1) | Zingt den HEERE |
|
Zie de aantekening bij Ps. 33:3.
|
|
2) | in de gemeente |
|
Dat is, Gods kerk, welke ene verzameling is der uitverkorenen.
|
|
3) | Zijner gunstgenoten. |
|
Dat is hier, en ook Ps. 149:5, en Ps. 149:9.
|
|
4) | in Dengene, |
|
Hebr. in zijne makers. Zie Gen. 12:1; en Gen. 20:13; Job 35:10; Pred. 12:1; Jes. 54:5. God heeft Israël niet alleen geschapen, maar ook tot zijn volk uitverkoren.
|
|
5) | over hun Koning. |
|
Of, vanwege hunnen Koning, te weten, Christus; gelijk Hoogl. 1:4; Matth. 21:5, wiens voorbeeld David geweest is.
|
|
6) | op de trommel en harp. |
|
Anders: in reien; gelijk Ps. 30:12, en Ps. 150:4; Jer. 31:4,13.
|
|
7) | versieren met heil. |
|
Dat is, hij maakt hen heerlijk, nadat Hij hen heeft gered en verhoogd. Ja, Hij zal hen brengen tot de genieting der eeuwige vreugde en zaligheid.
|
|
8) | die eer; dat |
|
Die God hun aandoet. Zie het voorgaande Ps. 149:4.
|
|
9) | op hunne legers. |
|
Op welke zij zacht liggen en rusten, dewijl God de Heere hen bewaart. Zie Ps. 3:6. De zin is: Zij zullen den Heere loven bij dag en bij nacht, zelfs als zij op hunne bedden liggen.
|
| No Link found
|
|
10) | wraak te doen |
|
Te weten, met woorden, gelijk Joh. 16:8, enz.
|
|
11) | bestraffingen |
|
Dit geschiedt met te prediken tegen de heidenen en de ongelovige afgoderij en goddeloosheid, gelijk Hand. 14:1, en Hand. 17:16,17,22, enz. Verg. dit met Jes. 41:15, en met 2 Cor. 10:4,5.
|
|
12) | te binden met |
|
Te weten, door strafpredikatiën en met inbinding hunner zonden, hen alzo brengende onder het juk en de onderdanigheid van het heilige Evangelie. Zie Jes. 45:14; Ps. 2:3; Mark. 6:20; Hand. 24:26; Openb. 21:24.
|
|
13) | het beschreven recht |
|
Dat is, om hen vrij te spreken van hunne afgoderij en andere zonden, indien zij zich oprecht bekeren. Maar indien zij zich oprecht bekeren. Maar indien zij in hunne goddeloosheid blijven steken, hun den dood en de eeuwige verdoemenis te verkondigen, naar inhoud van het woord Gods, in de boeken der heilige Schrift geopenbaard.
|
|