1) | lied, |
|
Deze psalm is de bedroefdste en klagelijkste, die in het gehele psalmboek is, van het begin tot het einde toe.
|
|
2) | lied, |
|
Zie de aantekening bij Ps. 48:1.
|
|
3) | machalath leannoth; |
|
Zie van het woord machalath Ps. 53:1; het betekent eigenlijk zwakheid, maar hier is het de naam van een muziekinstrument of het begin van zeker lied.
|
|
4) | ene |
|
Dat is, een psalm, gemaakt om het volk Gods te onderwijzen, hoe het God zal aanroepen als het in grote zwarigheid vervallen is.
|
| No Link found
|
|
5) | van Heman |
|
Heman wordt genoemd onder de voortreffelijkste muzikanten en wijze mannen; 1 Kron. 6:33, en 1 Kron. 15:17,19, en 1 Kron. 16:42.
|
|
6) | God mijns |
|
Dat is, die mij tot nog toe hebt bewaard en voortaan bewaren zult, gelijk ik vastelijk hoop en vertrouw.
|
| No Link found
|
|
7) | bij dag, |
|
Hebr. des daags roep ik [en] des nachts voor U.
|
| No Link found
|
|
8) | voor uw |
|
Dat is, in uwe tegenwoordigheid.
|
|
9) | der tegenheden |
|
Hebr. der kwaden en der tegenheden zat te zijn, is te zeggen daarvan overladen te zijn. Zie de aantekening bij Job 7:4.
|
|
10) | mijn leven |
|
Dat is, tussen den dood en mij is schier geen onderscheid; Ps. 107:18 wordt het graf genoemd de poort des doods.
|
|
11) | graf. |
|
Hebr. scheol; zie Gen. 37:35.
|
|
12) | Afgezonderd |
|
Hebr. gevrijd; dat is, afgezonderd; te weten, van de levenden, gelijk men de melaatsen, naar de wet Gods, Lev. 13:46, van de bijwoning met andere mensen pleegt af te zonderen; zie 2 Kon. 15:5.
|
|
13) | gedenkt, |
|
Te weten, om hen in deze wereld weder te brengen; Job 7:7, en Job 10:21.
|
|
14) | in den |
|
Hebr. in een kuil der laagten, of der onderste [plaatsen].
|
|
15) | ligt op mij; |
|
Hebr. steunt.
|
|
16) | met al uwe |
|
Dit is gesproken bij gelijkenis, genomen van de baren der zee, waarmede de mens overweldigd wordt. Zie een gelijke manier van spreken boven, Ps. 42:8, en 2 Sam. 22:5.
|
| No Link found
|
|
17) | tot een groten |
|
Hebr. tot gruwelen, of tot afgrijselijkheden.
|
| No Link found
|
|
18) | ik ben |
|
Dat is, ik kan uit het verdriet, waarmede ik omvangen ben, niet geraken.
|
| No Link found
|
|
19) | den gansen |
|
Of, alle dagen, elken dag.
|
|
20) | mijne handen |
|
Hebr. mijne palmen.
|
| No Link found
|
|
21) | Zult Gij |
|
Te weten, in dier voege, dat zij in het graf liggende, nog enig gevoel zullen hebben om den Heere te loven, gelijk zij doen konden toen zij nog in het leven waren? Hij wil zeggen: haast U, Heere, om mij te redden, anderszins moet mijn leven haast een einde nemen.
|
|
22) | opstaan; |
|
Te weten, in dit tijdelijke leven, zoals zij dat in deze wereld genoten hebben. Zie Ps. 6:6.
|
|
23) | in het verderf? |
|
Het Hebr. woord Abaddon betekent eigenlijk verderf, dies het bijwijlen wordt genomen voor de plaats des verderfs; ook somtijds voor het graf of tombe. Zie Job 26:6, en Job 28:22.
|
|
24) | Zullen |
|
Hebr. zal uw wonder, enz.
|
|
25) | in de duisternis, |
|
Dat is, in de plaats en den staat des doods, genoemd het land der duisternis en de schaduw des doods; Job 10:21,22.
|
|
26) | het land |
|
Alzo noemt hij de aarde, of het graf, waar de doden in gelegd worden, omdat die, zoveel aangaat den stand des lichaams, geen geheugenis met al hebben van de zaken dezes tegenwoordigen levens; of ook omdat men degenen, die onder de aarde liggen, vergeet. Zie Job 10:22, en Job 21:21, en Ps. 31:13; Pred. 8;10, en Pred. 9:5.
|
|
27) | verstoot Gij |
|
Zie de aantekening bij Job 19:7.
|
|
28) | Van der jeugd |
|
Anders: van de schudding, of ringeling, waarmede Gij mij geschud en geringeld hebt, ben ik bedrukt, enz.
|
|
29) | doodbrakende; |
|
Of, stervende; te weten, door gedurige ellende. Zie Num. 17:12,13.
|
|
30) | uwe vervaarnissen, |
|
Te weten, die Gij mij hebt aangejaagd.
|
| No Link found
|
|
31) | ik ben twijvelmoedig. |
|
Of, twijfelradig, wankelmoedig; ik versaag schier, niet wetende hoe ik het heb, of, ik ben in twijfelmoedige kwellingen, vrezende dat mij nog meer kwaad zal overkomen.
|
| No Link found
|
|
32) | Uwe hittige |
|
Hebr. uwe brandingen.
|
| No Link found
|
|
33) | uwe verschrikkingen |
|
Te weten, met welke Gij mij verschrikt.
|
| No Link found
|
|
34) | doen mij |
|
Of, drukken mij.
|
|
35) | omringen |
|
Te weten, uw toorn en verschrikking.
|
|
36) | zijn in |
|
Dat is, zij versteken zich voor mij en gaan als in het donker, alzo dat ik hen niet zie en zij mij niet meer zien noch kennen willen. Zie Job 19:13,14.
|
|