1)blijve.
Dat is, volharde, gelijk gij daarin wel begonnen hebt. Zie Hebr. 6:10.
 
2)in het lichaam
Namelijk zo kwalijk gehandeld, of kwalijk gesteld als dezen. Of als die ook zelf zijt in het lichaam; dat is, in dit lichamelijke leven, dat veel verdrukkingen onderworpen is. Anderen verstaan het van het lichaam van Christus, dat is, van Zijn gemeente, in dezen zin, als die ook in het lichaam zijn; dat is, leden van hetzelfde lichaam. Zie 1 Cor. 12:25,26.
 
3)onder allen,
Grieks in allen; dat is, in alle dingen of onder alle personen. Want op beide wijzen kan het genomen worden: in alle dingen; namelijk die de huwelijke staat naar Gods instelling medebrengt en vereist; of onder alle personen; namelijk van welken staat en roeping zij ook zijn, mits dat zij zulks wettelijk en in den Heere doen; Lev. 18; 1 Cor. 7:39. Anderen zetten het over: Het huwelijk zij eerlijk; alzo dat de apostel hier den gehuwden een regel zou stellen, waarnaar zij zich hebben te gedragen. Doch het woord maat, hetwelk volgt, duidt deze verklaring niet. De apostel stelt dan hier deze vermaning tegen het misbruik van vele mensen, die zich in hoererij of door echtscheiding in overspel verliepen, om de lasten en ongemakken van het huwelijk te ontgaan; en ook tegen sommige valse leraars, die ten tijde der apostelen, en, ook daarna den huwelijken staat als oneerlijk en bevlekt verwierpen, van wie de apostel ook Timotheus vermaant; 1 Tim. 4:3.
 
4)Uw wandel zij zonder geldgierigheid;
Of uwe zeden; dat is, uw verkering en handel onder de mensen.
 
5)met het tegenwoordige;
Namelijk dat u de Heere door uwen arbeid en in uw beroep verleent, zonder door onbehoorlijke wegen, of te grote bekommering, naar meerder rijkdom te trachten. Zie Matth. 6:31, enz.; 1 Tim. 6:6.
 
6)Hij heeft gezegd:
Namelijk God tot Jozua, Joz. 1:5, en derhalve in Zijn persoon tot alle gelovigen.
 
7)durven zeggen:
Namelijk met David door het geloof; Ps. 118:6.
 
8)voorgangeren,
Of leidslieden, gelijk Hebr. 13:17. Hij spreekt inzonderheid van de apostelen en andere getrouwe leraars, die hun leer met hun bloed hadden verzegeld, zonder op enige wereldse vergelding te letten, maar alleen op de eeuwige en hemelse hebben gezien, gelijk de volgende woorden uitwijzen. Hij wil dan dat zij altijd hunner voorgangers leer, standvastigheid in het geloof en geduld in het lijden gedenken, maar niet dat zij die enige godsdienstige eer zouden aandoen.
 
9)gisteren en heden
Dat is, gelijk Hij hun helper is geweest in alle zwarigheden, en gelijk zij op Hem hun vertrouwen hebben gesteld, en gelijk hun leer Christus Jezus alleen voor het vaste fundament der zaligheid heeft gehouden; alzo is Hij ook dezelfde altijd geweest en is nog dezelfde, en zal het in eeuwigheid blijven; als zijnde eenzelfde God en eenzelfde middelaar, zo wel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Zie 1 Cor. 3:11; Ef. 2:20; Openb. 1:8, en Openb. 22:13.
 
10)Wordt niet omgevoerd
Dat is, zo wordt dan niet. Want het is een besluit uit de vermaningen der twee voorgaande verzen, Hebr. 13:7,8, getrokken.
 
11)door genade,
Dat is, door de zaak zelve, die door de ceremoniën van het Oude Testament was betekend, en niet door deze ceremoniëele schaduwen, waarvan hij een soort verhaalt, namelijk het onderscheid der spijzen, de andere daaronder verstaande. Zie dergelijke betekenis van het woord genade, Joh. 1:17; Hand. 15:10,11.
 
