1)om der gerechtigheid wil;
Dat is om de rechtvaardige zaak van Christus en zijne leer, gelijk in het volgende Matth. 5:11, om mijnentwil.
 
2)alle
Dat is, allerlei.
 
3)kwaad
Grieks: kwaad woord.
 
4)tegen u spreken
Dat is, dat u tegen gaat, of tot uw nadeel.
 
5)loon is
Namelijk dat God belooft en geven zal, niet uit verdienste, maar uit genade, Rom. 6:23, om Christus' wil, 2 Cor. 1:10, en zo ook 2 Cor. 6:1, en elders doorgaans.
 
6)groot in de hemelen;
Grieks: veel.
 
7)vóór u geweest zijn.
Dat is, voor uw tijden, of in voorgaande tijden.
 
8)zout der aarde;
Zo worden de leraars genaamd omdat, gelijk het zout de spijs smakelijk maakt en van verrotting bewaart, zij ook alzo de zielen der mensen door de leer Gode aangenaam maken en van het verderf behouden.
 
9)smakeloos wordt,
Dat is, zijn zoutigheid, kracht of scherpheid verliest.
 
10)licht der wereld;
Omdat zij met hun leer anderen verlichten, en ook met hun leven dezelve moeten voorlichten. 1 Petr. 5:3.
 
11)korenmaat,
Of, schepsel.
 
12)verheerlijken.
Of, prijzen en grootmaken.
 
13)de wet of de profeten te ontbinden;
Dat is de leer der wet of der profeten te veranderen, of teniet te doen.
 
14)vervullen.
Dat is te verklaren, te onderhouden, en wat tevoren afgebeeld en voorzegd is te volbrengen.
 
15)voorbijgaan,
Dat is vergaan of veranderd worden. Zie Ps. 102:27; Hebr. 1:11, en de aantekening bij 2 Petr. 3:10.
 
16)jota
Dit is de kleinste letter bij de Grieken, gelijk Jod bij de Hebreën. Christus wil daarmede zeggen dat ook de minste zaak, in de wet geschreven, niet zal vergaan.
 
17)één titel
Dat is streepje van een letter of puntje.
 
18)minste genaamd worden
Dat is, zal daar gans niet geacht worden: of zal daar niet ingaan; gelijk in het Matth. 5:20 verklaard wordt.
 
19)tot de ouden gezegd is;
Of, van de ouden. Hierdoor verstaat Christus de verkeerde uitlegging der Farizeën en Schriftgeleerden, die al van over vele jaren alzo geleerd hadden, en niet de leer van Mozes en der profeten. Hetwelk blijkt: I. uit Matth. 5:20. II. omdat hier leringen wederlegd worden, die in Mozes en de profeten niet gevonden worden, zie Matth. 5:43. III. omdat door Christus niets wordt bijgedaan dan wat in Mozes en de profeten gevonden wordt, gelijk men kan zien uit de Schriftuurplaatsen des Ouden Testaments hier aan den kant getekend.
 
20)strafbaar zijn door het gericht.
Of, schuldig om gestraft te worden.
 
21)ten onrechte
Dat is, zonder oorzaak of tevergeefs.
 
22)door het gericht;
Of, oordeel; waardoor verstaan worden de rechters, die in alle steden de doodslagers straften; Deut. 21.
 
23)Raka,
Het is een Syrisch smaadwoord, en is zoveel te zeggen als ijdel- of slechthoofd. Anderen menen dat het van spuwen komt; en anderen dat daarmede uitgedrukt wordt een geluid, dat de mensen dikwijls maken om daarmede hun gramschap, verachting of versmading tegen hunne naasten te kennen te geven, gelijk men gemeenlijk door foei u, of iets dergelijks pleegt te doen.
 
24)groten Raad;
Dit was de hoogste Raad binnen Jeruzalem, Sanhedrin genaamd, bij denwelken het oordeel stond van de zwaarste zaken, en die daarom ook de schuldigen tot de zwaarste straffen verwees. Zie Deut. 17, en 2 Kron. 19.
 
