1)ombrengen
Of, vernielen, doen omkomen, vergaan, verderven, in het verderf brengen, vergelijk deze profetie met Ezech. 34.
 
2)bezocht;
Geen opzicht op hen gehad, hunnen welstand niet bezorgd.
 
3)bezoeken
Dat is, straffen. Zie Gen. 21:1.
 
4)vergaderen
Als Ik vooreerst mijn volk uit Babel, en daarna [dat het voornaamste en daardoor afgebeeld was] mijne kerk zal vergaderen uit Joden en heidenen door den Messias, die van beiden één schaapsstal zal maken, Joh. 10:16.
 
5)kooien,
Hebreeuws, woningen, perken.
 
6)verwekken,
Of, stellen, zetten.
 
7)gemist worden,
Dat is, geen van hen zal er ontbreken. Anders: bezocht, dat is gestraft, geplaagd worden; gelijk boven Jer. 23:2.
 
8)rechtvaardige
Zijnde zonder zonden, onbevlekt, heilig en rechtvaardig, ja onze gerechtigheid, geljk volgt, die God in Hem voor ons overvloediglijk heeft als doen groenen en bloeien.
 
9)Spruit
Of, spruitsel, uitspruitsel, scheut; namelijk, den Messias, onzen Heere Jezus Christus, welke, zijnde Gods eeuwige en eniggeboren Zoon, in de volheid des tijds, door de wonderbare en onbegrijpelijke werking van den Heiligen Geest, onzen natuur heeft aangenomen, voortspruitende uit Maria [die van den huize Davids was] gelijk een nieuw uitspruitsel uit een stam, stomp, of stronk, die vergaan en verstorven scheen te zijn. Vergelijk Jes. 4:2, en Jes. 11:1, en zie onder Jer. 33:15,16; Zach. 3:8, en Zach. 6:12; Hebr. 7:14, alwaar een Grieks woord gebruikt wordt, dat wel eigenlijk en meest past op het opgaan, oprijzen en opschieten der zon, maar van de Griekse overzetters hier en elders gebruikt is tot vertaling van dit woord spruit, gelijk het ook van den Evangelist Lukas gehouden is, Luk. 1:78, waar Zacharia den Heere Christus noemt den opgang uit de hoogte; alzo gebruiken wij ook dit woord opgaan, opkomen, rijzen, niet alleen van de zon en sterren, maar ook van kruiden en gewassen, waarop het Hebreeuwse woord tsemach, spruit, of uitspruitsel eigenlijk ziet; hoewel het Griekse woord Luk. 1:78, daar schijnt te zien op den opgang der zon in het oosten, gelijk enigen afnemen uit Luk. 1:79 aldaar.
 
10)Koning zijnde regeren,
Dezelfde manier van spreken is onder Jer. 37:1. Zie de aantekening aldaar, en vergelijk Hos. 3:4,5.
 
11)recht en gerechtigheid doen
Als een Koning en rechtvaardig Rechter der ganse wereld, verdoende de goddelozen en behoudende de zijnen. Zie 1 Kon. 10:9.
 
12)Zijn dagen
Des Heeren Christus; dat is, in den tijd van het Nieuwe Testament. Zie Hand. 3:24.
 
13)Juda
Versta door Juda en Israël Gods kerk, ook Jeruzalem genoemd, onder Jer. 33:16, en Jezus Christus' volk; Matth. 1:21.
 
14)zeker wonen;
Gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, en dienvolgens vrede hebbende met God door onzen Heere Jezus Christus, enz., Rom. 5:1.
 
15)men Hem zal noemen:
Hebreeuws, Hij zal, enz.; dat is, men zal Hem noemen, of Hij zal genoemd worden, [gelijk elders dikwijls] te weten van zijn volk, gelijk het volgende woord, onze, verklaart.
 
16)De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID.
Vergelijk Deut. 6:25; Richt. 6:24, en wijders 1 Cor. 1:30; Dan. 9:24; idem onder Jer. 33:16. Hebreeuws, Jehova Tzidkenu; hetwelk van sommige overzetters als een eigen naam alzo in den tekst gesteld wordt.
 
17)Ik ze gedreven had!
Dat is, de Heere.
 
18)Aangaande de profeten.
Of, om der profeten [versta, de valse] wil is mijn hart, enz. Dit zijn de woorden van den profeet.
 
19)gebroken,
Van droefenis en ontsteltenis; vergelijk Ps. 51:19.
 
20)te boven gaat;
Zodat hij zijn verstand en leden niet recht gebruiken kan.
 
21)heiligheid.
Dat is, zijn heilige woorden, die de valse profeten verachten en voor leugen houden.
 
22)vloek,
Of, het vloeken; men kan het duiden op Gods vloek over het land, of op het vloeken en vals zweren der inwoners; zie boven Jer. 5:2, en Jer. 12:4, en gelijk gebruik van het Hebreeuwse woord Hos. 4:2.
 
