1) | vrolijk, |
|
Hier spreekt de profeet de gemeente der gelovige Joden aan, die leven zouden ten tijde als het Evangelie beginnen gepredikt te worden, gelijk af te nemen is uit Gal. 4:27; waar deze woorden aangehaald worden.
|
|
2) | gij onvruchtbare, |
|
Aldus noemt hij de kerk, die in de wereld was toen Christus in het vlees verschenen is, ten aanzien van het geringe aantal der gelovigen.
|
|
3) | niet gebaard hebt! |
|
Dat is, zeer zelden of weinig kinderen gebaard hebt, te weten kinderen Gods, uit het zaad van Gods Woord. Vergelijk Joh. 1:12,13; 1 Petr. 1:23. Het getal der gelovige heidenen is veel groter dan het getal der gelovige Joden. Zie Joh. 1:11; Rom. 9:27, enz.
|
|
4) | der eenzame |
|
Of, der verwoeste; dat is, der Joodse kerk, die ten tijde des Heeren Christus klein was in getal, ten aanzien van de grote menigte der Joden, die verworpen waren.
|
|
5) | dan de kinderen der getrouwde, |
|
Dat is, dan de oude gemeente der Joden, die God eerst beroepen en zich als ten huwelijk genomen heeft.
|
|
6) | Maak de plaats |
|
Te weten opdat de bekeerden uit de heidenen plaats bij u vinden. Dit is gesproken naar de wijze der ouden in het land Kanaän, die in tenten woonden, te kennen gevende dat de kerk van het Nieuwe Testament zeer vermeerderen en zich wijd uitbreiden zou, zich aan alle zijden vermenigvuldigende. Zie Jes. 49:19,20.
|
|
7) | woningen |
|
Of, tabernakelen.
|
|
8) | verhinder het niet; |
|
Of, houdt ze niet terug, of houdt ze niet in.
|
|
9) | koorden lang, |
|
Of touwen, of zelen, met welke de tenten gespannen worden.
|
|
10) | steek uw |
|
Hebreeuws, versterk uwe pinnen.
|
|
11) | pinnen |
|
Of, nagelen, aan welke de touwen vastgemaakt worden.
|
|
12) | uitbreken |
|
Te weten met veelheid van kinderen. De zin is: Daar zullen ook onder de heidenen en aan die plaatsen, waar tevoren geen kerken geweest zijn, veel gelovige en ware ledematen der Christelijke kerk gevonden worden.
|
|
13) | uw zaad |
|
Dat is, uwe nakomelingen, te weten uw geestelijke kinderen.
|
|
14) | de heidenen |
|
Dat is, het land der heidenen; dat is, de heidenen zullen ook door het Evangelie, hetwelk van Zion uitgaan zal, kinderen Gods worden en u toegevoegd worden.
|
|
15) | zij zullen |
|
Te weten uwe nakomelingen.
|
|
16) | de verwoeste steden |
|
Dat is, die steden, in welke tevoren gene kinderen Gods woonden.
|
|
17) | Vrees niet, |
|
Te weten, vanwege uwe onvruchtbaarheid, die eertijds voor grote schande gehouden werd.
|
|
18) | de schaamte uwer jonkheid |
|
Dat is, de schande, die u eertijds wedervaren is, te weten toen gij, vanwege uwe zonden, den Egyptenaars ter dienstbaarheid zijt overgegeven geworden. Anderen nemen het in dezen zin, alsof de profeet zeide: De heerlijkheid en gelukzaligheid, tot welke gij zult verheven worden, zal maken dat gij al het leed, dat ge tevoren toen gij als een verlaten jonkvrouw of arme weduwe waart, hebt uitgestaan, zult vergeten.
|
|
19) | uw Maker |
|
Hebreeuws, uw maker is uw man. Vergelijk deze manier van spreken met Gen. 20:13.
|
|
20) | des gansen aardbodems |
|
Niet alleen van de Joden, maar ook van alle andere natiën, ja, van de ganse wereld, 1 Joh. 2:2, dewijl zijne kerk door de ganse wereld zou uitgebreid worden.
|
|
21) | genaamd worden. |
|
Versta hierbij: en ook inderdaad zijn.
|
|
22) | heeft u geroepen, |
|
Vooreerst uit de Babylonische gevangenschap; daarna uit het geestelijke rijk der zonde en des duivels, tot zijn rijk.
|
|
23) | de huisvrouw der jeugd, |
|
Dat is, als ene huisvrouw, die men in zijne jeugd getrouwd heeft, gelijk Spreuk. 5:18; dat is, gij waart mij lief en waard in voortijden, en zijt het nog om den wil der voorvaders.
|
|
24) | maar met grote |
|
Versta hierbij, de laatste woorden van Jes. 54:8: zegt de Heere uw Verlosser.
|
|
25) | In een kleinen |
|
Dat is, in een toorn, die niet lang geduurd heeft. Anders: Ik heb mijn aangezicht voor u verborgen voor een klein, op het ogenblik van mijn toorn.
|
|
26) | Mijn aangezicht |
|
Van deze manier van spreken zie de aantekening Job 13:24.
|
|
27) | een ogenblik |
|
Zie de aantekening Ps. 30:6.
|
|
28) | dat zal Mij zijn |
|
De zin is: Dat Ik nu gesproken heb van mijne genade en barmhartigheid te uwaarts, zal zo zeker en bondig zijn als hetgeen Ik eertijds gesproken heb na den algemenen zondvloed, die ten tijde van Noach geweest is; zie Gen. 9:11.
|
|
29) | toen Ik zwoer, |
|
Of, wien Ik zwoer.
|
|
30) | dat de wateren van Noach |
|
Dat is, dat de wateren, die in zijn tijd gekomen zijn.
