1)Nathan tot David.
Den profeet, gelijk boven, 2 Sam. 7:2.
 
2)Er waren twee mannen in een stad,
Door middel van deze gelijkenis en hare verklaring heeft het den genadigen God beliefd zijn knecht David vooreerst daartoe te brengen, dat hij tegen zichzelven onwetend het vonnis zou uitspreken, en voorst door de krachtige werking des Heiligen Geestes uit den slaap zijner zonden ontwaken, derzelver gruwelijkheid behartigen, en een oprecht berouw bekomen en bewijzen, gelijk geschied is.
 
3)viervoudig wedergeven,
Naar de wet, Exod. 22:1.
 
4)zijt die man!
Dat is, gij zijt dien man gelijk, hebbende zoveel te grover en gruwelijker feit bedreven, als het meerder is iemand zijn enige echte vrouw te ontnemen, dan een enig lam, en nog daarenboven den onschuldigen man te doden.
 
5)heren huis gegeven,
Sauls. Hebreeuws, Uwer heren; in het getal van velen, hetwelk voor het getal van enen in de Heilige Schrift pleegt gebruikt te worden. Zie Gen. 39:2. Sommigen behouden, in de overzetting het getal van velen, aldus: uwer heren; dat is, dergenen, die meerder en machtiger waren dan gij, en alzo in de volgende woorden; verstaande dat het huwelijk tussen David en Saul vrouwen [vanwege de zwagerschap] ongeoorloofd is geweest. Sommigen verstaan door de vrouwen van Saul niet zijn huisvrouwen, maar andere staatsvrouwen.
 
6)vrouwen
Niet dat God de veelheid der vrouwen voor goed heeft gekend, maar in het Oude Testament verdragen zonder straf.
 
7)schoot,
Zie Gen. 16:5; Deut. 13:6. Anderen verstaan, in uw schoot; dat is, in uw macht; alzo nochtans dat hij haar tegen Gods wet niet mocht misbruiken. Vergelijk 1 Sam. 24:11.
 
8)huis van Israël en Juda gegeven;
Dat is, het koninkrijk van mijn ganse volk.
 
9)indien het weinig is,
Of, indien [u dit te] weinig [mocht hebben toegeschenen] ik zou u daarenboven alzulks en alzulks daartoe hebben gedaan. Hebreeuws, als, of, na die en na die dingen. God wil zeggen, dat Hij, die hem zoveel goeds gedaan had, machtig was hem wijders van alles naar zijns harten wens te verzorgen, indien hem iets mocht ontbreken. Zulks dat hij gans geen reden had zijn zo goedigen God alzo te vertoornen, en zijn boze lusten met zulke schandelijke middelen te voldoen.
 
10)woord des HEEREN veracht,
Het zesde, zevende en achtste gebod van de wet des Heeren.
 
11)verslagen,
Beschikkende door Joab dat hij van de Ammonieten is omgebracht, gelijk in het volgende wordt verklaard. Zie boven, 2 Sam. 11:14,15,16,17.
 
12)kinderen Ammons doodgeslagen.
Die onbesneden en vijanden van God en zijn volk waren.
 
13)eeuwigheid;
Dat is, een langen tijd, of uw levenlang; gelijk 1 Sam. 1:22. Zie ook Deut. 15:17.
 
14)uit uw huis,
Versta, door Davids eigen zonen, Amnon, Absalom en Adonia, gelijk in 2 Sam. 13: en 1 Kon. 1: verhaald wordt. Door deze boosheid heeft God met een heilig en onstraffelijk oordeel David, om zijner zonden wil, scherpelijk getuchtigd en gekastijd. Zie 2 Sam. 12:12.
 
15)voor uw ogen,
Dat is, bij uw leven, dat gij het met verdriet en hartzeer zult moeten horen en geloven, alsof gij het met uw ogen hadt gezien, zowel als gans Israël. Zie onder, 2 Sam. 16:22.
 
16)naaste geven;
Namelijk, Absalom.
 
17)ogen dezer zon.
Dat is, bij lichten, hellen dag, bij den zonneschijn; alzo wordt van zulke schepselen dikwijls gesproken alsof zij gehoor, gezicht en verstand hadden. Zie Deut. 32:1.
 
