| 1) | des heiligdoms, | 
|  | Grieks der heilige; waardoor de hemel, van welken het heilige  der heiligen een voorbeeld is geweest, gelijk hierna Hebr.  9:8,12, verstaan wordt; hetwelk van het eerste deel des  tabernakels hier wordt onderscheiden, waar de priesters alle  dagen ingingen; maar de hogepriester ging maar eenmaal des jaars  in het heiligdom of heilige der heiligen, gelijk in het begin  van Hebr. 9 nader verklaard wordt. | 
|  | 
| 2) | des waren | 
|  | Het woord waren, wordt hier gesteld tegen de schaduwen, gelijk  Joh. 1:17. | 
|  | 
| 3) | tabernakels, | 
|  | Gelijk door het heilige der heiligen de hemel wordt afgebeeld,  zo wordt door dezen tabernakel verstaan de menselijke natuur van  Christus, die daarbij ook wordt vergeleken, Joh. 1:14, en Joh.  2:19 en Hebr. 9:11, en in welke de volheid der Godheid  lichamelijk woont, als in zijn tempel of tabernakel, Col. 2:9,  die door kracht des Heiligen Geestes is ontvangen en door geen  mens is opgericht, en door welker opoffering en bloed van  Christus in het heilige der heiligen is ingegaan, hetwelk met  Hebr. 8:3 wel overeenkomt. Waarvan Christuts ook een bedienaar  kan gezegd worden, omdat hij dezelve zijn menselijke natuur  heeft geheiligd tot een bekwame offerande, om daarin de zonden  zijns volks te verzoenen, en het werk onzer zaligheid te  volbrengen. Zie Joh. 17:19, en hierna Hebr. 9:11, waar dit zo in  het brede wordt verklaard. | 
|  | 
| 4) | Want een iegelijk hogepriester | 
|  | Dit woord want, geeft reden waarom hij in Hebr. 8:2 gezegd  heeft, dat Christus is een bedienaar van den waren tabernakel  zijns lichaams, namelijk omdat hij als een hogepriester ook wat  moest hebben dat hij zou offeren. | 
|  | 
| 5) | wat had, | 
|  | Namelijk zichzelf, of zijn eigen lichaam, gelijk hier voor Hebr.  7:27, en hierna Hebr. 9:14 wordt uitgedrukt. | 
|  | 
| 6) | zo zou Hij zelfs geen priester zijn, | 
|  | Namelijk omdat hij nu alles op aarde volbracht had, wat van hem,  als priester, op aarde moest geschieden. Derhalve, zo zou hij  uitgediend hebben; maar hij moest nog het overige deel van zijn  priesterambt in den hemel in het ware heilige der heiligen  volbrengen. | 
|  | 
| 7) | naar de wet gaven offeren; | 
|  | Dat is, behoorlijk en wettelijk. En in deze woorden is ook een  reden begrepen, waarom Christus nu geen priester op aarde zou  zijn, namelijk die wettelijk en volgens de ordinantie Gods het  priesterschap hier bedienen zou, omdat de wet geen priester  stelt dan uit den stam van Levi, en gene offeranden dan van  ceremoniëele gaven, waarvan Christus geen bedienaar was gesteld,  maar een bedienaar van hetgeen hierdoor was afgebeeld, gelijk  Hebr. 8:5 ook medebrengt. | 
|  | 
| 8) | der hemelse dingen dienen, | 
|  | Dat is, der dingen die van Christus ook in den hemel moesten  bediend en volbracht worden, en die ons tot den ingang in den  hemel nodig zijn. | 
|  | 
| 9) | de afbeelding, | 
|  | Of, voorschrift, voordruk, patroon, voorbeeld, waar men iets  naar doet of bouwt. | 
|  | 
| 10) | die u | 
|  | Namelijk in een gezicht, of, op den berg, of veeleer in den  geopenden hemel, gelijk hierna, Hebr. 9:23 verklaard wordt; want  Mozes heeft op den berg zijnde, dit voorbeeld in den hemel zelf  gezien. | 
|  | 
| 11) | op den berg getoond is. | 
|  | Grieks in den berg; dat is, op den berg, namelijk Horeb. | 
|  | 
| 12) | Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, | 
|  | Namelijk de Heere Jezus Christus. | 
|  | 
| 13) | eens beteren verbonds Middelaar is, | 
|  | Namelijk van het verbond der wet, en der ceremoniën was. | 
|  | 
| 14) | betere beloftenissen | 
|  | Namelijk die hierna, Hebr. 8:10,11,12, worden uitgedrukt. | 
|  | 
| 15) | bevestigd is. | 
|  | Grieks gewettelijkt is. | 
|  | 
| 16) | onberispelijk geweest ware, | 