23)loop boos is,
Dat is, manier van leven, de loop hunner handelingen, of hun overlast; zie van het Hebreeuwse woord boven Jer. 22:17.
 
24)niet recht.
Zij misbruiken ze tot enkel onrecht.
 
25)beiden
Hebreeuws, ook profeet, ook priester.
 
26)zijn huichelaars;
Of, zijn onheilig, profaan, handelen onheiliglijk.
 
27)gladde plaatsen
Hebreeuws, slibberigheden, gladdigheden. Zie Ps. 35:6, en Ps. 73:18.
 
28)daarin vallen;
In de donkerheid.
 
29)kwaad over hen brengen
Der straf, ongeluk, ellende.
 
30)in het jaar
Gelijk boven, Jer. 11:23.
 
31)ongerijmdheid
Hebreeuws eigenlijk, onsmakelijkheid; dat is ongerijmde, dwaze dingen; zie Job 1:22, met de aantekening.
 
32)door Baal,
Of van.
 
33)Israël
Dat is, de tien stammen.
 
34)afschuwelijkheid;
Gelijk boven Jer. 5:30.
 
35)gaan om met valsheid,
Hebreeuws, wandelen in, of met valsheid.
 
36)sterken de handen der boosdoeners,
Geven hun goeden moed, belovende hun Gods zegen en vrede. Zie onder Jer. 23:17, en vergelijk Ezech. 13:22.
 
37)Sodom,
Dat is, als de inwoners van Sodom eertijds waren, te weten ten hoogste goddeloos.
 
38)haar inwoners
Van Jeruzalem.
 
39)Gomorra.
Dat is, de inwoners van Gomorra.
 
40)heirscharen
Zie 1 Kon. 18:15.
 
41)alsem spijzigen,
Gelijk boven Jer. 9:15, zie aldaar.
 
42)huichelarij
Of, onheiligheid, profaanheid.
 
43)ijdel;
Met valse en ijdele beloften bedriegen zij u, zodat gij bedrogen zult uitkomen als gij u daarop verlaat. Vergelijk Ps. 62:11.
 
44)huns harten,
Dat zij zelf versierd en niet van mij ontvangen hebben. Vergelijk Ezech. 13:2.
 
45)steeds
Hebreeuws, zij zijn zeggende zeggende.
 
46)lasteren:
Of, smadelijk verachten, tergen.
 
47)vrede hebben;
Dat is, het zal ulieden welgaan.
 
48)wie heeft in des HEEREN raad gestaan,
Anders dan wij, willen zij zeggen; vergelijk Jer. 23:22. Of, zij willen zeggen dat niemand Gods verborgen raad kan weten, en derhalve ook Jeremia niet; spottende alzo goddelooslijk met de getrouwe waarschuwingen, die God door zijne profeten hun deed. Sommigen verstaan hier de vergadering der heilige engelen, met wie God gezegd wordt als te beraadslagen, zie 1 Kon. 22:19, enz.
 
49)gezien of gehoord?
Dat is, vernomen; of wien is het door profetische gezichten geopenbaard? Vergelijk Amos 1:1; Micha 1:1.
 
50)pijnlijk onweder,
Of, smartelijk, bezwaarlijk, verdrietelijk; idem, aanstaande, aanhoudende; vergelijk onder Jer. 30:23.
 
51)blijven
Vergelijk 2 Sam. 3:29. Anders: het zal pijnlijk vallen.
 
52)laatste der dagen
In den toekomstigen tijd, gelijk Gen. 49:1, als deze profetieën zullen vervuld worden, die gij nu bespot.
 
53)met verstand
Of, verstand daarvan bekomen. Anders: zult gij het klaarlijk verstaan. Vergelijk onder Jer. 30:24.
 
54)raad hadden gestaan,
Waarvan boven Jer. 23:18.
 
55)weg,
Zie Gen. 6:12.
 
56)Ben Ik een God van nabij,
Geenszins, wil de Heere zeggen, maar Ik ben een God van nabij en van verre. Dit wordt in het volgende verklaard.
 
57)gedroomd, ik heb gedroomd.
God heeft mij dit en dat door een droom geopenbaard; zie Gen. 20:3, en Gen. 28:12, en Num. 12:6.
 
58)Hoe lang?
Zullen zij alzo spreken en mijn volk bedriegen?
 
59)een droom
Versta een goddelijken droom. Dit woord is hier uit het voorgaande en volgende ingevoegd.
 
60)denken
Voorhebben en bedenken dat zij mijn volk mogen brengen tot een goddeloze onachtzaamheid en onwetendheid van mij, mijn woord, wil en werken.
 
61)droom is,
Ene goddelijke droom, van mij hem toegezonden; sommigen menen: de Heere wil zeggen dat die een valsen en versierden droom heeft, dien zal vertellen of voorstellen als zijn eigen versiersel en vond, niet als van God gekomen zijnde.
 
