|
---|
1 | Het woord, dat de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeen, door den dienst van den profeet Jeremia.1)
|
2 | Verkondigt onder de heidenen, en doet horen, en werpt een banier op,2) laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen,3) Bel is beschaamd,4) Merodach is verpletterd,5) haar6) afgoden zijn beschaamd,7) haar drekgoden zijn verpletterd!8)
|
3 | Want een volk komt tegen haar op van het noorden;9) dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe10) zijn zij weggezworven,11) doorgegaan!
|
4 | In dezelve dagen en ter zelver tijd, spreekt de HEERE, zullen de kinderen Israels komen,12) zij en de kinderen van Juda te zamen; wandelende en wenende zullen zij henengaan,13) en den HEERE, hun God, zoeken.
|
5 | Zij zullen naar Sion vragen; op den weg herwaarts zullen hun aangezichten zijn;14) zij zullen komen15) en den HEERE toegevoegd worden, met een eeuwig verbond,16) dat niet zal worden vergeten.
|
6 | Mijn volk waren verloren schapen, hun herders17) hadden hen verleid, zij hadden hen gevoerd naar de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten hun legering.18)
|
7 | Allen, die hen vonden, aten hen op,19) en hun wederpartijders zeiden: Wij zullen geen schuld hebben; daarom dat zij gezondigd hebben tegen den HEERE, in de woning der gerechtigheid,20) ja,21) tegen den HEERE, de Verwachting hunner vaderen.
|
8 | Vliedt weg uit het midden van Babel, en gaat uit der Chaldeen land; en weest als de bokken22) voor de kudde henen.23)
|
9 | Want ziet, Ik zal een verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten;24) van daar zal zij ingenomen worden; hun pijlen25) zullen zijn als eens kloeken helds,26) geen zal ledig wederkeren.27)
|
10 | En Chaldea zal ten roof zijn; allen, die het beroven, zullen verzadigd worden,28) spreekt de HEERE.
|
11 | Omdat gij u verblijd hebt, omdat gij van vreugde hebt opgesprongen, gij plunderaars29) Mijner erfenis!30) omdat gij geil geworden zijt31) als een grazige vaars, en hebt gebriest als de sterke paarden;32)
|
12 | Zo is uw moeder zeer beschaamd;33) die u gebaard heeft, is schaamrood geworden; ziet, zij is geworden de achterste der heidenen,34) een woestijn, dorheid en wildernis.
|
13 | Vanwege de verbolgenheid des HEEREN zal zij niet bewoond worden, maar zij zal geheel een verwoesting worden; al wie aan Babel voorbijgaat, zal zich ontzetten, en fluiten over al haar plagen.35)
|
14 | Rust u tegen Babel rondom, gij allen, die den boog spant!36) schiet in haar,37) en spaart de pijlen niet;38) want zij heeft tegen den HEERE gezondigd.
|
15 | Juicht over haar rondom, zij heeft haar hand gegeven;39) haar fondamenten zijn gevallen, haar muren zijn afgebroken; want dat is des HEEREN wraak, wreekt u aan haar, doet haar,40) gelijk als zij gedaan heeft!
|
16 | Roeit uit van Babel den zaaier,41) en dien, die de sikkel handelt42) in den oogsttijd; laat hen vanwege43) het verdrukkende zwaard,44) zich keren, een iegelijk tot zijn volk, en vlieden, een iegelijk naar zijn land.
|
17 | Israel is een verbijsterd lam, dat de leeuwen verjaagd hebben; de eerste, die hem heeft opgegeten,45) was de koning van Assur,46) en deze de laatste, Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft hem de beenderen verbrijzeld.47)
|
18 | Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal bezoeking doen48) over den koning van Babel en over zijn land, gelijk als Ik bezoeking gedaan heb over den koning van Assur.
|
19 | En Ik zal Israel weder tot zijn woning brengen,49) en hij zal weiden op den Karmel50) en op den Basan;51) en zijn ziel zal op het gebergte van Efraim en Gilead verzadigd worden.
|
20 | In die dagen en te dier tijd, spreekt de HEERE, zal Israels ongerechtigheid gezocht worden,52) maar zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda, maar zullen niet gevonden worden; want Ik zal ze dengenen vergeven, die Ik zal doen overblijven.53)
|
21 | Tegen het land Merathaim,55)54) trek tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod;56) verwoest en verban achter hen,57) spreekt de HEERE, en doe naar alles, wat Ik u geboden heb.