12)geen nuttigheid bekomen hebben,
Namelijk voor de ziel, en in zichzelf aangezien. Want het koninkrijk der hemelen is noch spijs noch drank, maar rechtvaardigheid en vrede en vreugde door den Heiligen Geest; Rom. 14:17.
 
13)een altaar,
Hierdoor wordt geen stenen of uitwendig altaar verstaan, want dan moest de apostel zeggen dat wij vele altaren hebben, of moeten hebben, namelijk in alle tempels of hoeken van de tempels; maar hij spreekt van een geestelijk altaar, namelijk Christus Jezus zelf, die door den eeuwigen Geest zich zelven onstraffelijk heeft opgeofferd, Hebr. 9:14. Gelijk dan Christus' vlees de offerande is, alzo is Christus ook de hogepriester en het altaar zelf, die deze offerande heeft geheiligd, gelijk het altaar de offerande placht te heiligen, naar de getuigenis van Christus, Matth. 23:19. En wordt ook Christus ons altaar genoemd, omdat wij op Hem onze gebeden en dankzegging Gode moeten opofferen. Zie Openb. 6:9, en Openb. 8:3.
 
14)te eten,
Dat is, waaraan geen macht hebben, om geestelijke gemeenschap te hebben, gelijk Paulus verklaard 1 Cor. 10:16.
 
15)die den tabernakel dienen.
Dat is, die aan de ceremoniën van het Oude Testament nog gemeenschap willen hebben, om een deel van hun zaligheid daarin te zoeken. Zie Gal. 5:2.
 
16)voor de zonde gedragen werd
Dat is, tot een offer voor de zonde.
 
17)in het heiligdom
Dat is, in het heilige der heiligen, op den verzoendag, welke was de tiende dag van de zevende maand; Lev. 23:27.
 
18)derzelver lichamen
Namelijk der geslachte dieren.
 
19)werden verbrand
Namelijk door Gods bevel, waarvan zie Lev. 16:27.
 
20)buiten de legerplaats.
Namelijk der Israëlieten in de woestijn; waaruit de apostel, als uit een voorbeeld, besluit, dat de gelovigen, die gemeenschap hebben aan het bloed van Jezus Christus en Zijn verdiensten, geen gemeenschap moeten hebben in hun uiterlijken godsdienst met dat vleselijk Israël of Jeruzalem, nadat onze hogepriester zijn offerande daar buiten heeft volbracht, en met zijn bloed in het ware heilige der heiligen is ingegaan.
 
21)Daarom heeft ook Jezus,
Dat is het tweede besluit van den apostel, uit het voorgaande voorbeeld van het verbranden der lichamen van de dieren buiten de legerplaats, namelijk dat Christus buiten de poort der stad Jeruzalem, waarin al de ceremoniën van het Oude Testament gepleegd werden, het vuur van den toorn Gods moest lijden, om ons met God te verzoenen.
 
22)het volk zou heiligen,
Dat is, het geestelijke Israël, de kinderen der belofte, die de engel het volk van Christus noemt, Matth. 1:21, en Christus Zijne schapen, Joh. 10:15,16, en die, die de Vader Hem gegeven heeft; Joh. 17:9, enz.
 
23)tot Hem
Namelijk alleen.
 
24)uitgaan
Namelijk door een waarachtig geloof, zonder ons aan enige andere ceremoniën meer te binden.
 
25)buiten de legerplaats,
Namelijk in welke al de ceremoniën der Israëlieten en priesters werden bediend en gebruikt.
 
26)Zijn smaadheid dragende.
Dit wordt om twee redenen daarbij gevoegd; eerst, omdat buiten de legerplaats, gelijk ook daarna buiten de stad Jeruzalem, de plaats was, waar men de misdadigers als het gezelschap der mensen voortaan onwaardig, placht uit te brengen om gedood te worden, gelijk te zien is Lev. 24:14; Joz. 7:24; Hand. 7:58, enz. Daarna ook, omdat de Joden voor een grote smaadheid hielden geen gemeenschap te hebben aan de ceremoniën der wet. Zie Hand. 10:14,15,28, en Gal. 2:12,13. Paulus vermaant hen dan dat zij, niettegenstaande alle versmading en vervolging der Joden en ook der wereld over deze zaak, tot Christus alleen en Zijn offerande hun toevlucht zullen nemen, en daarbij standvastig blijven.
 
