1) | Farao |
|
Sommigen menen dat Farao Necho al bij het leven van Josia het land der Filistijnen zou hebben ingenomen en behouden tot de aankomst van Nebukadnezar, eer hij de eerste maal optrok naar Karchemis, waarvan hier geprofeteerd wordt; zie boven Jer. 46:2. Alzo zou Jeremia dit geprofeteerd hebben ten tijde als Josia nog in bloei was.
|
|
2) | Gaza |
|
Zie boven Jer. 25:20, en Richt. 1:18, en Richt. 16:1, en Amos 1:6.
|
|
3) | sloeg. |
|
Vergelijk boven Jer. 46:13.
|
|
4) | wateren komen op van het noorden, |
|
Versta, het groot en verschrikkelijk Babylonisch krijgsheir [zie deze manier van spreken Jes. 8:7], gelijk doorgaans in deze profetieën door het noorden Babel verstaan wordt; vergelijk inzonderheid boven Jer. 25:9, enz., hoewel enigen menen [uit Jer. 47:1], dat Farao Necho dit alles gedaan heeft als hij uit Syrië van het noorden na den dood en de nederlaag van Josia wederkwam naar het zuiden.
|
|
5) | volheid van hetzelve, |
|
Dat is, al wat er in is; vergelijk Ps. 24:1, en Ps. 89:12, en Ps. 104:24.
|
|
6) | stad en die daarin wonen; |
|
Gelijk boven Jer. 46:8.
|
|
7) | mensen zullen schreeuwen, |
|
Hebreeuws, mens en inwoner.
|
|
8) | hoeven |
|
Dat is, der klauwen.
|
|
9) | zijner |
|
Des vijands.
|
|
10) | sterke paarden, |
|
Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 22:13; alzo boven Jer. 8:16, en onder Jer. 50:11.
|
|
11) | slappigheid der handen; |
|
Dat is, vermits hunne moedeloosheid; zie 2 Sam. 4:1.
|
|
12) | om aan Tyrus en Sidon |
|
Anders, om met, of nevens Tyrus [Hebreeuws, Tsor], en Sidon, allen overgeblevenen helper uit te roeien. Vergelijk boven Jer. 25:22, en Jer. 27:3; Ezech. 26, Ezech. 27, Ezech. 28; en zie van deze beide steden Gen. 10:15; Joz. 19:29. Hebreeuws, allen overgeblevene die helpt.
|
| No Link found
|
|
13) | eilands |
|
Dat is omtrek, aan of over de Middellandse zee gelegen. Hiervan is verscheiden gevoelen; het kan zijn dat dit land tussen Egypte van Patros af, en het land der Filistijnen, gelegen is geweest; Ps. 72:10.
|
|
14) | Kafthor, |
|
Zie Gen. 10:14; Deut. 2:23; Amos 9:7.
|
|
15) | Kaalheid is op Gaza gekomen; |
|
Dat is, de inwoners van Gaza zullen zich kaal scheren tot teken van rouw. Alzo van het insnijden; zie boven Jer. 16:6.
|
|
16) | Askelon is uitgeroeid, |
|
Gelegen in de laagte aan de zee; zie Richt. 14:19.
|
|
17) | zwaard des HEEREN! |
|
Vergelijk boven Jer. 25:29; Ezech. 21:8,9, enz. Sommigen nemen dit als ene klacht der Filistijnen over hunne ellende.
|
|
18) | Hoe lang zult gij niet stil houden? |
|
Dat is, hoe lang zal het duren eer gij stilhoudt?
|
|
19) | Vaar in uw schede, |
|
Hebreeuws, wordt verzameld, verzamel u; dat is, geef u weder in het deksel uwer schede. Van het gebruik van dit woord, zie Ps. 26:9.
|
|
20) | Hoe zoudt gij stil houden? |
|
Dit zijn de woorden van den profeet.
|
|
21) | Hij het besteld. |
|
De Heere heeft het zwaard aldaar zijn plaats en tijd verordineerd om te woeden. Vergelijk Ezech. 25:16; Micha 6:9, en Zef. 2:5,6.
|
|