1) | in het |
|
Zie deze historie ook met enige verklaring 2 Kon. 11:4, enz. alwaar zij eerst beschreven is.
|
|
2) | zevende jaar |
|
Te weten, nadat Joas, de zoon des konings, van Josabath zijn moei was verstoken geweest, opdat hij van zijn grootmoeder Athalia niet vermoord zou worden. Want hij was zes jaren verborgen in den tempel, boven, 2 Kron. 22:12, het jaar daarna is dit geschied, in hetwelk Joas ook zeven jaren oud was; onder, 2 Kron. 24:1.
|
|
3) | de Levieten |
|
Merk dat tweeërlei personen vergaderd werden: I. de Levieten, die in den dienst der kerk waren; II. de hoofden der vaderen, dat is, der vaderlijke huisgezinnen. Versta, de voornaamsten en oudsten der gemeente.
|
|
4) | Israël, |
|
Dat is, van Juda en Benjamin, mitsgaders van de steden Israëls daaronder sorterende. Vergelijk 2 Kron. 23:2 met boven, 2 Kron. 15:17, en 2 Kron. 21:2, en de aantekening.
|
|
5) | hij zeide tot hen: |
|
Namelijk, de overpriester Jojada.
|
|
6) | der dorpelen zijn; |
|
Anders, Sippim. Houdende het voor den naam van een poort. Zie 2 Kon. 11:6.
|
|
7) | Fondamentpoort; |
|
De voornaamste poort des tempels, staande tegen het oosten, en genaamd de poort des Fondaments, omdat zij de onderste was, staande op des tempels grondvesting, aan het grootste en onderste voorhof. Zij wordt ook geheten de poort Sur, 2 Kon. 11:6, en de Hoge poort, 2 Kon. 15:35; idem, de Schone poort, Hand. 3:2.
|
|
8) | al het volk |
|
Versta, de andere Levieten, die alsdan de ordinaire wacht niet hadden, mitsgaders het gemene volk.
|
|
9) | voorhoven zijn |
|
Dat is, in het uiterste en grote voorhof, genaamd het voorhof des volks, omdat de gemeente daarin vergaderde; en wordt hier gesteld in het getal van velen om de verscheidene delen, die het had. Zo wordt ook de tempel heiligdommen genoemd, omdat hij bestond uit verscheidene delen; Lev. 26:31.
|
|
10) | het huis des HEEREN, |
|
Versta, het voorste deel van het huis des Heeren, genaamd het heilige; 1 Kon. 8:10.
|
|
11) | heilig; |
|
Hebreeuws, heiligheid; dat is, tot een heiligen dienst afgezonderd. Alzo Num. 16:5, en Ezra 8:28.
|
|
12) | de wacht |
|
Te weten, om degenen, die met geweld zouden willen inbreken, met geweld uit te houden. Of zal de wacht des Heeren waarnemen; dat is, het bevel des Heeren, blijvende in het voorhof zonder in het heilige te komen.
|
|
13) | Levieten |
|
Namelijk, die, welke op den sabbat uitgingen; dat is, die hun werkdienst geëindigd hadden; 2 Kon. 11:7.
|
|
14) | tot het huis inkomt, |
|
Dat is, in den tempel, tussen de ordeningen en gelederen der gestelde wacht; 2 Kon. 11:8.
|
|
15) | als hij inkomt |
|
Te weten, in den tempel, onder, 2 Kron. 23:11.
|
|
16) | uitgaat. |
|
Te weten, uit den tempel, onder, 2 Kron. 23:20.
|
|
17) | zij namen |
|
Namelijk, de oversten der honderden, van welken zie, boven, 2 Kron. 23:1, en vergelijk 2 Kon. 11:9.
|
|
18) | zijn mannen, |
|
Te weten, die hun uit de Levieten van den overpriester Jojada toebesteld waren.
|
|
19) | verdeling |
|
Zie van deze verdelingen 1 Kron. 23, 1 Kron. 24, 1 Kron. 25, 1 Kron. 26; uit deze mocht niemand scheiden, dan zijn afscheid en verlof hebbende; hetwelk Jojada nu den afgaanden niet heeft gegeven, opdat er dubbel wacht zou zijn om deze zaak uit te voeren.
