne macht.
 
36)in den ram was geen kracht,
Darius heeft wel een machtig leger op de been gebracht, zijne soldaten blinkende van goud, zilver en kostelijk gesteente, maar dit alles was maar een sierlijke pronk en pracht, geen bestendige macht om geweld te doen.
 
37)hij wierp hem ter aarde,
Darius is van zijn eigen volk omgebracht, maar Alexander heeft al de heerlijkheid en koninklijke waardigheid der Perzen als onder zijne voeten vertreden.
 
38)hand verloste.
Dat is, macht, geweld.
 
39)de geitenbok
Het rijk der Grieken, onder het beleid van Alexander, is, door de overwinning der Perzische monarchie, groot en machtig geworden.
 
40)toen hij sterk geworden was,
Of, zo haast als hij sterk geworden was, of toen hij op het sterkste was, hebbende geheel het Oosten onder zijne heerschappij gebracht.
 
41)brak die grote hoorn,
Of, werd die grote hoorn [het rijk van Alexander den Grote beduidende] gebroken, Dan. 8:22. Hij is gestorven aan een hete koorts, of door dronkenschap, of, zo anderen schrijven, vergeven zijnde, in het 32e of 33e jaar van zijn leven, nadat hij omtrent zeven jaren lang als monarch geregeerd had. Doch met hem heeft zijn monarchie geen einde genomen, maar zij is in vieren verdeeld geworden onder zijne veldoversten, hetwelk door de vier aanzienlijke horens wordt te kennen gegeven. Zie onder Dan. 8:22.
 
42)naar de vier winden des hemels.
Dat is, tegen de vier gewesten der wereld, te weten Macedonië tegen het westen, Klein-Azië tegen het noorden, Syrië tegen het oosten, Egypte tegen het zuiden. Zijnde deze koninkrijken elk met hunne aanhangselen, afdelingen van de monarchie van Alexander den Grote.
 
43)uit een van die
Te weten uit Seleucus Nicanor, den koning in Syrië.
 
44)een kleine hoorn,
Te weten Antiochus Epifanes, vanwege zijne wreedheid genoemd Epimanes, dat is, de dolle. Zie van dezen breder boven Dan. 7:8. Hij wordt Dan. 11:21, genoemd de verachte, omdat hij de jongste onder zijne broeders was, en er geen waarschijnlijkheid was, dat hij immermeer tot het rijk zou komen, want zijn oudste broeder leefde nog, en die had zonen. Doch Antiochus Epifanes te Rome in gijzeling gehouden zijnde, en aldaar vernomen hebbende zijns broeders dood, is hij heimelijk van Rome ontkomen, en hij heeft zijns broeders zonen verdreven, en zelfs het rijk van Syrië ingenomen.
 
45)tegen het zuiden, en tegen het oosten,
Hij overwon Ptolomeus, den koning van Egypte, in het zuiden, en den koning van Armenië in het oosten, en een deel van Perzië; 1 Mach. 3:31, en ook het Joodse land.
 
46)het sierlijke land.
Aldus wordt het Joodse land genoemd. Zie 2 Sam. 1:19; Ps. 48:3, en Jer. 3:19; Ezech. 20:6,15; Dan. 11:16. Anderen houden het Hebreeuwse woord Zebi in den tekst, betekenende sieraad, heerlijkheid, gelijk Ezech. 20:6, en Dan. 11:16. Het Joodse land wordt genoemd het heerlijke land, of het land des sieraads, niet zozeer vanwege de voortreffelijkheid en schoonheid der landouw, als ten aanzien van de onwaardeerlijke heerlijkheid van de kerk Gods in het Joodse land.
 
47)tot aan het heir des hemels;
Of, tegen des hemels heir; dat is, hij kwam zo wijd, dat hij zelfs het volk Gods aantastte, hetwelk hier genoemd wordt het heir des hemels, omdat de namen der kinderen Gods in den hemel geschreven staan. Luk. 10:20, en hun burgerschap in den hemel is, Filipp. 3:20. Onder Dan. 8:24 wordt Gods kerk [hetwelk toen de Joden waren] genoemd het volk der heiligen, of het heilige volk, en Dan. 8:7,18, de heiligen der hoogten.
 
48)en hij wierp er sommigen van dat heir,
Ter aarde werpen, is hier te zeggen, doden.
 
49)van de sterren,
Dat is, van degenen, die onder de regenten, zo in den kerkelijken als maatschappelijken stand uitmuntten, en in hunne bedieningen in getrouwheid als de sterren aan den hemel uitgemunt hebben.
 
