1) | opperzangmeester |
|
Zie Ps. 4:1.
|
|
2) | kinderen |
|
Zie Ps. 42:1.
|
|
3) | in de |
|
Hebr. de palm; tot een teken van blijdschap en vrolijke toestemming. Verg. Ps. 89:8; 2 Kon. 11:12.
|
| No Link found
|
|
4) | brengt |
|
Of, zal de volken onder ons brengen, of aanbrengen, aanleiden, ordineren, schikken. Versta, niet alleen het lichamelijk onderwerpen der heidenen te dien tijde, maar ook het geestelijk onder het Nieuwe Testament, waarvan Joh. 10:16; Hand. 2:39, enz.
|
|
5) | verkiest |
|
Of, zal ons verkiezen. Hier kan men beide verstaan: zo het aardse Kanaän als het hemelse; het eerste bezaten zij, het tweede verwachten zij door geloof en hoop; Hebr. 11:15,16.
|
|
6) | heerlijkheid |
|
Of, hoogheid, uitnemendheid, uitstekendheid; als daar waren het koninkrijk, priesterdom, tempel, enz. mitsgaders het geestelijk betekende heerlijk goed.
|
|
7) | heeft |
|
Een uit liefde hem verkoren, of liefheeft, verstaande door Jakob het volk Israël.
|
|
8) | Sela |
|
Zie Ps. 3:3.
|
|
9) | vaart |
|
Of, is opgevaren, opgeklommen, opgekomen, opgetrokken. Gelijk geschied is als de ark [op welke God zijne tegenwoordigheid vertoonde en die een voorbeeld van Christus was] van David werd opgehaald naar Zion, 2 Sam. 6:15; 1 Kron. 13:8, en 1 Kron. 15:28; en daarna van Salomo gebracht in den tempel. 2 Kron. 5: en voorts als de Heere Christus zelf ten hemel opvoer, Luk. 24:51,52, om vandaar als Koning alles te regeren. Verg. Ps. 2:6,8,9, en Ps. 110:
|
|
10) | onderwijzing |
|
Hebr. masckijl. Zie Ps. 32:1. Anders, een ieder die wijs of verstandig is, gij verstandige; idem, verstandiglijk, met onderling onderwijs, Col. 3:16; of een onderwijspsalm.
|
|
11) | heidenen |
|
Verg. Ps. 22:29.
|
|
12) | edelen |
|
Of, gewilligen, vrijwilligen, die zich vanzelf aanbieden, volontairen, [gelijk men zegt,] liberalen; welke naam prinsen en edelen gegeven wordt, omdat hun goedhartigheid en liberaalheid betaamt en versiert. Zie Job 12:21.
|
|
13) | Abrahams |
|
Dat is, welk volk het geloof Abrahams heeft, Rom. 4:16; wien God beloofd had dat in zijn zaad alle volken zouden gezegend worden; hetwelk zag op de beroeping der heidenen, waarvan hier ook gesproken wordt. Verg. Ps. 22:28,29,30,31; Ef. 2:13,18,19, en Ef. 3:6. Of aldus: De edelen der volken zijn verzamelt, [te weten] het volk van den God Abrahams.
|
| No Link found
|
|
14) | schilden |
|
Dat is, de volkomene, of alle beschutting en bescherming der mensen in het algemeen en van zijn volk in het bijzonder, komt God alleen toe, die de rechte Schutsheer en Beschermer is. Verg. Ps. 89:19; 1 Tim. 4:10; die Hij ook aller eer, lof en prijs waardig is. Ook kan men dit verstaan van magistraten en regenten op aarde, die God gesteld heeft om als schilden de gemeente te beschermen. Verg. Hos. 4:18. De harten van dezen heeft Hij alzo in zijne hand, dat Hij hen gewillig kan maken om zich tot de gemeenschap van zijne kerk te begeven, gelijk in het begin dezer verzen gezegd is.
|
|