1) | opperste |
|
Hebreeuws, de wijsheden. Zie boven Spreuk. 1:20.
|
|
2) | huis |
|
Versta door dit huis de gemeente der ware gelovigen, welker opbouwing hier door de prediking des Evangelies en de werking van den Heiligen Geest begonnen wordt, maar hierna voltrokken zal worden door de volmaking der kinderen Gods. Anderen verstaan door dit huis den derden of oppersten hemel, in welken de uitverkorenen met alle goederen verzadigd zullen worden.
|
|
3) | zeven |
|
Dat is, vele; een zeker getal voor een onzeker; zie boven Spreuk. 6:31.
|
|
4) | pilaren |
|
Door deze worden van velen verstaan de patriarchen, profeten, apostelen, evangelisten, herders en leraars. Anderen verstaan door deze pilaren de vastigheid en eeuwigdurendheid van het hemelse huis des Vaders, waarin ons Christus voorgegaan is, om ons ene plaats te bereiden; Joh. 14:2.
|
|
5) | Zij |
|
De wijsheid wordt hier vergeleken bij een koning, die open hof houdt. Vergelijk Matth. 22:2,3, enz.
|
|
6) | slachtvee |
|
Versta het Woord Gods, het ware voedsel der ziel, mitsgaders alle geestelijke en zaligmakende weldaden, die ons daarin beloofd en in de sacramenten aangeboden worden, waarop volgen zal de volmaakte vreugde van het toekomende leven.
|
|
7) | geslacht. |
|
Te weten, om te koken, en daarna den genoden voor te zetten. Alzo Gen. 43:16; 1 Sam. 25:11.
|
|
8) | gemengd; |
|
Dit ziet op de wijze van doen, gebruikelijk in hete landen, waar men den wijn met water mengt om zijne kracht te matigen, of vermengt met verscheidene specerijen; onder Spreuk. 9:5, en Spreuk. 23:30; Jes. 5:22, en Jes. 65:11.
|
|
9) | toegericht. |
|
Te weten, door de gerechten daarop in orde te zetten. Vergelijk de manier van spreken met Ps. 23:5, en Ps. 78:19; Jes. 21:5.
|
|
10) | Wie is slecht? |
|
Dat is, zo wie slecht is, die wijke tot mij. Het zijn de woorden der wijsheid. Zie van het woord slechten boven Spreuk. 1:4.
|
|
11) | den verstandeloze |
|
Zie boven Spreuk. 6:32.
|
| No Link found
|
|
12) | Komt, |
|
Te weten, wie gij zijt van de onverstandigen.
|
|
13) | brood, |
|
De geestelijke en eeuwige goederen worden dikwijls bij de lichamelijke en vergankelijke vergeleken, en daarom ook door dezelve te verstaan gegeven; Ps. 23:2,5.
|
|
14) | slechtigheden, |
|
Zo wordt het Hebreeuwse woord genomen boven Spreuk. 1:22. Anders: laat de slechten varen, of verlaat de slechten.
|
|
15) | leeft; |
|
Een bevel, inhoudende ene belofte van te zullen leven. Zie boven Spreuk. 3:25.
|
|
16) | weg des verstands. |
|
Dat is, waardoor men tot het rechte verstand en de ware wijsheid geraakt, en dien de verstandigen betreden. Zie 1 Kon. 8:36.
|
|
17) | spotter |
|
Zie Ps. 1:1.
|
|
18) | tuchtigt, |
|
Het woord betekent hier eigenlijk iemand met woorden en redenen onderwijzen, vermanen, bestraffen. Alzo Deut. 4:36; Job 4:3; 1 Kron. 15:22. Elders betekent het ook met slagen en straffen kastijden, gelijk 1 Kon. 12:11; Ps. 6:2.
|
|
19) | behaalt |
|
Te weten, omdat hij verloren arbeid doet en van degenen, dien hij bestraft, gelasterd wordt. Vergelijk Matth. 7:6.
|
|
20) | schandvlek. |
|
Het oorspronkelijke woord betekent gemeenlijk een gebrek des lichaams, gelijk Lev. 21:17, en Lev. 22:20; 2 Sam. 14:25; maar het wordt ook genomen voor een gebrek der ziel, rakende het geloof en de zeden, of de goede faam, ten aanzien van de uitkomst van enige zaak of daad, gelijk hier; Deut. 32:5; Job 11:15.
|
|
21) | wijze, |
|
Dat is, die de wijsheid bemint, godvruchtig en zedig is. Alzo in het volgende.
|
|
22) | Leer den wijze, |
|
Hebreeuws, geef; te weten, heilzame leer.
|
|
23) | leer toenemen. |
|
Alzo boven Spreuk. 1:5. Zie de aantekening.