18)deze zaak doen voor gans Israël, en voor de zon.
Die in 2 Sam. 12:11 verhaald is, te weten, dat God Davids vrouwen zou nemen, en die Absalom geven enz. Is dan God een auteur van Absaloms gruwelijke zonden? Dat zij verre. Nochtans zegt Hij hier uitdrukkelijk dat Hij deze zaak doen zal, enz. Heeft Hij dan Absalom deze boosheid en zonde niet ingestort? Geenszins. Maar Hij heeft Absaloms en Achitofels en des duivels moedwillige boosheid, [die zij van zichzelven hadden] door zijn heilige voorzienigheid alzo geregeerd, dat zij die tot Davids verdriet hebben aangewend en gebruikt; hetwelk den duivel, Absalom en Achitofel [die hun hart en boze lusten gezocht hebben te volbrengen] zo weinig verschoont, als Gods raad van zijn welbeminden Zoon tot onze zaligheid in den dood over te leveren, den verrader Judas, de Joden en Pilatus heeft kunnen verschonen. Het werk van Absalom enz. is boos en duivels, maar Gods werk is heilig en goed; want Hij heeft door boze instrumenten zijn knecht David tot zijn eer en Davids best willen kastijden. Absaloms en Achitofels boosheid ontdekken en tot eer zijner rechtvaardigheid straffen. Van zulke exempelen van Gods voorzienigheid en regering over het kwaad is de Heilige Schrift overal vol. En dit heeft David zeer wel geweten en bekend, en deshalve zich voor God hartelijk verootmoedigd. Zie Gen. 45:5.
 
19)Ik heb gezondigd tegen den HEERE!
Zie de verklaring van deze bekentenis in Ps. 51.
 
20)weggenomen,
Hebreeuws eigenlijk, doen overgaan, doorgaan, voorbijgaan; dat is, vergeven, kwijtgescholden. Alzo onder, 2 Sam. 24:10; Job 7:21. Vergelijk 1 Kron. 21:8; Spreuk. 19:11; Amos 7:8; Micha 7:18, en Zach. 3:4.
 
21)sterven.
Dat is, Ik zal u om deze zonde met den dood noch tijdelijk noch eeuwiglijk straffen, hoewel gij het volgens uw eigen vonnis, 2 Sam. 12:5, en mijn rechtvaardigheid wel verdiend hadt.
 
22)grotelijks
Hebreeuws, lasterende hebt doen lasteren. Vooreerst, den Ammonieten, die, Uria en anderen van uw knechten doodgeslagen hebbende, hun goden, naar de wijze der heidenen, hebben geroemd, en den God Israëls, als onmachtig, gelasterd, en ten tweede, in het algemeen alle omliggende vijanden, die kwalijk van God en zijn volk spreken, dat zij van zulk een koning veel meer werk maken, die zo lelijke stukken bedrijft aan zijn goede onderzaten. Of, gij hebt hun oorzaak gegeven om lasterlijk te spreken, wanneer zij dit zullen vernemen. Vergelijk Rom. 2:24, en elders.
 
23)den dood sterven.
Hebreeuws, stervende sterven.
 
24)van Uria David gebaard had,
Dat is, die Uria's huisvrouw geweest was. Vergelijk boven, 2 Sam. 2:2.
 
25)zocht God
Dat is hier te zeggen, hij bad God vuriglijk om des kinds gezondheid. Zie 2 Kron. 20:3,4; Ps. 27:8, en Ps. 34:5, en Ps. 77:3; Jes. 26:16, en Jes. 31:1; Jer. 50:4, enz.
 
26)ging in,
In zijn binnenkamer, of kabinet.
 
27)lag den nacht over op de aarde.
Hebreeuws, hij vernachtte en lag op de aarde.
 
28)oudsten van zijn huis
Dat is, zijn voornaamste officieren of hovelingen, die in het volgende zijn knechten genoemd worden.
 
29)brood met hen.
Zie boven, 2 Sam. 3:35, en elders dikwijls.
 
30)kwaad doen.
Dat is, dit mocht hem nog meer kwellen en bedroeven dan tevoren.
 
31)mompelden;
Binnensmonds en zachtjes, stillekens met elkander spraken, opdat het David niet mocht horen.
 
32)wies en zalfde zich,
Zie Ruth 3:3.
 
33)huis des HEEREN,
Versta, de tent, die David voor de ark had doen maken. Zie boven, 2 Sam. 6:17.
 