|
|
31) | op u |
|
Dit is van de uitverkoren kinderen Gods te verstaan, die de rechte ledematen der kerk zijn.
|
|
32) | toornen, |
|
Te weten zozeer, dat Ik u geheellijk zou verstoten en van mijne genade en gunst ganselijk beroven zou.
|
|
33) | u schelden zal. |
|
Te weten zo hard dat Ik u geheellijk zou uitroeien.
|
|
34) | bergen |
|
Vergelijk dit met de woorden van Christus, Matth. 24:35.
|
|
35) | zullen wijken, |
|
Of, mogen, of kunnen wijken. Anders: want al verzetten zich de bergen, enz. De zin is, mijne goedertierenheid over mijne kerk zal eeuwig duren en onveranderlijk blijven, al was het dat alles in de wereld het onderste boven ging.
|
|
36) | het verbond |
|
Dat is, het verbond, waardoor Ik u vrede, dat is de eeuwige zaligheid, beloofd heb.
|
|
37) | onweder voortgedrevene, |
|
Versta hier door dit onweder vooreerst de Babylonische gevangenschap, en daarna de grote verwoesting door Antiochus ten tijde der Maccabeën, en wijders den geestelijken strijd, de zwarigheid en vervolging der kerk in het algemeen; Rom. 11:28,29.
|
|
38) | ongetrooste! |
|
Of, troosteloze.
|
|
39) | Ik zal uw stenen |
|
Dat is, Ik zal u herbouwen, veel heerlijker dan gij tevoren geweest zijt. Dit moet men verstaan van een geestelijke herbouwing der uitverkorenen, die in dit leven begint door de predikatie van het heilig Evangelie en de heerlijke gaven van den Heiligen Geest, Ef. 4:11, enz. en in het toekomende leven zal volmaakt worden; Openb. 21:10, enz.
|
|
40) | gans sierlijk |
|
Hebreeuws, met, of in sieraad doen legeren.
|
|
41) | uw glasvensters |
|
Of, Ik zal uwe vensters van kristal maken, of, van agaten, of van paarlen.
|
|
42) | van robijnstenen, |
|
Of, van karbonkelen.
|
|
43) | van aangename stenen. |
|
Of, van lustige, of welgevallige stenen. Hebreeuws, van stenen des lustes, of des welgevallens.
|
|
44) | al uw kinderen, |
|
Al de kinderen der kerk worden uiterlijk door het Woord, innerlijk door den Heiligen Geest geleerd; Jer. 31:34.
|
|
45) | de vrede uwer kinderen |
|
Dat is, welvaart, zaligheid, gelijk Jes. 54:10.
|
|
46) | groot zijn. |
|
Of, menigvuldig.
|
|
47) | door gerechtigheid |
|
Te weten door Gods gerechtigheid, door welke Hij zijne kinderen beschermt. Of, versta hier, de gerechtigheid met welke God zijne kinderen begaaft en versiert, en die bij dezelve is in zwang gaande.
|
|
48) | van verdrukking, |
|
Dat is, gij zult niet onderdrukt worden en gene oorzaak hebben van vrees der onderukking, die u uwe vijanden zouden mogen aandoen.
|
|
49) | van verschrikking, |
|
Of, van verderf.
|
|
50) | zij zal tot u |
|
Te weten de vrees, of verschrikking; dat is, dingen die u verschrikken zouden.
|
|
51) | zij zullen zich |
|
Anders: [maar] wie zich tegen u in u, [dat is in uw land] vergadert; verstaande de verraders des lands. Anders: zie daar zullen zich [enigen] als vreemdelingen [bij u] onthouden.
|
|
52) | niet uit Mij; |
|
Dat is, buiten mijn bevel.
|
|
53) | wie zich |
|
Anders: maar wie zich als een vreemdeling bij u onthouden zal tegen u, die zal moeten vallen; of, die zich met u vergadert, tegen u zijnde, zal vallen.
|
|
54) | om uwentwil |
|
Of, voor u vallen; dat is te gronde gaan, of te schande komen.
|
|
55) | Zie, |
|
De zin is: Ik regeer het al door mijne voorzienigheid; geen smid zou enig wapen ten krijg kunnen maken, of geen vijand met dezelve het land verderven, tenware dat Ik het tevoren alzo verordend had.
|
|
56) | die de kolen |
|
Of, die het koolvuur opblaast.
|
|
57) | tot zijn werk; |
|
Te weten tot het werk van den verderver, die iets tegen u voorneemt. Anders: tot zijn werk; te weten van den smid.
|
|
58) | om te vernielen. |
|
Te weten die, welke Ik hem toelaat te verderven, of, zoverre als ik hem toelaat te verderven, of te verdelgen.
|
|
59) | Alle instrument, |
|
Niemand zal u kunnen hinderen of schaden, maar gij zult het alles overwinnen door Christus, die u liefheeft; Rom. 8:37.
|
|
60) | dat tegen u |
|
Te weten van de vijanden der kerk.
|
|
61) | tegen u opstaat, |
|
Te weten om met u te twisten of te rechten.
|
|
62) | verdoemen; |
|
Dat is, overtuigen dat zij u onrecht gedaan en u valselijk aangeklaagd hebben.
|
|
63) | gerechtigheid |
|
Gerechtigheid is hier zoveel te zeggen als recht, of beschutting en bescherming, die ene vrucht is der gerechtigheid Gods; zie Jes. 48:18. Anderen verstaan hier door gerechtigheid het loon der gerechtigheid, of het recht, dat den knechten des Heeren toekomt, hetwelk dit is, dat Ik hen tegen alle onbillijk geweld beschut en bescherm.
|
|