|
|
24) | de wetenschap |
|
Dat is, waarmede de heiligen begaafd zijn, en die zij anderen mensen voordragen. Versta door de heiligen de ware gelovigen. Alzo worden zij genoemd Ps. 16:3, en Ps. 34:10, en Ps. 89:6,8, en onder Spreuk. 30:3; Hos. 12:1; 1 Cor. 1:2. Zie de reden 1 Cor. 6:11. Anderen verstaan hier door de heiligen, den waren God, die in het getal van velen de Heiligen genoemd zou zijn, omdat Hij drievuldig in persoon is.
|
|
25) | Want |
|
Zie boven Spreuk. 3:2 en de aantekening, en versta door mij de opperste wijsheid, die hier reden invoert van haar voorgaande vermaningen.
|
|
26) | zullen u |
|
Hebreeuws, zullen zij u toedoen; dat is, toegedaan worden; te weten, van Hem die haar toedoet of vermenigvuldigt, hetwelk is God. Zie van deze manier van spreken Job 4:19.
|
|
27) | voor uzelven; |
|
Dat is, tot uw eigen voordeel en welvaren. God heeft geen voordeel daarvan, Ps. 16:2.
|
|
28) | alleen dragen. |
|
Dat is, de schande en schade daarvan heeft niet God of zijn eeuwige wijsheid.
|
|
29) | zotte vrouw |
|
Hebreeuws, vrouw der zotheid. Deze vrouw wordt hier voorgesteld en vertoogd als de voornaamste wederpartijdster en vijandin der ware wijsheid, nodende tot zich alle mensen, gelijk de wijsheid tevoren gedaan heeft. Versta door de zotte vrouw al wat gaat tegen de waarheid der leer en de oprechtheid des levens. Anderen menen dat hier eigenlijk ene overspeleres beschreven wordt, en dat dan door die de voorgemelde zotte vrouw wordt afgebeeld.
|
|
30) | is woelachtig, |
|
Zie boven Spreuk. 7:11.
|
|
31) | de slechtigheid |
|
Dat is, die zeer slecht is, vol onwijsheid en kwade zinnen.
|
|
32) | weet niet met al. |
|
Te weten, om den mens te onderwijzen wat hij geloven en hoe hij leven moet.
|
|
33) | zij zit |
|
Versta, de voorgemelde zotte vrouw; dat is, de onwijsheid, of zotheid, die hier wordt bekend gemaakt van haar stoutheid, pracht en veelvoudig bedrijf om de mensen te verleiden.
|
|
34) | die hun paden |
|
Dat is, die hun weg rechtdoor gaan zonder naar de onwijze vrouw om te zien. Vergelijk boven Spreuk. 3:6.
|
|
35) | Wie is slecht? |
|
Vergelijk deze woorden met de woorden der wijsheid boven Spreuk. 9:4, die de onwijsheid hier naspelen wil om met openbare versmading van de vermaning der wijsheid de mensen tot zich af te trekken.
|
|
36) | gestolen |
|
Versta hierdoor de valse leer, ijdele goederen en vergankelijke lusten, die de onwijsheid haren dienaren mededeelt. Zij worden genaamd gestolen wateren en verborgen brood, omdat zij vergeleken worden bij de heimelijke bijslaping dergenen, die in overspel leven. Want gelijk deze met veel listigheid en bedektheid gepleegd wordt, en daartoe het verdorven vlees in velen aangenamer is dan de zuivere bijeenkomst in den staat van het huwelijk, alzo is de leer niet dan listig bedrog en in het vergankelijk goed, dat zij belooft, een meerdere vermaking voor het vlees in deze wereld. Vergelijk onder Spreuk. 20:17, en Spreuk. 30:20, en de aantekening.
|
|
37) | verborgen |
|
Dat is het goed, dat kwalijk gekregen en kwalijk verteerd wordt; te weten, gekregen door heimelijke, valse en listige praktijken en verteerd door onnutte, schandelijke en overdadige werken, die zich voor het licht schamen. Brood, voor allerlei tijdelijk goed. Zie boven Spreuk. 4:17.
|
|
38) | Maar |
|
De voorgaande woorden heeft de onwijsheid gesproken, maar deze Salomo, om de mensen te waarschuwen.
|
|
39) | hij weet niet, |
|
Te weten, de voorbijgaande mens, die van de onwijze vrouw genodigd wordt.
|
|
40) | aldaar |
|
Te weten, in het huis der zotte vrouw.
|
|
41) | doden zijn; |
|
Zie boven Spreuk. 2:18.
|
|
42) | der hel. |
|
Dat is, van den tijdelijken en eeuwigen dood.
|
|