1 2 3 4 5


1Petrus, een apostel van Jezus Christus,1) aan de vreemdelingen,2) verstrooid in Pontus,3) Galatie, Kappadocie, Azie en Bithynie,4)
2Den uitverkorenen5) naar de voorkennis6) van God den Vader, in de heiligmaking7) des Geestes, tot gehoorzaamheid8) en besprenging des9) bloeds van Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd.10)
3Geloofd zij11) de God en Vader12) van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren,13) tot een levende hoop,14) door de opstanding15) van Jezus Christus uit de doden.
4Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke, en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen16) bewaard is voor u,
5Die in de kracht Gods17) bewaard wordt door18) het geloof tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te19) worden in den laatsten tijd.20)
6In welke gij u21) verheugt, nu een weinig tijds (zo het nodig is)22) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen;23)
7Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker24) is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde25) te zijn tot lof, en eer,26) en heerlijkheid, in de openbaring27) van Jezus Christus;
8Denwelken gij niet gezien hebt,28) en nochtans liefhebt, in Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een29) onuitsprekelijke en30) heerlijke vreugde;31)
9Verkrijgende het einde uws32) geloofs, namelijk de zaligheid der zielen.33)
10Van welke zaligheid34) ondervraagd en35) onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade,36) aan u geschied;
11Onderzoekende, op welke of hoedanigen tijd37) de Geest van38) Christus, Die in hen was, beduidde en te voren getuigde, het lijden, dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna39) volgende.
12Denwelken geopenbaard is, dat zij niet zichzelven,40) maar ons bedienden deze dingen, die u nu aangediend zijn bij degenen, die u het Evangelie verkondigd hebben door den Heilige Geest, Die van den hemel41) gezonden is; in welke dingen42) de engelen43) begerig zijn in te zien.
13Daarom opschortende44) de lenden uws verstands, en nuchteren zijnde,45) hoopt volkomenlijk op46) de genade, die u toegebracht wordt47) in de openbaring48) van Jezus Christus.
14Als gehoorzame kinderen,49) wordt niet gelijkvormig aan50) de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren;51)
15Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gijzelven heilig in al uw wandel;
16Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig.
17En indien gij tot een Vader aanroept Dengene, Die zonder53) aanneming des persoons54) oordeelt naar eens iegelijks werk, zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning;55)
18Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen56) overgeleverd is;
19Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam;
20Dewelke wel voorgekend is57) geweest voor de grondlegging der wereld, maar geopenbaard is58) in deze laatste tijden om uwentwil,59)
21Die door Hem gelooft60) in God, Welke Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat uw geloof en hoop op God zijn zou.
22Hebbende dan uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid61) der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief62) uit een rein hart;63)
23Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk,64) maar uit onvergankelijk zaad,65) door het levende66) en eeuwig blijvende Woord van God.
24Want alle vlees67) is als gras,68) en alle heerlijkheid69) des mensen is als een bloem70) van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen;
25Maar het Woord71) des Heeren blijft in der72) eeuwigheid; en dit is het Woord,73) dat onder u verkondigd is.