1) | Jerobeam, |
|
Namelijk, des tweeden van dien naam, den zoon van Joas, boven, 2 Kon. 14:23.
|
|
2) | werd koning |
|
Te weten, om met volle macht als koning alleen te regeren. Anders was hij ook tevoren ettelijke jaren in enige regering geweest, of tenminste als koning gehouden. Zie boven, 2 Kon. 14:21.
|
|
3) | Azaria, |
|
Anders genaamd Uzzia, onder, 2 Kon. 15:13,30; 2 Kron. 26:1.
|
|
4) | hij deed |
|
Te weten, zolang als de profeet Zacharia leefde; 2 Kron. 26:5.
|
|
5) | plaagde den koning, |
|
De oorzaak hiervan was, omdat hij door grote vermetelheid zich aantrok het ambt der priesters, gaande in den tempel om te roken, 2 Kron. 26:16.
|
|
6) | afgezonderd huis; |
|
Hebreeuws, een huis der vrijheid; dat is, in een huis dat vrij, of afgezonderd was van andere huizen en alleen stond, naar het voorschrift der wet, die God van de melaatsen gegeven had; Lev. 13:46.
|
|
7) | het huis, |
|
Te weten, des konings; dat is, hij was als hofmeester, en had het opperste bevel over het gehele huis en hof des konings.
|
|
8) | richtende |
|
Dat is, regerende het gehele land, en opzicht hebbende over de bediening van het recht en de onderhouding van alle goede wetten. Vergelijk 2 Kron. 26:21.
|
|
9) | bij zijn vaderen, |
|
Dat is, wel in den akker, of het stuk velds, verordend tot der koningen begraving, maar wat bezijden af van hunne graven, om zijner melaatsheid wil, 2 Kron. 26:23.
|
|
10) | Sallum, |
|
Een der oversten.
|
|
11) | voor het volk, |
|
Dat is, in het openbaar; waaruit schijnt dat de daad van Sallum het volk niet mishaagde en dat Zacharia in den haat der gemeente was.
|
|
12) | U zullen zonen |
|
Zie boven, 2 Kon. 10:30, en de aantekening daarop.
|
|
13) | Uzzia, |
|
Matth. 1:9, genaamd Ozias. Anders, boven, 2 Kon. 14:21, en in 2 Kon. 15:1,6,7,8, Azaria.
|
|
14) | een volle maand |
|
Hebreeuws, een maand der dagen; dat is, ene maand tijds, een volle en gehele maand, hebbende al haar dagen. Alzo Gen. 29:14. Zie de aantekening.
|
|
15) | Thirza, |
|
Zie 1 Kon. 14:17.
|
|
16) | en regeerde |
|
Van dit ingevoegde, zie boven, 2 Kon. 13:1. Alzo onder, 2 Kon. 15:23,27.
|
|
17) | Pul, |
|
Genoemd in de historiën, naar sommiger mening, Phulbelochus.
|
|
18) | duizend talenten |
|
Zie van het gewicht eens talents Exod. 25:39.
|
|
19) | opdat zijn hand |
|
Dat is, om met deze som den vrede van de Assyriërs te kopen en zich in zijn koninkrijk te verzekeren.
|
|
20) | voor elk man |
|
Dat is, om aan elken Assyrischen soldaat [zo enigen menen] zoveel te tellen. Zie van het gewicht des zilveren sikkels, Gen. 23:15. Anderen vertalen, van elk man; verstaande dit niet van de Assyriërs, die het geld ontvingen, maar van de geweldigen der Israëlieten, die het betalen moesten.
|
|
21) | Argob |
|
Die hem vergezelschapten, om zijn verraad te helpen uitvoeren; daartoe dienden ook de Gileadieten hier vermeld.
|
|
22) | Arje, |
|
Het Hebreeuwse woord betekent die leeuw, gelijk het ook van sommigen zo overgezet wordt, menende dat een zeker persoon alzo is toegenaamd geweest.
|
|
23) | Tiglath-pilezer, |
|
Ook genaamd Tillgat-Pilneser, #2 Kron. 28:20, in de wereldse historiën Phulaser, de zoon van Phulbelochus; van denwelken, zie boven, 2 Kon. 15:19.
|
|
24) | Ijon in, |
|
Zie van deze stad en de naastvolgende 1 Kon. 15:20.
|
|
25) | Janoah, |
|
Een stad, gelegen in de oostpale van den stam van Efraïm bij de Jordaan. Zie van deze Joz. 16:6.
|
|
26) | Kedes, |
|
Zie van deze stad Richt. 4:6.
|
|
27) | Hazor, |
|
Eertijds een vermaarde koninklijke hoofdstad, Joz. 11:10, daarna den stam van Nafthali ten erfdeel gevallen, Joz. 19:36.
|
|
28) | Gilead, |
|
Zie Gen. 31:21.
|
|
29) | Galilea, |
|
Zie 1 Kon. 9:11.
|
|
30) | voerde hen |
|
Namelijk, de inwoners der voorgenoemde landen en steden.
|
|
31) | in het twintigste jaar |
|
Dat is, na twintig jaren van het begin der regering van Jotham; hetwelk is geweest het vierde jaar der regering van Achaz, overmits Jotham maar zestien jaren regeerde, onder, 2 Kon. 15:33. Anderen menen dat Jotham enige jaren tevoren met zijn vader, uit oorzaak van zijn melaatsheid, gemeen zijn geweest, die hem hier bij de zestien jaren zijner regering zouden toegevoegd zijn.
|
|
32) | Vijf en twintig jaren |
|
Hebreeuws, een zoon van vijf en twintig jaar.
|
|
33) | Alleenlijk |
|
Vergelijk 2 Kron. 27:2, en de aantekening.
|
|
34) | hoge poort |
|
Anders genaamd de poort Sur, en de poort des fondaments. Zie boven, 2 Kon. 11:6, en 2 Kron. 23:5, en de aantekening daarop.
|
|
35) | In die dagen |
|
Omtrent het einde van de regering van Jotham.
|
|
36) | Rezin, |
|
Hebreeuws, Retsin.
|
|