27)geen blijvende stad,
Dat is, geen vaste stad die vaste fondamenten heeft; of waar wij werk van moeten maken om lang te blijven en ons heil te zoeken.
 
28)zoeken de toekomende.
Dat is, die vaste fondamenten heeft en eeuwig is in den hemel. Zie hiervoor Hebr. 11:10,16.
 
29)door Hem altijd
Namelijk Jezus Christus; dat is, steunende door het geloof op Hem, op Zijn verdienste en voorbidding. Zie 1 Petr. 2:5, en 1 Joh. 2:1.
 
30)vrucht der lippen,
Dat is, niet gelijk de Israëlieten uit de eerstelingen of vruchten der aarde, maar de vrucht onzer lippen, welke Hosea, Hos. 14:3, noemt de kalven der lippen; dat is, dankzegging voor de verworvene weldaden.
 
31)belijden.
Dat is, loven en danken, gelijk Matth. 11:25; Rom. 14:11.
 
32)zodanige offeranden
Namelijk der dankbaarheid. Want Christus is alleen de offerande onzer verzoening met God, gelijk de apostel meermalen heeft betuigd. Zie hiervoor Hebr. 9:25,26,27,28, en Hebr. 10:14,18.
 
33)heeft God een welbehagen.
Namelijk in Christus Jezus, gelijk hierna Hebr. 13:21 wordt uitgedrukt. Gelijk dan de gehoorzaamheid van een kind, al verdient het niets bij zijn vader en van een onderdaan aan zijn overheid, toch aangenaam is, zo is onze weldadigheid ook Gode in Christus behagelijk en aangenaam, al kunnen wij daarover van geen verdienste voor Hem roemen. Zie Luk. 17:10; Rom. 11:35.
 
34)voorgangeren
Dat is, herders en leraars, gelijk tevoren Hebr. 13:7. Waarmede niet alleen de waardigheid van het ambt der leraars, maar ook hun schuldige plicht wordt uigedrukt, gelijk ook in de volgende woorden, dat zij waken voor hunne zielen; dat is, voor de zaligheid van hun zielen. Zie Ezech. 3:18.
 
35)gehoorzaam,
Namelijk in alles wat zij u uit Gods woordn en volgens Gods woord gebieden, gelijk Ezech. 3:2, wordt uitgedrukt. Anders beveelt ook Christus Zijn discipelen, dat zij zich zullen wachten voor den zuurdesem, dat is, kwade leringen der Farizeën, Matth. 16:6,12.
 
36)rekenschap geven zullen;
Namelijk zo iemand door hun nalatigheid of kwade voorbeelden verloren gaat. Zie Ezech. 3:18; 1 Tim. 4:16.
 
37)al zuchtende;
Namelijk over de ondankbaarheid of halsstarrigheid des volks.
 
38)een goede conscientie hebben,
Namelijk in al ons doen en leren, inzonderheid wat aangaat het verwerpen der ceremoniën, waarvan hij kort tevoren had gesproken, en waartoe de Joden kwalijk konden komen. Zie dergelijke Hand. 23:1; 1 Cor. 4:4, en 2 Cor. 1:12.
No Link found
 
39)in alles willen
Of onder allen; gelijk Hebr. 13:4.
 
40)eerlijk wandelen.
Dat is, oprechtelijk, naar Gods wil en bevel, gelijk 2 Cor. 1:12 wordt verklaard.
 
41)wedergegeven worden.
Namelijk gelijk de apostel niet alleen hier, maar ook elders deze zijn hoop van verlost te zullen worden uit de banden betuigt. Zie Filipp. 2:24; Filem.:22.
 