|
22 | Er is een krijgsgeschrei in het land, en een grote breuk.58)
|
23 | Hoe is59) de hamer der ganse aarde60) zo afgehouwen en verbroken! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen.61)
|
24 | Ik heb u een strik gesteld,62) dies zijt gij ook gevangen, o Babel!63) dat gij het niet wist;64) gij zijt gevonden,65) en ook gegrepen, omdat gij u tegen den HEERE in strijd gemengd hebt.66)
|
25 | De HEERE heeft Zijn schatkamer opengedaan, en de instrumenten Zijner gramschap voortgebracht; want dat is een werk van den HEERE, den HEERE der heirscharen, in het land der Chaldeen.
|
26 | Komt aan tegen haar67) van het uiterste,68) opent haar schuren, vertreedt haar als korenhopen,69) en verbant ze;70) laat ze geen overblijfsel hebben.
|
27 | Doodt met het zwaard71) al haar varren,72) laat ze afgaan ter slachting;73) wee over hen, want hun dag is gekomen,74) de tijd hunner bezoeking!
|
28 | Er is een stem der gevluchten en ontkomenen75) uit het land van Babel, om in Sion te verkondigen de wraak des HEEREN, onzes Gods, de wraak Zijns tempels.76)
|
29 | Laat u horen tegen Babel, gij schutters!77) gij allen, die den boog spant!78) legert u tegen haar rondom, laat niemand van hen ontkomen;79) vergeldt haar naar haar werk, doet haar naar alles,80) wat zij gedaan heeft; want zij heeft trotselijk gehandeld tegen den HEERE, tegen den Heilige Israels.81)
|
30 | Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar straten, en al haar krijgslieden te dien dage uitgeroeid worden, spreekt de HEERE.
|
31 | Ziet, Ik wil aan u,82) gij trotse!83) spreekt de HEERE, de HEERE der heirscharen; want uw dag is gekomen,84) de tijd, dat Ik u bezoeken zal.
|
32 | Dan zal de trotse aanstoten en vallen, en er zal niemand zijn, die hem opricht; ja, Ik zal een vuur aansteken in zijn steden, dat zal alle plaatsen rondom hem verteren.
|
33 | Zo zegt de HEERE der heirscharen: De kinderen Israels en de kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt geweest; en allen, die hen gevangen hadden, hebben hen vast gehouden; zij hebben hen geweigerd los te laten.
|
34 | Maar hun Verlosser is sterk, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist zekerlijk twisten,85) opdat Hij het land in rust brenge,86) maar de inwoners van Babel beroere.
|
35 | Het zwaard zal zijn over de Chaldeen, spreekt de HEERE; en over de inwoners van Babel, en over haar vorsten, en over haar wijzen.
|
36 | Het zwaard zal zijn over de leugenaars,87) dat zij zot worden; het zwaard zal zijn over haar helden, dat zij versagen;
|
37 | Het zwaard zal zijn over zijn paarden en over zijn wagenen,88) en over den gansen gemengden hoop,89) die in het midden van hen is, dat zij tot wijven worden;90) het zwaard zal zijn over haar schatten, dat zij geplunderd worden.
|
38 | Droogte zal zijn over haar wateren,91) dat zij uitdrogen; want het is een land van gesneden beelden,92) en zij razen naar93) de schrikkelijke afgoden.94)
|
39 | Daarom zo zullen de wilde dieren der woestijnen95) met de wilde dieren der eilanden daarin wonen; ook zullen de jonge struisen daarin wonen;96) en men zal er geen verblijf meer hebben in eeuwigheid,97) en zij zal niet bewoond worden98) van geslacht tot geslacht.99)
|
40 | Gelijk God Sodom en Gomorra en haar naburen heeft omgekeerd,100) spreekt de HEERE, alzo zal niemand aldaar wonen,101) en geen mensenkind in haar verkeren.
|
41 | Ziet, daar komt een volk uit het noorden;102) en een grote natie, en geweldige koningen103) zullen van de zijden der aarde opgewekt worden.104)
|
42 | Boog en spies zullen zij voeren; wreed zijn zij, en zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust als een man ten oorlog,105) tegen u, o dochter van Babel!
|
43 | De koning van Babel heeft hunlieder gerucht gehoord, en zijn handen zijn slap geworden; benauwdheid heeft hem aangegrepen, weedom als van een barende vrouw.
|
44 | Ziet,106) gelijk een leeuw van de verheffing der Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik zal hen in een ogenblik daaruit doen lopen;107) en wie daartoe verkoren is, dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij gelijk, en wie zou Mij dagvaarden? En wie is de herder, die voor Mijn aangezicht bestaan zou?
|
45 | Daarom hoort den raadslag des HEEREN, dien Hij over Babel heeft beraadslaagd, en Zijn gedachten, die Hij gedacht heeft over het land der Chaldeen: Zo de geringsten van de kudde hen niet zullen nedertrekken! Zo hij de woning boven hen niet zal verwoesten!
|
46 | De aarde is bevende geworden van het geluid der inneming van Babel,108) en het gekrijt is gehoord onder de volken.
|
|
---|