1)ik zag een ster, gevallen
Enigen verstaan door deze ster Mohammed met zijn aanhang, die omtrent het jaar 620 zijn ongoddelijke leer uit het Jodendom, Heidendom en Christendom bijeen geraapt heeft, en uit den put van den afgrond te voorschijn gebracht, en daarna door zijne Arabieren en Saracenen, gelijk gewapende sprinkhanen, door een groot deel der wereld, ten dele met bedrog, ten dele met geweld heeft voortgeplant, gelijk zulke heirlegers bij sprinkhanen worden vergeleken; Richt. 7:12, en Jes. 334; Joël 1:4, en Joël 2:4, enz., uit welke plaatsen deze beschrijving merendeels is genomen. Doch daar in dit boek door sterren alom opzieners en leraars der Kerk verstaan worden, gelijk verklaard wordt Openb. 1:20, zo wordt hier veel geschikter de bisschop van Rome met zijn aanhang verstaan, die zichzelf voor een algemeen bisschop onder de christenen omtrent dien zelfden tijd heeft opgeworpen, welke na den ondergang van het Romeinse rijk, in plaats van de geestelijke zorg alleen te betrachten, zich meer tot aardse en wereldse zorgen heeft begeven, en een nieuwe heerschappij opgericht en daarom gezegd wordt uit den hemel op de aarde gevallen te zijn.
 
2)de sleutel van den put
Dat is, de macht om den put of het diepste des afgronds, [dat is der hel, Luk. 8:31] te openen, waaruit deze dikke rook is opgegaan; welke macht door een rechtvaardig oordeel Gods over de ondankbaarheid der mensen hun is gegeven, gelijk hierna Openb. 9:4,5 ook wordt gesproken; en gelijk Paulus spreekt 2 Thess. 2:9,10,11.
 
3)rook opgegaan uit den put,
Dat is, valse en afgodische leer, die Paulus, 1 Tim. 4:1, noemt leringen der duivelen, bestaande in het verbod van het huwelijk en van het gebruik der spijzen, die God geschapen heeft om met dankzegging te genieten, als ook van afgoderij, beeldendienst, eigen verdiensten en voldoening en andere bijgelovigheden, gelijk hierna Openb. 9:20 wordt uitgedrukt.
 
4)en de zon en de lucht
Dat is, van Christus en Zijn leer, gelijk hiervoor Openb. 8:12, en elders meer.
 
5)dat zij het gras der aarde niet
Dat is, de ware gelovigen, die op den akker des Heeren groeien en groenen; Ps. 1:3, en Ps. 92:13. Dit wordt gezegd om te tonen, dat hier van geen eigenlijk genoemde sprinkhanen wordt gesproken, maar van geveinsde en schadelijke mensen, gelijk hun volgende beschrijving ook aantoont.
 
6)die het zegel Gods aan hun voorhoofden
Zie van dit zegel Gods hiervoor Openb. 7:3,4.
 
7)gepijnigd worden
Namelijk in hun geweten, door de onzekerheid hunner zaligheid, door onzekerheid van de genoegzaamheid hunner verdiensten, door vrees van vagevuur en dergelijke, daar degenen die door het zegel van Gods Geest getekend zijn, vrij van zijn, gelijk Paulus getuigt Rom. 5:1,2, en Rom. 8:1.
 
8)vijf maanden; en hun
Dat is, den tijd dat de sprinkhanen in het veld in hun kracht plegen te zijn, van het begin van de lente tot na den oogst, of den tijd van den gehelen zomer. Waarmede te kennen gegeven wordt, dat deze sprinkhanen niet terstond zullen geweerd worden of belet de mensen te kwellen, gelijk de sprinkhanen in de plaag van Egypte, Exod. 10:19; maar dat zij den gehelen tijd, dat zij in hun kracht zijn, en dien God gesteld heeft, zodanige eigenschap zullen behouden.
 
9)van een schorpioen,
Namelijk welker steek hoe langer hoe erger wordt, indien hij in het begin niet wordt gebeterd.
 
10)den dood zoeken, en zullen
Namelijk van benauwdheid huns gemoeds.
 
11)de gedaanten der sprinkhanen
Deze beschrijving toont dat hier niet dan van schadelijke mensen wordt gesproken, die altijd bereid staan om de ware christenen te vervolgen en een geestelijken krijg aan te doen, als paarden die tot krijgen bereid staan, die met hun geschoren kruinen als kronen op hun hoofden, hun heerschappij, die zij onder hun Oversten met drie kronen hebben, voor allen betuigen. Die met een schoon gelaat als mensen, die harten van velen innemen, en door hun lang haar als vrouwen haar wel zachtzinnigheid veinzen, maar de tanden als leeuwen tanden hebben, om door hun rechtbanken en andere scherpe en wrede vonnissen de christenen te kwetsen; die tegen alle wereldlijke macht hun gunsten en vrijheden, van hunnen koning verleend, als ijzeren borstwapenen stellen, en door het gedruis hunner vleugelen zich boven anderen verheffen, en geheel de wereld vrees aanjagen; die eindelijk met hun staarten, dat is, bijgelovige leringen de mensen, die het zegel Gods niet hebben, vele kwellingen aandoen, gelijk Openb. 9:5 is verklaard.
 