34)brood voor,
Gelijk boven, 2 Sam. 12:17, en in 2 Sam. 12:22.
 
35)zeide:
Te weten, bij mijzelven, dat is, ik dacht.
 
36)wederhalen?
Te weten, in het leven.
 
37)hem gaan,
Te weten, tot het kind, naar het lichaam in het graf, naar de ziel in den hemel.
 
38)wederkomen.
In dit leven.
 
39)Salomo;
Hebreeuws, Schelomoh. Dezen naam heeft David hem gegeven naar Gods bevel. Zie 1 Kron. 22:9.
 
40)En zond heen
Te weten, de HEERE. Anders, hij [David] zond [hem] onder de hand van den profeet Nathan [dat is, om van Nathan geleerd en geregeerd te worden in des Heeren vreze], die zijn naam noemde Jedid-Jah.
 
41)hand van den profeet Nathan,
Dat is, door den dienst.
 
42)Jedid-jah,
Dat is, beminde des Heeren. Hebreeuws, Jedijde-Jah.
 
43)om des HEEREN wil.
Dat is, omdat de Heere hem liefhad, gelijk 2 Sam. 12:24 gezegd is, en omdat hij een voorbeeld zou zijn van den Heere Christus, die de welbeminde Zoon Gods, de stichter van Gods huis en de rechte koning des vredes is. Zie boven 2 Sam. 7:13, enz. 1 Kron. 22:9,10; Ps. 45; Hooglied doorgaans; Jes. 9:5, enz.; Matth. 3:17; Luk. 1:32,33; Hebr. 3:6.
 
44)Joab nu krijgde
Hier wordt nu vervolgd de historie, die begonnen is boven, 2 Sam. 11.
 
45)koninklijke stad in.
Hebreeuws, de stad des koninkrijks. Waardoor men verstaan kan dat deel der stad, waar het koninklijke hof in was, dat aan het water gelegen of met wateren omsingeld mag geweest zijn. Zie 2 Sam. 12:27.
 
46)zeide:
Dat is, liet hem zeggen.
 
47)waterstad ingenomen.
Zie 2 Sam. 12:26.
 
48)over haar uitgeroepen worde.
Of, daarover genoemd worde; dat is, opdat gij de eer daarvan moogt hebben, en niet ik, die de eer zou hebben indien men zeide: Joab heeft Rabba gewonnen.
 
49)dat volk,
Het overige volk, gelijk in 2 Sam. 12:28 gezegd is.
 
50)gewicht was
Anders, prijs, of, waardij.
 
51)talent gouds,
Zie Exod. 25:39. Een burgerlijk talent gouds zou bedragen twee en zestig pond en een half, het pond van twaalf onsen, hetwelk is zes en veertig ponden [elk pond van zestien onsen] en veertien onsen.
 
52)volk nu,
Versta, zoveel van hen, als tot voorbeeldige straf nodig was. Onder, 2 Sam. 17:27, wordt verhaald van enen Sobi, die sommigen menen dat de zoon des konings van Rabba was, en niet alleen in het leven behouden, maar ook van David in zijns broeders Hanums plaats koning gemaakt is.
 
53)legde het
Deze harde straffen, in de oosterse landen [zo men meent] gebruikelijk, heeft David den Ammonieten aangedaan, omdat zij zijn vriendelijke intentie en daad zo bitterlijk misduid, en zijn gezanten, tegen alle volkenrecht, zo schandelijk behandeld hadden; zie boven, 2 Sam. 10:2,3,4, en daarenboven gruwelijke afgodendienaars, lasteraars en vijanden van God en zijn volk waren, die zonder twijfel zulke soorten van doden het volk Gods tirannelijk hadden aangedaan. Vergelijk boven 2 Sam. 8:2; Amos 1:3, en Hebr. 11:37, en zie van de getakte dorswagens Deut. 25:4.
 
54)zagen,
Dat is, hij liet hen doorzagen, met ijzeren getakte dorswagens [gelijk koren] verpletteren, met bijlen doorhouwen en in tichelovens verbranden.
 
55)ticheloven doorgaan;
Anders, door den oven van Malchen, [dat is, Moloch] welken afgod zij hun kinderen gewoon waren te offeren, latende die passeren door het vuur. Zie 2 Kon. 16:3, en 2 Kon. 23:10; idem Lev. 18:21, en Lev. 20:2, enz.