62)waarachtiglijk;
Of, getrouwelijk. Hebreeuws eigenlijk, [in, of met] waarheid of getrouwheid.
 
63)wat heeft het stro met het koren te doen?
Dat is, welke gemeenschap hebben valse leer of menschengedichtselen [die geen nut kunnen doen] met mijn zaligmakend woord en waarheid? Zie de manier van spreken 2 Sam. 16:10, enz.
 
64)te morzel slaat?
Alzo in stukken slaat, dat de stukken verstrooid worden, of dat de steenrots als gruis verstrooid wordt, waarop de betekenis van het Hebreeuwse woord ziet. Vergelijk boven Jer. 22:28, en onder Jer. 51:20, met de aantekening.
 
65)Ik wil aan de profeten,
Gelijk boven Jer. 21:13.
 
66)naaste;
Of, metgezel; dat is, die heimelijk en steelsgewijze met elkander samenspannen en de een den ander leren wat zij tezamen het volk als mijn woord en op mijn naam zullen voorstellen; of die wel weten dat de ware profetieën mijn woord zijn, en ontkennen het evenwel voor het volk, of houden het achter, stelende alzo mijn woord uit de harten der mensen en benemende hun de gedachten, die zij daarvan mogen hebben, opdat het in den wind geslagen worde. Sommigen menen dat dit ziet op de arglistigheid der valse profeten, die enige woorden en manieren van spreken, die de ware profeten gewoon waren in hunne profetieën te gebruiken, hun ontstalen, en tot een dekmantel van hun bedrog in hun valse profetieën gebruikten, en de ware profeten alzo, gelijk men zegt, naäapten, waarvan in het volgende.
 
67)hun tong nemen,
Dat is, hunne tong stoutelijk hiertoe misbruiken, of, [met] hunne tongen vangen; dat is, de mensen met zoete woorden verstrikken en overreden, stoutelijk en valselijk zeggende dat het mijn woord is, hetgeen hun eigen versiersel is.
 
68)Hij heeft het gesproken;
Namelijk de HEERE: gelijk de ware profeten, bij en in het verhaal van Gods woorden, zeer dikwijls deze woorden plegen te gebruiken: spreekt, of, zegt de HEERE. Hebreeuws eigenlijk, het gezegde, of gesprokene des HEEREN; Matth. 22:44, uit Ps. 110:1, wordt daarvoor gesteld [gelijk als hier] heeft gezegd, of gesproken, of sprak, in deze woorden: De HEERE heeft gezegd, of gesproken tot mijnen Heere. Alwaar dit woord ook in den Hebreeuwsen tekst staat.
 
69)valse dromen profeteren,
Hebreeuws, dromen der valsheid, of der leugen, leugendromen.
 
70)gans geen nut doen,
Hebreeuws, nut doende, geen nut doen.
 
71)vragen zal,
Te weten spottenderwijze, en niet uit een heilige bekommering.
 
72)last?
Alzo werden de profetieën genoemd, die Gods dreigementen, straffen en plagen inhielden. Zie 2 Kon. 9:25, enz. Alsof zij zeiden: Hebt gij al weder wat kwaads in het hoofd? Hebt gij niets anders dan zwarigheid te profeteren?
 
73)verlaten zal,
Gelijk onder Jer. 23:39.
 
74)volk,
Dat is, die van het volk, welke, enz.
 
75)Des HEEREN last;
Noemende alzo des Heeren woord, uit enkel spotternij, boosheid en verkeerdheid, alsof er in Gods woord geen getrouw onderwijs en overvloedige troost ware, maar enkel dreigen, vloeken en straffen, om de mensen wanhopend te maken.
 
76)bezoeking zal doen
Door straf. Zie Gen. 21:1.
 
77)zeggen,
In godvruchtigen ernst en nederigheid vragende naar des HEEREN woord.
 
78)gedenken;
Dat is, vermelden, zulke woorden niet meer in den mond voeren, gelijk gij nu spottende dagelijks doet.
 
79)zijn eigen woord een last zijn,
Door zijne spotternijen en omkeringen van Gods woord zal hij zichzelven den vloek en het verderf op den hals halen, zo zeker alsof er een uitgedrukte profetie tegen hem geprofeteerd was.
 
80)profeet:
Een waren profeet, gelijk Jeremia was.
 
81)Maar dewijl gij zegt:
Of: Zult gij dan nog zeggen des HEEREN last? Blijft gij nog even hardnekkig niet vragende naar alle waarschuwingen en dreigementen?
 
82)ook ganselijk vergeten,
Hebreeuws, vergeten vergetende.
 
83)laten varen.
Of, laten heengaan; zulke betekenis van het Hebreeuwse woord is in de heilige Schriftuur algemeen. Anders, [door verwisseling ener letter in het Hebreeuws] uit- of wegrukken, wegrijten.
 
84)eeuwige smaadheid
Hebreeuws, smaadheid der eeuwigheid, en zo in het volgende.
 
85)aandoen,
Of, op u leggen.