1) | der wraken, |
|
Dat is, die zware wraak of straf doet over de ongerechtigheid, en wien alle wraak toebehoort; Deut. 32:35.
|
|
2) | verschijn blinkende. |
|
Te weten, tot onzen troost en tot schrik onzer vijanden. Zie Ps. 80:2.
|
|
3) | Rechter |
|
Dat is, der mensen, die op de aarde wonen; gelijk Gen. 18:25; Ps. 82:8.
|
|
4) | verhef U; |
|
Te weten, tot rechtvaardige wraak. Zie Ps. 7:7.
|
|
5) | van vreugde |
|
Te weten, vanwege de onderdrukking en het kruis der vromen.
|
|
6) | uw erfdeel. |
|
Dat is, uw volk, hetwelk U zo lief is als den mens zijn erfgoed.
|
|
7) | gij onvernuftigen |
|
Dat is, die zonder verstand zijt als beesten. Zie de aantekening bij Ps. 49:11, en Ps. 92:7.
|
|
8) | dien Gij tuchtigt |
|
Te weten, om hem tot verstand en tot kennis van U en van zichzelven te brengen.
|
|
9) | totdat de kuil |
|
Dat is, totdat de goddeloze tot zijn verderf komt.
|
|
10) | het oordeel zal |
|
De zin dezer woorden is: Het laat zich nu aanzien alsof de oordelen Gods tegen zijne gerechtigheid liepen, dewijl God de goeden rust en vrede laat zitten; maar het oordeel Gods zal eindelijk wederkeren tot de gerechtigheid, en de vromen zullen verlost en zalig gemaakt, maar de goddelozen zullen gestraft en verdoemd worden. Verg. Jes. 28:17.
|
|
11) | navolgen. |
|
Te weten, recht, of oordeel, waar hij straks van gesproken heeft, namelijk, nadat zij Gods gerechtigheid over de goddelozen zullen gezien hebben. Anders, zullen Hem of denzelven, te weten, Heere, navolgen. Hebr. achter hetzelve, of Hem [zijn].
|
|
12) | staan tegen |
|
Te weten, om mij te helpen. Alsof hij zeggen wilde: Niemand onder de mensen; maar het zal God de Heere zijn. Zie Esther 8:11; de psalmist klaagt dat hij van zijne vrienden in den nood is verlaten geweest.
|
|
13) | mijne ziel had |
|
Dat is, welverstaande zoveel mijn lichaam aangaat.
|
| No Link found
|
|
14) | bijna |
|
Of, haast, schier, op weinig na, korts.
|
|
15) | in de stilte |
|
Dat is, ik ware haast omhals geweest en onder de aarde, waar men sprakeloos ligt en den Heere niet prijzen kan; gelijk Job 3:17,18; Ps. 88:13, en Ps. 107:18, en Ps. 115:17.
|
|
16) | ik zeide: |
|
Te weten, niet anders wetende dan dat ik ten enenmale terneder en als onder den voet lag.
|
|
17) | Als mijne |
|
Of, in de veelheid mijner gedachten in het midden van mij. Zie de aantekening bij Job 20:14.
|
| No Link found
|
|
18) | de stoel der |
|
Dat is, de schadelijke en goddeloze rechters; versta hierbij, geenzins.
|
|
19) | bij inzetting? |
|
Dat is, door een besluit. Of, tegen de inzetting? dat is tegen de geboden, die God heeft ingezet. Anders, voor ene wet; dat is, in de plaats van goede wetten.
|
|
20) | rotten |
|
Te weten, de goddeloze en onrechtvaardige rechters.
|
|
21) | verdoemen |
|
Zie Job 10:2.
|
|
22) | een steen |
|
Te weten, waar ik zeker wezen kon en buiten alle gevaar. Zie Ps. 91:14.
|
|
23) | Hij zal hunne |
|
Dat is, Hij zal hen naar hunne verdiensten vergelden.
|
| No Link found
|
|
24) | in hunne boosheid |
|
Of, vanwege hunne boosheid.
|
| No Link found
|
|