50)vertrad ze.
Alsof hij zeide: Het zal hem niet genoeg zijn, dat hij die schoonschijnende sterren zal doden, maar hij zal hen nog daarenboven vertreden als het slijk der straten.
 
51)hij maakte zich groot
Of, het vergrootte zich. Anders: het wilde zich verheffen.
 
52)tot aan
Of, tegen, en alzo Dan. 8:12.
 
53)den Vorst diens heirs,
Dat is, tegen God den Heere die genoemd werd een vorst der vorsten, Dan. 8:25, en die het Hoofd zijner heilige kerk is.
 
54)van Denzelven
Van dienzelven, te weten hoorn, dat is, door Antiochus Epifanes, werd het offer weggenomen, alzo dat het volk Gods werd verboden te offeren. Zie 1 Mach. 1:1:47.
 
55)het gedurig offer,
Zie Exod. 29:38, enz.; Num. 28:3, en door het offer kan hier verstaan worden de ganse Godsdienst.
 
56)de woning Zijns heiligdoms
Hier wordt voorzegd dat Antiochus den tempel zou beroven, verbreken en verbranden, als willende God den Heere beroven van de enige plaats in de ganse wereld, die Hij had uitverkoren tot zijn uiterlijken godsdienst.
 
57)het heir
Dat is velen van Gods volk werden rechtvaardig overgegeven in den afval, alzo dat zij den gansen godsdienst verzaakten en tot de heidense afgoderij vervielen, door aandrijving van Antiochus. Zie 1 Mach. 1:12, enz., en 1 Mach. 2:15. Anders: En het heir werd [hem] overgegeven om der overtreding wil tegen het gedurig offer. Het heir, [te weten het heir des Heeren, of des hemels, gelijk Dan. 8:10, hem,] te weten Antiochus, om de overtreding begaan tegen den godsdienst. Anders: het heir werd hem gegeven tegen het dagelijks offer [dat is, tegen den godsdienst], om der verderving wil; dat is, een heirkracht werd hem gegeven om Gods wraak uit te voeren aan de overtreders van den godsdienst.
 
58)hij wierp
Te weten hoorn, of [hij] te weten Antiochus.
 
59)de waarheid ter aarde;
Dat is, de ware godsdienst en goddelijke leer der wet.
 
60)deed het,
Aldus voorzegt de profeet dat Antiochus Epifanes of Epimanes zijn boze gedachten en goddeloze voornemens, naar zijn welgevallen, een tijdlang zou uitrichten. Zie Josef. lib. 10; Antiq. Judaic. cap. 14.
 
61)een heilige spreken;
Te weten een heiligen engel, die van dit gezicht met een anderen engel sprak tot onderwijzing van Daniël; want de engelen wensen in te zien de verborgenheden Gods, 1 Petr. 1:12.
 
62)de heilige zeide
Diezelfde engel.
 
63)tot den onbenoemde,
Te weten tot den Heere Christus, den Zoon Gods, die aldaar in de gedaante van een man verscheen; anderen: tot dengene, die verborgen dingen vertellen kan, Joh. 1:18; anderen: tot den wonderbaarlijken teller, en die duiden dit ook op Christus, die alles weet. Anderen houden het Hebreeuwse woord Palmoni in den tekst, hetwelk naar hunne mening ene verkorting is van deze twee woorden Peloni Almoni, waarvan zie de aantekening Ruth 4:1; 1 Sam. 21:4, en 2 Kon. 6:2.
 
64)dat gezicht
Dat is, hetgeen door dit gezicht beduid wordt.
 
65)van het gedurig offer
Of, van het gedurige offer; dat is, aangaande het gedurige offer.
 
66)en van den verwoestenden afval zijn,
Anders: veroorzakende verwoestenden afval, of, en de verwoestende overtreding; want het was om der zonden wil dat Antiochus, de verwoester, over het land kwam. Of, hoe lang zal de overtreding verwoesten?
 
67)dat zo het heiligdom als het heir
De zin is: Hoe lang zal de godsdienst en alle godzaligheid aldus vertreden worden onder dezen wreden tiran Antiochus? Want heir betekent hier Gods volk, gelijk boven Dan. 8:10, en Dan. 11:12, en heiligdom [Hebreeuws, heiligheid] den tempel, en alzo Dan. 8:14.
 
68)hij zeide
Niet de vragende engel, maar de ongenoemde, te weten Christus, waarvan Dan. 8:13 gesproken is.
 