42)De God nu des vredes,
Met dit gebed besluit de apostel naar zijn gewoonte den brief, en noemt God een God des vredes, gelijk Rom. 15:33, en Rom. 16:20; 2 Cor. 13:11; ten aanzien van het Evangelie des vredes, waardoor ons vrede met God en de mensen wordt verkondigd en inderdaad medegedeeld. Zie Luk. 2:14; Rom. 5:1; Ef. 2:14,15.
 
43)grote Herder der schapen,
Namelijk Jezus Christus, gelijk volgt, dien de apostel zo noemt, niet alleen omdat Hij op een bijzondere wijze Zijn schapen heeft verlost, maar ook omdat Hij is een herder van alle herders. Zie Joh. 10:11, enz.; 1 Petr. 5:4.
 
44)door het bloed
Dat is, waardoor het nieuwe en dies ook eeuwig blijvende Testament is bevestigd, Hebr. 9:12. En kunnen deze woorden in het bloed, of door het bloed gevoegd worden, òf bij de woorden groten herder der schapen, alzo dat Hij daarom een groot een goed herder is, omdat Hij Zijn schapen door Zijn bloed in eeuwigheid heeft verzoend; òf ook bij de woorden uit de doden heeft wedergebracht; omdat Hij door Zijn bloed het eeuwige Testament bevestigd hebbende, naar de voorzegging der profeten, van den dood niet langer kon gehouden worden, gelijk Petrus getuigt Hand. 2:24, enz.
 
45)des eeuwigen testaments,
Dat is, dat nimmermeer veranderd wordt, gelijk het eerste veranderd is; en dienvolgens van een eeuwigdurende kracht is.
 
46)volmake u in alle goed werk,
Of bereide u, make u bekwaam in alle goede werken; dat is, volbrenge in u hetgeen daar nog zou ontbreken, gelijk het Griekse woord eigenlijk beduidt.
 
47)werkende in u,
Grieks makende in u; namelijk door Zijnen Heiligen Geest. Zie Filipp. 2:13.
 
48)Denwelken zij de heerlijkheid
Namelijk Christus Jezus. Deze lof wordt niemand dan den waren en eeuwigen God in Gods Woord immer gegeven.
 
49)in alle eeuwigheid.
Grieks in eeuwigheden eeuwigheden.
 
50)verdraagt het woord dezer vermaning;
De apostel spreekt hier zo, om te verzachten de scherpheid van sommige vermaningen, die in dezen brief voorkomen, voornamelijk Hebr. 6 en Hebr. 10.
 
51)in het kort geschreven.
Dit wordt gezegd, niet ten opzichte van andere brieven, maar ten opzichte van de overvloedigheid en zwaarheid der stof, die de apostel hier in het kort verhandelt.
 
52)Timotheus losgelaten is,
Hieruit schijnt, dat Timotheus ergens in Azië gevangen is geweest, gelijk enigen ook besluiten uit 1 Tim. 6:12, hoewel Lukas in de handelingen der apostelen daarvan geen gewag maakt, dewijl hij in zijn geschiedenissen niet verder gaat dan tot de gevangenschap binnen Rome.
 
53)ik u zal zien.
Hieruit besluiten enigen dat Paulus van zijn gevangenschap vrij was, toen hij deze brief schreef, gelijk zulks ook van velen genomen wordt uit 2 Tim. 4:17,18, en vele oude leraars schrijven, dat hij na zijn eerste loslating te Rome nog een reis in Syrië en andere plaatsen heeft gedaan. Doch deze woorden kunnen ook verstaan worden van de goede hoop, die hij toen van zijn loslating had, waarvan in Hebr. 13:19 hiervoor is gesproken.
 
54)voorgangeren,
Dat is, herders en leraars, gelijk hiervoor Hebr. 13:7,17.
 
55)de heiligen.
Dat is, gelovige christenen, gelijk alom in de titels van de brieven van Paulus te zien is.
 
56)van Italie zijn.
Dat is, niet alleen van Rome, maar ook degenen, die uit geheel Italië hem in zijn gevangenschap dikwijls bezochten. Zie Hand. 28:30,31.
 
57)De genade zij met u allen.
Namelijk Jezus Christus; gelijk de apostel in andere brieven daarbij doet.