25)het helse vuur.
Grieks, tot, of in de gehenna des vuurs. Gehenna komt van de Hebreeuwse woorden Ge Hinnom; dat is, het dal Himmon, gelegen bij de stad Jeruzalem, Joz. 15:8, in welk dal eertijds de afgodische Joden hun kinderen tussen de gloeiende armen van het koperen beeld Moloch levend lieten verbranden; zie Jer. 7:31; 2 Kon. 23:10; hetwelk, daar het een gruwelijke pijn was, zo wordt dit woord dikwijls voor de helse pijn genomen. Door deze doodstraffen, waarvan de ene zwaarder is dan de andere, toont Christus dat al deze zonden de eeuwige verdoemenis verdienen, doch dat de ene zwaarder dan de andere in het toekomende oordeel zal gestraft worden.
 
26)op het altaar offeren,
Dit ziet op den godsdienst des Ouden Testaments, maar wordt ook mede verstaan van den godsdienst des Nieuwen Testaments, hoewel in dezen geen zulke altaren en offeranden zijn; Rom. 12:1, en Rom. 15:16; Hebr. 13:15,16; Fil. 4:18. Of, brengen tot het altaar.
 
27)welgezind jegens
Dat is, verdraag of verenig u met dengene, die u over schuld of anderszins voor het gericht roept.
 
28)penning zult betaald hebben.
Grieks, quadrant; dat is, een oordje, hetwelk was de minste munt, dien men gebruikte, omtrent anderhalve penning (ruim een cent) waard naar onze rekening.
 
29)te begeren,
Namelijk tot onkuisheid.
 
30)rechteroog
Dat is, al wat u dit leven aangaande, het dierbaarste, aangenaamste of nodigste is.
 
31)ergert,
Dat is, tot zondigen zou verwekken of brengen.
 
32)trekt het uit
Dat is, doe zulks liever van u weg.
 
33)verlaten zal,
Dat is, van wie zijn vrouw zal scheiden.
 
34)scheidbrief.
Van dezen scheidbrief zie Deut. 24:1, enz.; Mal. 2:14, en Matth. 19:7. Uit welke plaatsen blijkt dat God het lichtvaardig scheiden nooit voor goed heeft erkend.
 
35)den eed niet breken,
Dat is, zo niet zweren, dat gij uw eed niet zoudt houden.
 
36)uwe eden houden.
Dat is, hetgeen gij met ede God of den mensen beloofd hebt betalen.
 
37)ganselijk niet,
Namelijk noch lichtvaardig, of onnodig, noch bedriegelijk, noch bij de creaturen. Want een oprechte en nodige eed wordt niet verboden, gelijk te zien is in Rom. 1:9, en Rom. 9:1; 2 Cor. 1:23, en 2 Cor. 11:31, en 2 Cor. 12:19; Gal. 1:20; Fil. 1:8; 1 Thess. 5:27; Hebr. 6:13,16,19; Openb. 10:6.
 
38)ja, ja; neen, neen;
Dat is, gebruik in uw dagelijkse handelingen en gewone gesprekken eenvoudige, waarachtige en oprechte woorden; zie Jak. 5:12.
 
39)boven deze is,
Dat is, wat tot overvloed erbij gedaan wordt, met lichtvaardig of onnodig zweren, of anderszins.
 
40)Oog om oog; tand om tand.
Deze wet, die den overheden gegeven was, werd door de Farizeën en schriftgeleerden misduid tot eigen wraak, welke Christus hier in het volgende bestraft.
 
41)keer hem ook de andere toe;
Namelijk, liever dat gij uzelven zoudt wreken. Want, dat dit niet letterlijk is te verstaan, blijkt zelfs uit het voorbeeld van Christus, Joh. 18:23. En alzo moeten ook de twee naastvolgende verzen verstaan worden.
 
42)dwingen één mijl te gaan,
In het Grieks wordt een Perzisch woord gebruikt, waardoor betekend wordt een hofdienst, waartoe de onderzaten gedwongen werden om de lasten der herenboden te dragen, of daartoe hun ezels, enz. te lenen en te drijven. Hetzelfde woord wordt ook gebruikt in Matth. 27:32.
 
43)bidt,
Of, begeert, eist.
 
44)uw vijand zult gij haten.
Dat staat nergens in Gods wet, maar het tegendeel daarvan staat in Deut. 32:35; Spreuk. 25:21.
 
45)geweld doen
Anders, lasteren; gelijk hetzelfde woord ook genomen wordt 1 Petr. 3:16.
 
46)zijn uws Vaders,
Dat is, mag blijken dat gij het zijt.
 
47)liefhebt die u liefhebben,
Namelijk alleen, gelijk blijkt uit Matth. 5:47.
 
48)groet,
Of vriendelijk bejegent.