69)tot mij:
Niet tot den engel die daar vraagde, want hij vraagde niet zozeer om zijnentwil, als om Daniëls en der kerk wil. Zie 1 Petr. 1:12.
 
70)Tot twee duizend en driehonderd
Dat zijn, zes jaren, drie maanden en achttien dagen, want in het lopende jaar 143 van het rijk der Seleuciden, is de verwoesting of afval van den waren godsdienst begonnen, 1 Mach. 1:21, en in het jaar 149 als Antiochus stierf, [1 Mach. 6:16] is zij opgehouden. Anderen rekenen deze jaren aldus: In het jaar 142 den zesden dag van de zesde maand, toen de hogepriester Onias [anders Menelaus genoemd] zijn dienst Antiochus aanbood [Josef. Antiq.lib. 12, cap. 6], toen begon de verwoesting, en in het 148ste jaar, den vijf en twintigsten dag van de negende maand, reinigde Judad Maechabeus den tempel, 1 Mach. 4:52. Dit zijn juist zes jaren, drie maanden en achttien dagen.
 
71)avonden en morgens;
Dat is, dagen, want uit avond en morgen bestaat de gewone dag.
 
72)gerechtvaardigd worden.
Dat is, van God voor rechtvaardig verklaard en gehouden worden; dat is, erkend en aangenomen voor zijn huis, hetwelk Hij tevoren door zijn rechtvaardig oordeel had verstoten en laten ontheiligen; of zal gerechtvaardigd worden; dat is, zal van het onrecht en afgodisch misbruik bevrijd en in zijn wettelijk en rechtmatig gebruik hersteld worden.
 
73)zag, ik Daniël,
Of, gezien had.
 
74)zo zocht ik het verstaan
Het was Daniël niet geheel onbekend, maar hij verstond nog niet genoegzaam waartoe dit hem en de ganse gemeente der gelovigen dienstig was.
No Link found
 
75)voor mij
Voor mij, of over mij, of als tegenover mij, gelijk Gen. 2:18.
 
76)als de gedaante eens mans.
Sommigen verstaan dit van den engel Gabriël, die in het volgende bevel ontvangt van den Heere Christus. Anderen menen dat het de Heere Christus zelf geweest is, die zich in de gedaante van een man geopenbaard en den engel Gabriël bevel gegeven heeft.
 
77)tussen Ulai
Of, te Ulai, of in het midden van Ulai; dat is, tussen de beide oevers der rivier Ulai.
 
78)eens mensen stem,
Of, een menselijke stem. Dit was de stem van Christus, die over den engel te gebieden had.
 
79)Gabriel!
Gabriël is de naam van een heiligen engel, en wordt van sommigen uitgelegd: een man Gods; van anderen, de kracht van den sterken God. Zie ook onder Dan. 9:21, en Luk. 1:26.
 
80)hij kwam nevens waar ik stond;
Te weten de engel Gabriël.
 
81)ik viel op mijn aangezicht.
Zie de aantekening Ezech. 1:28.
No Link found
 
82)gij mensenkind!
Alleen worden Daniël en Ezechiël [zijnde in goddelijke gezichten] aldus genoemd. Zie Ezech. 2:1. Anders: gij zoon van Adam.
 
83)zijn tot den tijd van het einde.
Dat is, zal vervuld worden te dien tijde, als de Messias, [die in de laatste dagen is geopenbaard geworden, 1 Petr. 1:20,] en het einde der wet, Rom. 10:4, zullen gekomen zijn. Of, gelijk sommigen: Dit gezicht heeft nog een verder verstand dan enkel op Antiochus Epifanes, waardoor ook wordt gemeend nog een andere grote vijand van Gods kerk aan het einde der wereld. Anders: zal zijn ter bepaalder, of precieser, of precieselijk bestemden tijd; waarvan de zin zou zijn, dit is geen ijdele bespiegeling, maar het gezicht zal zijne kracht hebben en ten tijde van God bestemd voltrokken worden.
 
84)toen roerde hij mij aan,
Te weten om mij te wekken en te versterken. Vergelijk 1 Kon. 19:5,7. Anders: zo naderde hij tot mij, of, zo kwam hij tot mij.
 
85)en hij stelde mij op mijn standplaats.
Of, hij richtte mij op, dat ik stond.
 
86)hij zeide:
Te weten de engel Gabriël.
 
87)dezer gramschap;
Dat is, der ellende en des jammers, welke God over de Joden gebracht heeft, of brengen zal, door hunne zonden tot toorn verwekt zijnde.
 
88)ter bestemder tijd zal het einde zijn.
Dat is, de volvoering zal geschieden ter bestemder tijd. Anders: ter bestemder tijd zal [de straf] een einde nemen.
 
