1) | psalm, |
|
Zie Ps. 48:1.
|
|
2) | op den |
|
Of, voor den sabbat; dat is, gemaakt of beschreven om op den sabbatdag gezongen te worden.
|
|
3) | getrouwheid |
|
Of, waarheid.
|
|
4) | in de nachten. |
|
Dat is, alle nachten, of nacht op nacht, verstaande bij den nacht den late avond, die tegen den morgenstond wordt gesteld. Want naar Gods wet zijn in zijnen tabernakel of tempel gedaan geweest vroege en spade offeranden, met lofzangen en gebeden.
|
|
5) | met een |
|
Anders, op higgajon. Zie de aantekening bij Ps. 9:17.
|
|
6) | zeer diep |
|
Dat is, de redenen van uw heimelijken raad zijn verborgen en onbegrijpelijk voor ons verstand.
|
|
7) | onvernuftig |
|
Dat is, een die in Gods woord niet in onderwezen, noch van den Heiligen Geest verlicht. Zie Ps. 49:11.
|
|
8) | dit niet: |
|
Te weten, dat hier nu straks volgt, Ps. 92:8.
|
| No Link found
|
|
9) | Maar Gij |
|
Anders: maar Gij zijt hoog verheven, Gij zijt de HEERE in eeuwigheid. Zie Ps. 56:3.
|
|
10) | hoorn verhogen |
|
Van het woord hoorn zie de aantekening bij Deut. 33:17.
|
|
11) | eens eenhoorns; |
|
Zie Num. 23:22.
|
|
12) | ik ben met |
|
Dat is, ik ben opnieuw gesterkt geworden. Anders: als ik oud zal geworden zijn, [zult Gij mij zalven] met verse olie.
|
|
13) | verse olie |
|
Hebr. groene.
|
|
14) | mijn oog |
|
Zie dergelijke manier van spreken Ps. 22:18, en de aantekening aldaar.
|
|
15) | mijne oren |
|
Te weten, als God hen tot de welverdiende straf trekken en hun vergelden zal het kwaad, dat zij mij gedaan hebben. Zie Ps. 91:8.
|
| No Link found
|
|
16) | een palmboom, |
|
Deze boom wast hoog en rechtop, met schone groene takken. Ofschoon hij met gewicht of zwaarte nedergebogen wordt, zo groeit en bloeit hij evenwel; daarom is hij een teken of figuur van victory; Openb. 7:9. Verg. hiermede Ps. 52:10; Jer. 11:16.
|
|
17) | Die in het huis |
|
Dat is, die Christus door het ware geloof ingelijfd en ware ledemate zijner kerk zijn. Zie Rom. 6:5, en Rom. 11:17.
|
|
18) | dien zal |
|
Hebr. die zullen hen doen groeien; dat is, van den Heere zal hun gegeven worden dat zij groeien en hoe langer hoe meer in het goede toenemen in zijne gemeente, tot welke zij waarachtig behoren. Het is ene manier van spreken genomen van de bloemen en kruiden, die men zorgvuldig plant en koestert. Zie Ps. 1:3, en Ps. 52:10.
|
|
19) | den grijzen |
|
Te weten, als natuurlijk de krachten afnemen en verminderen; Ps. 71:9; Hebr. 11:11,12. Hebr. in de grijsheid.
|
|