1)in diezelfde dagen,
Namelijk terwijl Maria zwanger ging.
 
2)Augustus,
Deze was de tweede Romeinse keizer, volgende op Julius Cesar, den eersten; en onder zijne regering was het Romeinse rijk in zijn meeste kracht en rust. Hij heeft geregeerd omtrent zes en vijftig jaren, en dit is geschied omtrent het twee en veertigste jaar van zijn keizerrijk.
 
3)de gehele wereld
Grieks al het bewoonde; namelijk aardrijk; hetwelk verstaan moet worden zover zich het Romeinse rijk toen uitstrekte.
 
4)beschreven zou worden.
Namelijk om daaruit te weten de menigte der onderdanen van het Romeinse rijk en hun vermogen, opdat een ieder naar hetzelve zou kunnen geschat worden.
 
5)eerste beschrijving geschiedde,
Deze beschrijving wordt de eerste genaamd ten aanzien van nog een tweede, die daarna geschied is, waarvan gewag gemaakt wordt Hand. 5:37, en bij Josef. Antiq. lib. 18, cap. 1.
 
6)Cyrenius over Syrie stadhouder was.
Deze wordt in de Romeinse geschiedenissen genaamd Quirinus, die stadhouder was over gans Syrië, waarvan Judea toentertijd een deel was.
 
7)naar zijn eigen stad.
Namelijk vanwaar hij afkomstig was en waar zijn geslacht woonde.
 
8)Bethlehem genaamd wordt,
Van deze stad zie Micha 5:1; Matth. 2:1, en wordt Davids stad genaamd, omdat David daar geboren en opgevoed was, 1 Sam. 17:12; Joh. 7:42.
 
9)ondertrouwde vrouw,
Het is wel gelofelijk dat Jozef haar nu al tot zich genomen had, volgens het bevel des engels, Matth. 1:20, maar wordt evenwel hier nog genaamd ondertrouwde, omdat zij met hem alzo leefde alsof zij maar ondertrouwd was geweest.
 
10)eerstgeboren Zoon,
Zie hiervan Matth. 1:25.
 
11)doeken,
Grieks windselen.
 
12)stond bij hen,
Namelijk onverwacht en haastelijk, gelijk het Griekse woord medebrengt.
 
13)heerlijkheid des Heeren omscheen hen,
Dat is, een goddelijke glans en klaarheid.
 
14)verkondig u grote blijdschap,
Grieks Evangeliseer; dat is, verkondig blijde tijding.
 
15)al den volke wezen zal;
Namelijk Gods volk. Zie Matth. 1:21.
 
16)Christus, de Heere,
Of, de Gezalfde.
 
17)het teken zijn:
Namelijk waarvan gij het kindeken kennen zult, en bevinden waar te zijn wat ik u verkondig.
 
18)heirlegers,
Dat is, der engelen, die als een heir des Heeren zijn, door wie Hij de vromen beschermt en de kwaden straft, Ps. 34:8, en Ps. 103:21.
 
19)Ere zij God
Of, heerlijkheid.
 
20)vrede op aarde,
Namelijk met God, Rom. 5:1.
 
21)een welbehagen.
Dat is, het welbehagen Gods worde door hem aan de mensen vervuld, 2 Thess. 1:11. Anders, des welbehagens; dat is, in de mensen, die God naar zijn welbehagen heeft uitverkoren, Ef. 1:5.
 
22)weggevaren waren naar de hemel,
Grieks weggegaan.
 
23)de herders tot elkander zeiden:
Grieks de mensen, de herders.
 
24)het woord, dat er geschied is,
Dat is, de gehele zaak. Hebreën.
 
25)overleggende die in haar hart.
Of, vergelijkende die met het andere, dat namelijk haar tevoren hiervan meer geopenbaard en geschied was, Luk. 1.
 
26)vervuld waren,
Dat is, als de achtste dag gekomen was. Zie Hand. 2:1.
 
27)JEZUS,
Zie hiervan en van de uitlegging dezes naams Matth. 1:21.
 
28)harer reiniging vervuld waren,
Namelijk Maria.
 
29)de wet van Mozes,
Zie van deze wet Lev. 12:2,4.
 
30)mannelijk is,
Namelijk zowel van mensen als van gedierten, Exod. 13:2; Num. 18:15,16,17.
 
