1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Een onderwijzing1), een lied2) der liefde, voor den opperzangmeester3), onder de kinderen van Korach, op Schoschannim4).
2Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.
3Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen9); genade10) is uitgestort in Uw lippen; daarom11) heeft U God gezegend in eeuwigheid.
4Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid.
5En rijd13) voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het14) woord15) der waarheid en rechtvaardige16) zachtmoedigheid; en Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren.
6Uw pijlen18) zijn scherp; volken zullen onder U vallen; zij treffen19) in het hart van des Konings vijanden.
7Uw troon, o God20)! is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid21).
8Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom22) heeft U, o God! Uw God23) gezalfd met vreugdeolie24), boven Uw medegenoten25).
9Al Uw klederen zijn mirre26), en aloe, en kassie; uit de elpenbenen27) paleizen28), van waar zij U verblijden.
10Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke30) staatsdochteren; de Koningin31) staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir32).
11Hoor, o Dochter33)! en zie, en neig uw oor; en vergeet34) uw volk en uws vaders huis.
12Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid35); dewijl Hij uw Heere is, zo buig36) u voor Hem neder.
13En de dochter37) van Tyrus38), de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken39).
14Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig40); haar kleding is van gouden borduursel41).
15In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jonge dochteren, die achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden.
16Zij zullen geleid worden met alle42) blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings paleis.
17In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten44) zetten over de ganse aarde.
18Ik zal Uws Naams doen gedenken van elk45) geslacht tot geslacht; daarom zullen U de volken loven eeuwiglijk en altoos.