1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Een psalm,1) een lied, op den2) sabbatdag.
2Het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste!
3Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid3) in de nachten;4)
4Op het tiensnarig instrument en op de luit, met een5) voorbedacht lied op de harp.
5Want Gij hebt mij verblijd, HEERE! met Uw daden, ik zal juichen over de werken Uwer handen.
6O HEERE! hoe groot zijn Uw werken! zeer diep6) zijn Uw gedachten.
7Een onvernuftig7) man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;
8Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden.
9Maar Gij9) zijt de Allerhoogste in eeuwigheid de HEERE!
10Want zie, Uw vijanden, o HEERE! want zie, Uw vijanden zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden.
11Maar Gij zult mijn hoorn verhogen10), gelijk eens eenhoorns;11) ik ben met12) verse olie13) overgoten.
12En mijn oog14) zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan.
13De rechtvaardige zal groeien als een palmboom;16) hij zal wassen als een cederboom op Libanon.
14Die in het huis17) des HEEREN geplant zijn, dien zal18) gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods.
15In den grijzen19) ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn,
16Om te verkondigen, dat de HEERE recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht.