1) | zo daalde het vuur |
|
Tot een openbaar bewijs dat God Salomo's gebed verhoord had. Zie gelijke exemplaren van het vallen des vuurs uit den hemel, Lev. 9:24; Richt. 6:21; 1 Kon. 18:38; 1 Kron. 21:26.
|
|
2) | heerlijkheid des HEEREN |
|
Versta dit van de wolk, die een teken was van de bijzondere tegenwoordigheid Gods. Zie Num. 14:10, en boven, 2 Kron. 5:13,14.
|
|
3) | dat Hij goedig is, |
|
Zie boven, 2 Kron. 5:13, en vergelijk 2 Kron. 7:6.
|
|
4) | slachtofferen van runderen, |
|
Namelijk, ten dankoffer, gelijk verklaard wordt 1 Kon. 8:63; van welke offer zie Lev. 3:1.
|
|
5) | schapen, |
|
Het Hebreeuwse woord betekent ook geiten, hoewel het meest van schapen gebruikt wordt. Zie Gen. 12:16, en Lev. 1:2.
|
|
6) | hunne wachten, |
|
Te weten, naar de verdeling hunner beurten, die zij tevoren in de inwijding des tempels niet hadden kunnen onderhouden; boven, 2 Kron. 5:11.
|
| No Link found
|
|
7) | des HEEREN, |
|
Dat is, die ter ere Gods gemaakt waren, om hem daarmede naar de wijze, die onder de wet van God verordend en in gebruik was, te loven en te danken.
|
|
8) | als David |
|
Anders, door de lofzangen Davids in hun hand. Of, als David [hem] prees door hen; te weten, de muzikale instrumenten.
|
|
9) | hun dienst |
|
Hebreeuws, hun hand.
|
|
10) | stond. |
|
Te weten, in het grote, of uiterste voorhof, genaamd het voorhof des volks, afgezonderd van het innerste voorhof, waarin de priesters stonden.
|
|
11) | Salomo heiligde |
|
Zie de verklaring van 2 Kron. 7:7 in de aantekening van 1 Kon. 8:64.
|
|
12) | vet niet bevatten. |
|
Versta, der dankoffers. Zie 1 Kon. 8:64.
|
| No Link found
|
|
13) | feest zeven dagen, |
|
Te weten, der looftenten. Zie 1 Kon. 8:65.
|
|
14) | van den ingang af |
|
Dat is, van de noordpale tot de zuidpale des lands van Kanaän. Vergelijk Gen. 15:18, en Joz. 13:3,4,5. Van de stad Hamath, zie Num. 13:21, en van de rivier van Egypte, genaamd Sichor, Joz. 13:3.
|
|
15) | achtsten dage |
|
Te weten, van het feest, hetwelk zeven dagen geduurd had.
|
|
16) | verbodsdag; |
|
Dat is, een vierdag, op welken alle dagelijks werk verboden was. Zie Lev. 23:36. Deze dag wordt genoemd de grote dag van het feest, Joh. 7:37.
|
|
17) | inwijding |
|
Zie de betekenis van dit woord Num. 7:10.
|
|
18) | zeven dagen, |
|
Die de dagen van het feest voorafgegaan waren.
|
|
19) | dag der zevende maand |
|
De dag na den verbodsdag. Want dit feest begon met den vijftienden dag der zevende maand, en eindigde met den twee en twintigsten derzelfde maand, Lev. 23:34.
|
|
20) | goedsmoeds |
|
Hebreeuws, goed van harte.
|
|
21) | verscheen |
|
Te weten, terstond na de voltimmering en inwijding des tempels, en na het gebed, dat Salomo dan uitgesproken heeft; waarop dan gevolgd is de bouwing van het koninklijke huis. Zie 1 Kon. 9:2.
|
|
22) | des nachts, |
|
Te weten, in den droom. Vergelijk 1 Kon. 3:5, en 1 Kon. 9:2. Zie van zulk een goddelijke verschijning Gen. 20:2, en Gen. 28:12, mitsgaders de aantekening.
|
|
23) | Gen. 20:2, en Gen. 28:12, mitsgaders de aantekening. |
|
# Ge 20.2 28.12
|
| No Link found
|
|
24) | het land te verteren, |
|
Dat is, zijn gewas en vruchten.
|
|
25) | over dewelken |
|
Dat is, die van Mij hun naam hebben, of naar Mij genaamd worden; want de vromen worden Gods kinderen, des Heeren erfdeel en zijn eigendom genaamd. Dezelfde manier van spreken is Deut. 28:10; Amos 9:12.
|
|
26) | Mijn aangezicht |
|
Het aangezicht des Heeren te zoeken, is hem te leren kennen, alzo Hij zich geopenbaard heeft in zijn Woord, zijne werken en tekenen zijner genade, onder welke in het Oude Testament ook geweest is de ark des verbonds. Zie Ps. 24:6, en Ps. 27:8.
|
|
27) | genezen. |
|
Dat is, vrij maken van alle ongedierte, van onvruchtbaarheid, van pest, enz.
|
|
28) | dezer plaats. |
|
Zie boven, 2 Kron. 6:40.
|
|
29) | Ik heb nu |
|
Zie de aantekening, dienende tot verklaring hiervan, en het volgende, 1 Kon. 9:3, enz.
|
|