12)Abaddon, en in de Griekse
Abaddon in het Hebreeuws en Apollyon in het Grieks, betekent verderf en verderver, en komt overeen met den naam, dien de apostel Paulus den antichrist geeft; 2 Thess. 2:3,4,9, als hij hem noemt de mens der zonde, en de zoon des verderfs, de tegenstrijder, en die zich verheft boven al wat God genaamd wordt, wiens komst is na de werking des satans; waarvan zie de verklaring aldaar.
 
13)is weggegaan, ziet,
Namelijk ten aanzien van het gezicht, dat den apostel vertoond was. Want de zaak zelf is langen tijd daarna geschied, en zal eerst door de verschijning der komst van Jezus Christus geheel teniet gedaan worden, gelijk Paulus getuigt 2 Thess. 2:8.
 
14)uit de vier hoornen des
Dit ziet op het reukaltaar, dat vier hoornen had, en in het heilige voor het heilige der heiligen stond, op welk altaar de priesters alle dagen reukwerk offerden; maar op deze vier hoornen de hogepriester eens in het jaar; Exod. 30:10. Door welke hoornen de macht van Christus wordt verstaan, die hier het vonnis uitspreekt tot straf dergenen die Zijn Kerk tot nog toe hebben verdrukt. Zie hiervoor Openb. 6:9.
 
15)Ontbind de vier engelen,
Door deze vier engelen wordt meest door alle uitleggers verstaan de secte der Mohammedanen, die vooral in vier volken bestaan, die al de anderen onder zich hebben gebracht, namelijk de Arabieren, Saracenen, Tartaren en Turken, waarvan de Arabieren en Saracenen wel van het jaar 620 af veel geweld tegen de christenen, en inzonderheid tegen het Romeinse rijk in Oosten en Westen hebben gebruikt; maar zijn daarna wederom door de christenen tot over den Eufraat gedreven, totdat omtrent het jaar 1300, als het antichristendom op zijn hoogst was, en de rechtzinnige christenen het allermeest waren verdrukt, de Tartaren en de Turken uit de beide Armeniën, die tegen den Eufraat liggen, zijn doorgebroken, en geheel Azië en Afrika hebben overlopen en tenondergebracht, en het Griekse of het Oosterse rijk, waarvan Konstantinopel het hoofd was, teniet gedaan. In welke krijgen veel bloed vergoten is. En het schijnt dat door deze krijgen de koningen, die hun macht het beest hadden gegeven, zoveel werk hebben gekregen, dat de rechtzinnige leraars in verscheidene landen intussen nieuwe Kerken hebben opgericht, zonder dat zij door de vervolgingen van den antichrist hebben kunnen uitgeroeid worden, gelijk in Frankrijk, Engeland, Bohemen, Zwitserland en andere gewesten door Waldus, Wiclef, Johannes Hus, Hieronymus van Praag en meer anderen is geschied; waarvan in de volgende hoofdstukken breder zal geprofeteerd worden.
 
16)die gebonden zijn bij de grote rivier,
Namelijk door Gods voorzienigheid, totdat de mate der zonden van het christendom vervuld was, gelijk Openb. 9:20 zal betuigd worden; en dat dezen volken de vrije toom, om hun eergierigheid en roofgierigheid uit te voeren, door Gods rechtvaardig oordeel zal gegeven zijn; gelijk Jes. 10:5; Jer. 25:9.
 
17)het derde deel der mensen
Want er zijn door deze heirlegers menig honderdduizend christenen omgebracht, en vele anderen tot afval en daardoor tot den geestelijken dood gebracht, gelijk de geschiedenis van dien tijd en de ervaring getuigen.
 
18)der ruiterij was
Dit wordt uitgedrukt, omdat hun heirlegers meest uit ruiterij bestonden, die uitnemend groot waren, en de heirlegers der christenen verre te boven gingen, waardoor zij ook hun meeste overwinningen hebben verkregen, gelijk in Openb. 9:17 wordt uitgedrukt.
 
19)tweemaal tien duizenden der tien duizenden;
Dat is, een overgrote menigte; gelijk door deze wijze van spreken ook elders wordt verstaan. Zie Ps. 68:18; Dan. 7:10; en dat deze Turken en Tartaren met enige honderduizenden te velde plegen te komen, is uit de historiën genoeg bekend.
 