89)met de twee hoornen,
Hebreeuws, de heer der twee horens. Zie Gen. 14:13.
 
90)zijn de koningen der Meden en der Perzen.
Of, de koningen der Perzen en Meden zijn de ram, dat is, zij worden betekend of afgebeeld door dien ram, gelijk boven Dan. 2:38, alzo ook Dan. 8:21. De zin is: Het zal geschieden, dat het gehele koninkrijk der Babyloniërs van de Meden en Perzen zal ingenomen worden.
 
91)harige bok nu,
Of, ruigen, ruw van huis, Gen. 27:11. Dat is, die vreeslijke, of schrikkelijke bok.
 
92)is de koning van Griekenland;
Dat is, betekent het koninkrijk van Javan, dat is van Griekenland, versta daaronder ook Macedonië. Zie Gen. 10:2.
 
93)de eerste koning.
Te weten Alexander de Grote, en versta dit alzo, dat hij de eerste koning der Grieken zou zijn, die de Perzen en Meden met krijg overwinnen zou. Hieruit besluiten sommigen dat het derde koninkrijk, boven Dan. 2: en Dan. 7, niet kan geduid worden alleen op de regering van Alexander den Grote, maar ook op zijne opvolgers, de Lagiden en de Seleuciden. Hierop kan de verstandige lezer letten.
 
94)vier aan zijn plaats stonden,
Te weten horens, dat is koninkrijken, welke waren Egypte, Syrië, Macedonië, Klein-Azië.
 
95)toen hij verbroken was;
Dat is, als Alexander de Grote zal gestorven zijn. Zie boven Dan. 8:8.
 
96)uit dat volk ontstaan,
Te weten uit de Grieken. Dat is niet te verstaan van het geslacht of de kinderen van Alexander en Hercules, mitsgaders hunne moeders en zijn ganse geslacht, omgekomen; en zijn koninkrijk is verscheurd, en vier koningen van andere stammen hebben zijne rijken onder zich gedeeld.
 
97)niet met zijn kracht.
Dat is, niet zo machtig als Alexander de Grote, met wien zij niet zijn te vergelijken.
 
98)op het laatste huns koninkrijks,
Hebreeuws, in den voortgang, of in het gevolg van hun koninkrijk. Zie boven Dan. 2:28. Te weten als hun koninkrijk zal beginnen af te nemen door de groeiende en dagelijks aanwassende hoge macht der Romeinen. Anderen verstaan hier door het laatste van hun koninkrijk, hunne heerschappij over de Joden in het Joodse land, want hunne regering in Syrië heeft nog lang geduurd. Maar Antiochus Epifanes is de laatste geweest, die over Judea geheerst heeft.
 
99)op het hoogste gebracht zullen hebben,
Dat is, de maat hunner zonden zullen volbracht hebben, dat is, als vele Joden van den waren godsdienst zullen afgeweken zijn, waarvan te lezen is 1 Mach. 1:12, enz., en 1 Mach. 2:15. Hebreeuws, als het de afvalligen volkomen zullen gemaakt hebben. Van deze afvalligen zie boven Dan. 8:12.
 
100)een koning
Versta dit van Antiochus Epifanes, die het rijk met list heeft ingenomen. Zie onder Dan. 11:21.
 
101)opstaan,
Dat is, regeren.
No Link found
 
102)stijf van aangezicht,
Zie de aantekening Deut. 28:50.
 
103)raadselen verstaande;
Zie de aantekening Ps. 78:2. Antiochus Epifanes is geweest een man zonder schaamte of eer, durvende doen wat hem in den zin kwam, een loze boef, haast duistere dingen kunnende vatten en kunnende zelfs verborgen bedriegerij zeer behendiglijk bedenken.
 
104)zijn kracht zal sterk worden,
Te weten Antiochus Epifanes.
 
105)niet door zijn kracht;
Maar door toelating van God, willende de zonden van zijn volk door hem, als een roede, tehuis zoeken. Zie boven Dan. 8:12. Anderen verstaan dit alzo, dat hij het doen zou niet door kracht, maar door arglistigheid, bedrog, verraderij en moorderij. Zie Dan. 8:25. Hij heeft, gelijk sommigen schrijven, de ombrenging van zijn vader en ook van zijn eigen broers in een oproer weten te bestellen, en hij heeft het rijk van zijn broeder Seleucus afhandig gemaakt en voor zichzelven genomen. Hoe hij door hulp en bedrog der Joodse hogepriesters en den afval veler Joden het Joodse land overheerd heeft, zie het eerste boek der Machabeën en Josefus.
 
