1) | ik zag een |
|
Gelijk in de twee voorgaande hoofstukken in het brede van de opkomst, verleiding en tirannie van den antichrist is gehandeld, zo komt nu de Heilige Geest in enige navolgende hoofdstuk, en verhaalt, tot troost der gelovigen, de straffen en plagen, die den antichrist en zijn ganse rijk, zullen overkomen, totdat hij eindelijk geheel zal uitgeroeid zijn; waarvan het gezicht, in Openb. 15 begrepen, maar een voorbereiding is.
|
|
2) | groot en wonderlijk |
|
Dat is, dat grote en wonderlijke dingen betekent.
|
|
3) | zeven engelen, |
|
Of deze zeven engelen dezelfde zeven engelen zijn geweest die te voren meermalen genoemd zijn, is onzeker. Dan dit is zeker, dat zij de werktuigen zijn geweest, waardoor God Zijn oordelen over het antichristendom ten dele uitgevoerd heeft, en ten deel nog zal uitvoeren, gelijk in Openb. 16 nader zal verklaard worden.
|
|
4) | de zeven laatste |
|
Dat is, de macht over de zeven laatste plagen, namelijk die God in deze wereld over de aanhangers van den antichrist zal doen komen. Want na het laatste oordeel zal de toorn Gods over hen en alle goddelozen in der eeuwigheid blijven, gelijk hiervoor Openb. 14:10,11 betuigd is, en hierna Openb. 19:3, en Openb. 20:10, ook betuigd wordt. Zie ook Matth. 25:46, en Joh. 3:36.
|
|
5) | glazen zee, |
|
Daar deze volgende geschiedenis geheel ziet op de verlossing der kinderen Israëls uit Egypte, mitsgaders op de straf van Farao en van de Egyptenaars in de Rode zee, en eindelijk op den lofzang, dien Mozes met de kinderen Israëls, staande op den oever van de Rode zee, over hun verlossing en over de straf der Egyptenaars hebben gezongen, zo moet deze glazen zee, met vuur gemengd, ook vergeleken worden met de Rode zee, waar de Egyptenaars in vergaan, en de Israëlieten door verlost zijn. Deze zijn dan de velerlei volken, die onder de bijgelovige regering van den antichrist staan, gelijk de engel zelf hierna, Openb. 17:1,15, verklaart, die als een zee gedurig in hunne bijgelovigheden woelen en versmoren, en de ware gelovigen daarin nevens zich zoeken te overstelpen; die met vuur is gemengd, vanwege hun wreedheid en blinden ijver in het vervolgen derzelve, en doorzichtig is als glas, in de ogen des Heeren, voor wien al hun doen naakt en openbaar is, die Zijn gelovigen evenwel dwars door al dit gewoel en gevaar overbrengt aan den oever der zaligheid, gelijk Mozes, onder de schaduw van den engel Gods, het volk Israël heeft gedaan. Zie ook hiervoor Openb. 4:6.
|
|
6) | die de overwinning |
|
Dat is, de ware gelovigen, die naar den geestelijken stand het beest hadden overwonnen, gelijk zij naar het lichaam verzocht, vervolgd en menigmaal ook gedood waren, daar zij altijd in het geloof volstandig waren gebleven.
|
|
7) | van zijn beeld, |
|
Zie hiervan en van het volgende, Openb. 13:14, enz.
|
|
8) | welke stonden |
|
Dat is, nu de gevaren ontkomen en in behouden hand gekomen waren, gelijk de Israëlieten door de Rode zee aan den anderen oever gekomen zijnde van alle zorgen vrij waren; Exod. 15:1, enz.
|
|
9) | de citers Gods; |
|
Dat is, schone en voortreffelijke, gelijk deze wijze van spreken bij de Hebreën gebruikelijk is. Zie Gen. 23:6; Ps. 36:7, en derhalve bekwaam om Gods lof daarop te spelen en te zingen.
|
|
10) | het gezang van Mozes, |
|
Dat is, waardoor Mozes God voor de verlossing van zijn volk heeft gedankt, hetwelk Exod. 15:1 enz. wordt beschreven.
|
|
11) | en het gezang des Lams, |
|
Dat is, hetwelk ter ere van Jezus Christus, het Lam Gods, door de gelovigen wordt gezongen, vanwege de geestelijke verlossing door Hem verworven, waarvan een voorbeeld hiervoor wordt verhaald; Openb. 5:10, en Openb. 12:10,11.
|
|
12) | Groot en wonderlijk |
|
De woorden van dezen lofzang zijn meest bijeengevoegd uit enige plaatsen van het Oude Testament, als Ps. 25:10, en Ps. 86:8,10; Jer. 10:7.
|
|
13) | Uw wegen, Gij |
|
Dat is, uw raadslagen en uw wijzen van doen, hoewel de mensen zulks niet altijd begrepen. Zie Rom. 11:33.
|
|
14) | alle volken zullen |
|
Dat is, de uitverkorenen uit alle volken. Zie hiervoor Openb. 5:9,10.