20)en ik hoorde hun getal.
Namelijk noemen in dit gezicht.
 
21)vurige, en hemelsblauwe,
Daar deze natiën zeer weinig ijzeren wapens dragen, zo verstaan enigen hierdoor hun verscheidene klederen, die zij uit dergelijke kleuren plegen te dragen; anderen hun wrede gemoederen, die zij tegen de christenen betonen, en hun schrikkelijke lasteringen, die zij tegen hen plegen uit te blazen.
 
22)hoofden van leeuwen,
Dat is, die sterk, snel en wreed zijn, en niet alleen met slaan, maar ook met bijten en scheuren plegen te woeden.
 
23)vuur, en rook, en sulfer.
Dit duiden sommigen op het geschut dat zij voeren, waarmede in het schieten vuur, rook zwavel uit hun monden schijnt voort te komen. Anderen verstaan hierdoor allerlei soorten van wreedheid, die zij door hun wapens bedrijven zouden.
 
24)in hun staarten; want hun
Dit duiden sommigen daarop, dat zij niet alleen van voren in het volgen, maar ook van achteren in het vluchten eertijds met hun bogen, en nu met hun geschut, weten te schieten en te beschadigen.
 
25)de slangen gelijk,
Welker vergift in het hoofd en in den staart ligt, die ook met deze beide meest plegen te beschadigen, gelijk er ook zodanige slangen worden gevonden, die hoofden hebben aan hare staarten, en Amphisbene genoemd worden.
 
26)door deze plagen, hebben zich
Namelijk die God vanwege de afgoderij en andere zonden hun had toegezonden, hetwelk de volgende woorden vereisen. Waaruit blijkt, dat deze afgoderij, die de christenen in Griekenland en geheel het Oosten hadden opgericht, en met hunne tweede synode van Nicea, en andere meer, hadden bevestigd, de oorzaak is geweest, dat God door Zijn rechtvaardig oordeel deze straf over hen heeft gezonden; aan welker voorbeeld nochtans de Kerken van het Westen zich niet hebben gespiegeld, maar zijn in deze afgoderij gebleven.
 
27)de werken hunner handen,
Dat is, beeldendienst, want niet de duivelen, maar de beelden zijn werken der mensenhanden.
 
28)aanbidden de duivelen;
Hier wordt niet gesproken van de afgoderij der heidenen; want de Mohammedanen hebben eigenlijk geen oorlog gevoerd tegen de heidenen, die door de christelijke keizers in het Oosten en Westen lang tevoren meest waren uitgeroeid, noch van de oorlogen der Mohammedanen onder elkander, want die hebben geen beelden, noch eren ze, maar ze hebben oorlog gevoerd tegen de christenen. Degenen ook die van hen niet gedood maar overig gebleven zijn door geheel Europa, zijn geen heidenen maar christenen van belijdenis geweest. En hier wordt dan, door het aanbidden der duivelen, niet gezien op hetgeen deze overigen beleden te doen, maar op hetgeen zij metterdaad deden, daar degenen die van den rechten godsdienst afwijken, en een versierden godsdienst, van God verboden, oprichten, daarmee niet God maar den duivel dienen, wat zij ook roemen, gelijk te zien is 2 Kron. 11:15; Amos 5:25,26; 1 Tim. 4:1, leringen der duivelen noemt, die zij wel voor goddelijke leringen houden, maar omdat zij tegen Gods instelling strijden, voor leringen en diensten des duivels moeten gehouden worden.
 
29)afgoden,
Of beelden.
 
30)die noch zien kunnen,
Dit is genomen uit Ps. 115, hetwelk de apostel op de antichristische beelden toepast, omdat zij niet meer kracht hebben dan de beelden der heidenen of Joden in dezen dele.
 
31)doodslagen, noch van
Hiervan zijn, benevens anderen, de martelaars, die zij zo menig duizend in vele eeuwen met vuur, zwaard, bast en anderszins hebben gedood, genoegzaam getuigen.
 
32)venijngevingen, noch
OF toverijen, gelijk dit woord beide betekent, en gelijk beide onder het rijk van den antichrist niet dan te veel in zwang is.
 
33)hoererij, noch van hun
Waarvan de openbare hoerenhuizen, die bij velen van hen openbaar toegelaten worden, en waar zij voordeel van trekken, en de ontuchtigheden der priesters, onder anderen een bewijs zijn.
 
34)dieverijen.
Onder welke de onttrekking der erfenissen van de recht erfgenamen tot hun kloosters, en het afkeren der goederen, de godsdienst toegeëigend, tot onderhoud van luie buiken en tot wereldse pracht onder velen, met recht gerekend mag worden.