106)wonderlijk verderven,
Hebreeuws, hij zal wonderheden verderven. Antiochus Epifanes heeft allerwege groot verderf gedaan, maar inzonderheid in het Joodse land en aan den tempel te Jeruzalem. Zie 1 Mach. 1:22.
 
107)zal geluk hebben,
Te weten in het uitrichten zijner boze aanslagen.
 
108)sterken,
Sommigen verstaan hier door de sterkte de Egyptenaars. Zie 1 Mach. 1:20. Maar anderen verstaan hierdoor de godvruchtigen onder de Joden, die Dan. 8:10 genoemd zijn, des hemels heir; anderen, niet alleen de Egyptenaars, of Joden, maar ook naburige natiën, die hij bekrijgen zou.
 
109)het heilige volk verderven:
Dat is, de Joden. Zie 1 Mach. 1:25. Hebreeuws, het volk der heiligheid.
 
110)door zijn
Of, na, of, vermits, of boven.
 
111)kloekheid
Het Hebreeuwse woord betekent verstand, of verstandigheid, vernuft, naarstigheid, gauwigheid en kloekbeleid.
 
112)zo zal hij de bedriegerij
Dat is, door zijne arglistigheid zal hij er velen bedriegen, te weten die van Azië, Syrië en Egypte, die hij met geschenken en gaven heeft aan de hand gekregen en gehouden.
 
113)doen gedijen
Of, gelukken.
 
114)in zijn hand;
Of, onder zijne hand.
 
115)verheffen;
Hebreeuws, grootmaken. De zin is: Nadat hij vele grote zaken gelukkig en naar zijnen wens zal hebben uitgericht, zo zal zijn hart derhalve zich verhovaardigen.
 
116)in stille rust
Dat is, terwijl de mensen zonder enig achterdenken van kwaad zullen zijn, en menen dat alle dingen stil en wel zijn, zo zal hij daarop loeren en hij zal er velen onvoorziens overvallen. Anders: door gerustigheid, dat is, makende bedriegelijken vrede, om dezen en dien alzo te bedriegen. Zie 1 Mach. 1:31.
 
117)tegen den Vorst der vorsten,
Dat is, tegen den God Israëls. Zie boven Dan. 8:11.
 
118)zonder hand verbroken worden.
Maar door een verschrikkelijke krankheid, komende van God den Heere. Zie 1 Mach. 6:8, enz., en 2 Mach. 9:5, enz.
 
119)Het gezicht nu van avond en morgen,
Zie boven Dan. 8:14.
 
120)sluit dit gezicht toe,
Dat is, verberg het, verzegel het, houd het geheim, te weten, dat het niet ruchtbaar worde onder de ongelovigen en vijanden van Gods kerk; zulke honden en zwijnen zouden daardoor meer verbitterd en razender gemaakt worden. Vergelijk Jes. 8:16; Openb. 10:4. Maar het wordt Daniël niet verboden den godzaligen Joden dit te openbaren tot hun troost, gelijk Dan. 12:4. Doch alles met overleg.
 
121)daar zijn nog vele dagen
Te weten eer deze profetie vervuld zal worden. Daar zijn over de drie honderd jaren verlopen van den dood van Belsazar, of het begin van de monarchie der Perzen over Babel [toen Daniël dit profeteerde] tot den dood van Antiochus Epifanes.
No Link found
 
122)toe.
Tot hiertoe is verklaard het eerste deel van Dan. 8, namelijk, de profetie van het rijk der Perzen en Meden, van Alexander den Grote en dergenen, die hem in het rijk gevolgd zijn.
 
123)zwak,
Of, ik werd krank gemaakt, enz.
 
124)was enige dagen krank;
Te weten van schrik en verbaasdheid.
 
125)werk;
Dat is, ik bediende het ambt, hetwelk mij de koning had opgelegd. Zie boven de aantekening Dan. 8:2.
 
126)over dit gezicht;
Of, vanwege dit gezicht, hetwelk Daniël zo verschrikt had, dat het uit zijn zin niet kon gaan.
 
127)niemand merkte het.
De zin is: Al was ik hierover zozeer ontsteld, nochtans bedwong ik mij zo, dat niemand uit mijn gelaat mijne verslagenheid of verbaasdheid kon merken; of, dat niemand merkte waarvan ik krank geworden was, of dat ik zulk een gezicht gehad had, achtervolgens het bevel, hetwelk God hem gegeven had, Dan. 8:26.