1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Een psalm van David. De HEERE heeft1) tot mijn Heere2) gesproken:3) Zit aan Mijn rechterhand,4) totdat Ik Uw5) vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
2De HEERE zal6) de scepter7) Uwer sterkte zenden9)8) uit Sion, zeggende:10) Heers in het midden11) Uwer vijanden.12)
3Uw volk zal13) zeer gewillig zijn op den dag Uwer14) heirkracht, in heilig sieraad;15) uit de baarmoeder16) des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.
4De HEERE heeft gezworen,17) en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt18) Priester in eeuwigheid,19) naar de ordening20) van Melchizedek.
5De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.
6Hij zal recht doen21) onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen22) maken; Hij zal verslaan dengene, die het23) hoofd is over een groot land.
7Hij zal op den24) weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd25) omhoog heffen.