31)heilig genaamd worden.
Namelijk om òf opgeofferd te worden, zo het reine gedierten waren, òf voor vijf sikkels gelost te worden, zo zij naar de wet niet opgeofferd mochten worden.
 
32)wet des Heeren gezegd is,
Zie Lev. 12:6,8, waar zulks wordt geordineerd voor geringe lieden; want de rijken moesten een jarig lam opofferen met een tortelduif, of jonge duif; het lam ten brandoffer en de duif ten zondoffer.
 
33)de Heilige Geest was op hem.
Namelijk de Geest der profetie.
 
34)niet zien zoude,
Dat is, niet sterven.
 
35)naar de gewoonte der wet met Hem te doen;
Grieks naar het gewoonlijke; waarvan hier tevoren gesproken is.
 
36)loofde God, en zeide:
Grieks zegende.
 
37)laat Gij, Heere!
Grieks ontbind, laat los; namelijk van dit ellendig leven, volgens uwe belofte. Zie dergelijke Fil. 1:23.
 
38)Uw zaligheid gezien.
Of, uwe zaligmaking; dat is, Zaligmaker, en hetgeen waardoor de zaligheid teweeggebracht wordt. Zie Jes. 52:10, en Luk. 3:6.
 
39)al de volken:
Namelijk zowel heidenen als Joden, gelijk volgt.
 
40)verlichting der heidenen,
Grieks openbaring.
 
41)gezet tot een val en opstanding veler in Israel,
Dat is, verordineerd, namelijk van God. Deze woorden zijn genomen uit Jes. 8:14, en worden verklaard van Paulus, Rom. 9:32,33; 1 Cor. 1:23,24; 2 Cor. 2:16, en 1 Petr. 2:6,7. Zie aldaar de aantekeningen.
 
42)een teken, dat wedersproken zal worden.
Dat is, als een doelwit waarnaar elkeen mikt en schiet.
 
43)een zwaard zal door uw eigen ziel gaan)
Dat is, bittere smarten, voornamelijk over het lijden en sterven van dezen uwen Zoon.
 
44)gedachten uit vele harten
Dat is, hun geloof en ongeloof zal voor den dag gebracht worden. Zie 1 Cor. 11:19.
 
45)tot groten ouderdom gekomen,
Grieks tot vele dagen.
 
46)niet week uit den tempel,
Dat is, was gedurig of dagelijks in den tempel.
 
47)beleden,
Dat is, bekend en betuigd dat Hij de verwachte Messias was.
 
48)de verlossing in Jeruzalem verwachtten.
Namelijk die beloofd was door den Messias te zullen geschieden.
 
49)werd gesterkt
Hetzelfde wordt ook Luk. 1:80 gezegd van Johannes, doch Christus heeft deze gaven ontvangen niet met mate; Joh. 3:34.
 
50)in den geest,
Of, door den Geest.
 
51)reisden alle jaar naar Jeruzalem,
Namelijk naar het bevel Gods; Deut. 16:16.
 
52)in het gezelschap op den weg was,
Namelijk dergenen, die met hen naar Nazareth wederkeerden. Want de Joden gingen naar de grote feesten met grote hopen tezamen op en keerden weder; Ps. 40:5.
 
53)zij, Hem ziende,
Namelijk Jozef en Maria.
 
54)verslagen;
Namelijk omdat zij zagen dat Hij, nog een kind zijnde, zich onderstaan had met zulke grote leraars te spreken en te handelen.
 
55)uw vader en ik
Namelijk Jozef. Zo spreekt Maria naar de mening der Joden, Luk. 3:23, of omdat men ook een behuwdvader met den naam van vader placht te noemen.
 
56)angst gezocht.
Grieks beangst, of benauwd zijnde.
 
57)Mijns Vaders?
Namelijk die God mijn hemelse Vader mij heeft bevolen, en waartoe Ik van Hem in de wereld gezonden ben.
 
58)onderdanig.
Namelijk gelijk de kinderen hunne ouders schuldig zijn te gehoorzamen naar de wet, aan welke hij zichzelven had onderworpen.
 
59)dingen in haar hart.
Grieks woorden.
 
60)grootte,
Of, in ouderdom; want het Griekse woord betekent beide; Luk. 19:3; Joh. 9:21,23.