|
|
20) | die van den koning |
|
Zie 2 Kon. 11:10.
|
|
21) | stelde |
|
Te weten, opdat niemand in het voorhof der priesters of in het heilige met geweld inbreken zou. Vergelijk hiermede boven het einde van 2 Kron. 23:6.
|
|
22) | geweer |
|
Het woord in het oorspronkelijke betekent eigenlijk zulk geweer, dat men uit de hand naar iemand werpt om hem daarmede te beschadigen.
|
|
23) | altaar, |
|
Versta, het brandofferaltaar, dat in het voorhof der priesters stond.
|
|
24) | huis, bij den koning |
|
Het heilige.
|
|
25) | voort, |
|
Te weten, uit zijn kamer, waarin hij nu zes jaren was verstoken geweest, boven, 2 Kron. 22:11.
|
| No Link found
|
|
26) | kroon op, |
|
Een hoofdsieraad der koningen; 2 Sam. 1:10; Ps. 89:40, en Ps. 132:18.
|
|
27) | getuigenis, |
|
Zie 2 Kon. 11:12.
|
|
28) | De koning leve! |
|
Vergelijk 1 Sam. 10:24; 1 Kon. 1:39.
|
|
29) | bij zijn pilaar, |
|
Alwaar het koninklijk gestoelte was; van hetwelk zie ook 2 Kon. 11:14, en boven, 2 Kron. 6:13.
|
|
30) | ingang; |
|
Te weten, van het binnenste voorhof, genoemd het voorhof der priesters, boven, 2 Kron. 4:9; idem het nieuwe voorhof, boven, 2 Kron. 20:5. Zie van hetzelfve breder 1 Kon. 6:36.
|
|
31) | oversten |
|
Namelijk, des Joodsen volks.
|
|
32) | de trompetten |
|
Dat is, de trompetters.
|
|
33) | blies |
|
Te weten, door de priesters, wien dat werk eigenlijk toekwam, gelijk dit blijkt uit de wet, Num. 10:8, en uit de exempelen; 1 Kron. 15:24, en boven, 2 Kron. 5:12, en 2 Kron. 7:6.
|
|
34) | waren er |
|
Of, [waren blijde] welk woord voorgaat en nu weder opnieuw kan ingepast worden.
|
|
35) | lofzingen zou; |
|
Namelijk, den Heere.
|
|
36) | de ordeningen, |
|
Zie 2 Kon. 11:8.
|
|
37) | zij legden |
|
Anders, zij maakten haar plaats. Of, zij bestelden aan haar zijdwacht. Of, zij gaven haar plaats; te weten, om uit den tempel te gaan.
|
|
38) | naar den ingang |
|
Zie 2 Kon. 11:16.
|
|
39) | hem en tussen |
|
Namelijk, den Heere; gelijk dit af te nemen is uit 2 Kon. 11:17, en hier uit het einde van 2 Kron. 23:16. Anders, tussen zich, of zichzelven, enz., verstaande dat Jojada, het volk en den koning tezamen zich verbonden hebben, dat zij den Heere tot een volk zouden zijn. Zie dergelijk Joz. 24:25.
|
| No Link found
|
|
40) | naar de instelling |
|
Hebreeuws, naar de handen Davids; dat is, gelijk David door de ingeving van Gods Geest ingesteld en der gemeente Gods overgegeven en nagelaten had. Alzo onder, 2 Kron. 29:27, en Ezra 3:10.
|
|
41) | machtigen, |
|
Of, heerlijke, aanzienlijke, voortreffelijke.
|
|
42) | der hoge poort |
|
Sommigen verstaan hierdoor, de eerste en voornaamste poort van het koninklijke huis, aan welke de trawanten des konings de wacht hielden, en die daarom de poort der trawanten genoemd wordt; 2 Kon. 11:19. In dezen zin moet deze poort onderscheiden worden van de poort des tempels, waarvan boven, 2 Kron. 23:5. Zie de aantekening aldaar.
|
|