|
|
15) | Uw oordelen |
|
Namelijk tegen den antichrist en zijn aanhangers, van welke uitvoering der oordelen in Openb. 16,17 breder zal gesproken worden.
|
|
16) | na dezen zag |
|
Namelijk na den lofzang der gelovigen over Gods toekomende oordelen. En de andere voorbereiding tot uitvoering van Gods oordelen wordt in de volgende verzen verklaard.
|
|
17) | de tempel des |
|
Sommigen menen, dat hier de tempel zo wordt genoemd, omdat deze naar het voorbeeld des tabernakels was gemaakt. Doch hier kan juister het Griekse woord naos, dat is tempel, voor het binnenste deel van den tabernakel, dat is voor het heilige der heiligen worden genomen, gelijk dit woord ook soms wordt gebruikt, Ps. 28:2, hetwelk met het binnenste deel des hemels, waar God Zijn troon heeft, en waar de vier en twintig ouderlingen en de vier dieren, met de heilige engelen rondom staan, overeen komt; gelijk hiervoor en inzonderheid in Openb. 4 verklaard is. En dit is als de vierschaar Gods in Zijn hemelse gemeente, waar de oordelen Gods worden uitgesproken, en den engelen bevolen om uit te voeren, gelijk het vervolg meebrengt.
|
|
18) | werd geopend. |
|
Namelijk om het oordeel, of de uitspraak Gods over den antichrist met zijn aanhang, openbaar te maken en uit te voeren; een gelijkenis van koninklijke tronen en vierscharen genomen, die geopend worden, als de vonnissen zullen uitgesproken worden.
|
|
19) | die de zeven |
|
Dat is, de macht en het bevel van de uitvoering van de zeven plagen, gelijk Openb. 15:1.
|
|
20) | met rein en blinkend |
|
Namelijk om de zuiverheid en rechtvaardigheid, niet alleen van hun personen, maar ook van Gods oordelen, waarvan zij uitvoerders waren, te betekenen.
|
|
21) | omgord om de |
|
Namelijk om hun vaardigheid, vastigheid en wakkerheid in het uitvoeren van Gods oordelen uit te drukken; naar de gewoonte der volken in het Oosten, die zich met brede gordels omgorden, wanneer zij iets zwaars zouden beginnen of uitvoeren. Zie Luk. 12:35; Ef. 6:14.
|
|
22) | een van de vier |
|
Namelijk die allernaast den troon Gods hiervoor zijn gesteld, met de vier en twintig ouderlingen, en die de gehele gemeente van Christus vertegenwoordigden, op wier begeerte en tot wier wraak deze straffen over het antichristendom worden uitgestort. Zie hiervoor Openb. 4:6.
|
|
23) | zeven gouden |
|
Deze fiolen waren een soort van drinkschalen, weinig diep, en hielden gewoonlijk zoveel als iemand in eens kon uitdrinken.
|
|
24) | vol van den |
|
Dat is, van den wijn uit den drinkbeker van den troon Gods, waarvan zie hiervoor Openb. 14:10.
|
|
25) | de tempel werd |
|
Hier wordt gezien op hetgeen in den tabernakel is geschied, Exod. 40:34, welke met een wolk van Gods heerlijkheid in Zijn inwijding werd overschaduwd, zo dat Mozes daar niet kon ingaan; gelijk ook geschied is in de inwijding van den tempel van Salomo; 1 Kon. 8:10. Anderen menen, dat hier gezien wordt op Jes. 6:4, waar door den rook de rechtvaardige oordelen Gods over het volk worden betekend.
|
|
26) | rook uit de heerlijkheid |
|
Dat is, voortkomende uit den troon der heerlijkheid Gods, die met bliksemen, donderslagen, stemmen en brandende lampen, alle tekenen van Gods heerlijkheid, was omsingeld, gelijk die wordt beschreven, Openb. 4:5.
|
|
27) | niemand kon in |
|
Namelijk om deze oordelen Gods nader te aanschouwen of te onderzoeken, daar deze ondoorgrondelijk zijn, Rom. 11:33, en die nadat zij volbracht zijn, eerst ten volle kunnen verstaan worden. Anderen nemen het zo, dat deze sluiting van den tabernakel door den rook van Gods heerlijkheid, na het uitspreken van Gods oordeel over den antichrist en zijn aanbidders, nog betekent een gevolg van Gods oordeel over hen; namelijk dat zij door geen van deze straffen zouden worden verbeterd of tot nadenken gebracht, om deze oordelen tot hun zaligheid, gelijk betaamde, te aanschouwen; maar dat zij daarin meer en meer verblind en verhard zouden worden, en niet eer daarop zouden letten, dan als het te laat zou zijn, wanneer de laatste fiool over hen zou uitgegoten zijn, en zij in het eeuwig verderf zouden gestort worden, gelijk Paulus hiervan nog spreekt, 2 Thess. 2:11,12. Zie ook hierna Openb. 16:9,11.
|
|