|  | Dat is, waar niets aan had ontbroken, of waar men niets meer in  had kunnen vereisen. Want dat volmaakt is, heeft geen plaats te  geven aan iets anders van gelijke gelegenheid. Want de wet van  Mozes, waarvan de ceremoniën hier als een aanhangsel worden  aangemerkt, was wel in zichzelf volmaakt, zo iemand die volmaakt  had onderhouden; maar vanwege de onmacht der verdorvene natuur  des mensen, die de wet niet kon wegnemen, kon zij niemand tot de  zaligheid brengen; Rom. 8:3; Gal. 3:21. Daarom heeft God dit  nieuwe verbond door Christus, in de plaats van het eerste, met  den mens willen maken, opdat het gebrek van het eerste hierdoor  zou worden verbeterd; van welk nieuw verbond de ceremoniën ook  schaduwen en voorbeelden waren, Col. 2:17; gelijk in Hebr. 9 zal  worden aangewezen, en van hetwelk de oude vaders ook de beloften  wel hadden ontvangen, Gal. 3:17, enz.; maar de volheid daarvan  is ons door Christus geopenbaard, gelijk de apostel in het  vervolg uit Jer. 31 bewijst. | 
|  | 
| 17) | hen | 
|  | Namelijk de Israëlieten; of hetzelve, namelijk verbond. | 
|  | 
| 18) | berispende, | 
|  | Of het gebrek hun aanwijzende; of over hen klagende; dat is, de  zwakheid, die door hun verdorvenheid in dit verbond was,  aanwijzende en daarover klagende. | 
|  | 
| 19) | de dagen komen, | 
|  | Namelijk ten tijde van den Messias. | 
|  | 
| 20) | over het huis Israels, | 
|  | Hieronder worden ook alle uitverkorenen uit de heidenen  verstaan, gelijk doorgaans bij de profeten is te zien, die door  het geloof dezen olijfboom zouden worden ingelijfd. Zie Rom.  11:17,25,26; Gal. 4:26, enz. | 
|  | 
| 21) | verbond | 
|  | Of testament. | 
|  | 
| 22) | oprichten; | 
|  | Grieks voleindigen. Zie de aantekeningen Hebr. 8:10. | 
|  | 
| 23) | met hun vaderen gemaakt heb, | 
|  | Namelijk door Mozes in de woestijn. | 
|  | 
| 24) | op hen niet geacht, | 
|  | Of Ik heb hen niet geacht. Bij den profeet staat: zou Ik met hen  in het huwelijk, of als ene heer gebleven zijn? hetwelk één zin  met dezen woorden heeft. Doch de apostel heeft de Griekse  overzetting willen behouden, omdat in de zaak geen verschil was. | 
|  | 
| 25) | maken zal na die dagen, | 
|  | Dat is ten volle openbaren en door de gehele wereld verbreiden.  Want de belofte van dit verbond was door de wet van Mozes niet  teniet gedaan, Gal. 3:17; maar is eerst door Christus vervuld,  ten volle geopenbaard, en in zijn volkomenheid opgericht. | 
|  | 
| 26) | in hun verstand geven, | 
|  | Dat is, niet alleen in stenen tafelen of perkamenten. Zie 2 Cor.  3:3, enz. | 
|  | 
| 27) | niet leren | 
|  | Namelijk met woorden of met schriften alleen, gelijk in het  verbond der wet geschiedde, maar zij zullen vooral van God  [namelijk door zijn Geest] geleerd zijn, gelijk Christus spreekt  Joh. 6:45,65, die nochtans met zijn eigen mond hun ook het  Evangelie predikte en tot de kennis Gods vermaande. Dit wordt  dan niet volkomen of geheel ontkend, maar bij vergelijking van  de manier van onderwijzing, die in het Oude Testament  geschiedde, gelijk zulke wijzen van spreken meermalen voorkomen.  Zie voorbeelden daarvan Joh. 5:30,45; 1 Thess. 4:9. | 
|  | 
| 28) | allen kennen | 
|  | Namelijk die het van God zullen geleerd hebben, gelijk Christus  getuigt in de voormelde plaats, Joh. 6:45. Want, dat hier alleen  gesproken wordt van de zaligmakende kennis, en van het  waarachtig geloof, blijkt uit Hebr. 8:12, dewijl de zonden in  het nieuwe verbond niemand worden vergeven dan door het  waarachtig geloof, Rom. 3:30. Sommigen nemen dit van den stand  van het toekomende leven, waar geen uitwendig onderwijs meer van  node zal wezen, wanneer wij hem zullen zien van aangezicht tot  aangezicht, 1 Cor. 13:11; 1 Joh. 3:2. Doch uit het gehele  oogmerk van den apostel blijkt dat deze beloften alle  uitverkorene gelovigen des Nieuwen Testaments ook in dit leven  aangaan. | 
|  | 
| 29) | geenszins meer gedenken. | 
|  | Namelijk om die te straffen. Zo behoudt dan God in het nieuwe  verbond geen straffen meer, wanneer Hij de zonde eens heeft  vergeven, gelijk enigen drijven. Hoewel Hij de zijnen nog soms  uit vaderlijke liefde kastijdt tot hun best. Zie Hebr. 12:6,7. | 
|  | 
| 30) | Als Hij zegt: | 
|  | Dusverre zijn verhaald de woorden van den profeet: nu spreekt  wederom de apostel. Grieks in het zeggen. | 
|  | 
| 31) | oud gemaakt; | 
|  | Of doen verouden; dat is, verklaard oud te zijn. | 
|  | 
| 32) | de verdwijning. | 
|  | Dat is, wegneming, zo dat het uit het midden is geweerd, en niet  meer gebruikt wordt. | 
|  |