1)Begeer ook voor hem
Salomo merkt waarheen de bede van Adonia strekte, namelijk tot een nieuwe beroerte om, door middel van het verzochte huwelijk, te bekwamelijker tot het koninkrijk te geraken. Hierom, die zich begeerden groot te maken, hebben deze praktijk meermalen gebruikt. Zie 2 Sam. 3:7, en 2 Sam. 16:21.
 
2)ouder is
Hebreeuws, groter, of, meerder; te weten, van ouderdom.
 
3)Abjathar,
Dewelken Adonia toegedaan waren, zonder twijfel opdat zij in hun ambten en staten zouden mogen blijven, en vrij van gevaar zijn.
 
4)leven gesproken hebben!
Hebreeuws, tegen zijn ziel; dat is, tot nadeel van zijn leven. Het woord ziel wordt voor het leven dikwijls genomen. Zie Gen. 19:17.
 
5)doen zitten
Dat is, als koning doen regeren. Alzo 2 Kon. 10:3, en 2 Kron. 23:20. Vergelijk boven, 1 Kon. 1:13 de aantekeningen.
 
6)een huis gemaakt heeft,
Dat is, een huisgezin, en hof naar den staat en waardigheid van een koning; want het woord huis betekent dikwijls het gehele hof en den gansen trein der hovelingen. Zie Gen. 34:19.
 
7)gedood worden!
Als hebbende de koninklijke majesteit gekwetst.
 
8)zond
Dat is, zond Benaja, hem bevelende dat hij door zijn hand Adonia doden zou. Zie Gen. 12:15.
 
9)viel op hem aan,
Te weten, met wapen, bekwaam om hem te doden. Alzo ook 1 Kon. 2:31,32,34,46. 1 Kon. 2:32 spreekt van twee aanvallen, die met het zwaard geschiedden.
 
10)Anathoth,
De naam van een priesterlijke stad, gelegen in den stam van Benjamin, waar Abjathar de prieser en Jeremia de profeet geboren zijn. Zie van deze Joz. 21:18; Jer. 1:1.
 
11)een man des doods;
Dat is, des doods schuldig, of die den dood waardig is. Alzo 2 Sam. 12:5; idem, zonen des doods, 1 Sam. 26:16.
 
12)op dezen dag
Hetwelk aldus kan verstaan worden, dat Salomo met een mindere straf zich voor dezen tijd heeft laten genoegen, hem houdende ondertussen onder de doodsschuld, alzo dat zo hij in toekomende tijden iets dergelijks kwam te bedrijven, hij het met den dood bezuren zou.
No Link found
 
13)verdreef Abjathar,
Niet dat Salomo hem van zijn priesterambt eigenlijk heeft afgezet, want hij was reeds bij het leven van David, om zijn misdaad tegen de koninklijke majesteit begaan, afgezet, toen Zadok in zijn plaats gezalfd werd, 1 Kron. 29:22, maar hij heeft hem verdreven, dat is gebannen in zijn huis te Anathoth, waaruit noodzakelijk moest volgen dat hij het priesterambt te Jeruzalem niet kon bedienen; zijnde ook als politiek dood.
 
14)dat hij des HEEREN priester niet ware,
Hebreeuws, van den Heere, of des Heeren priester te zijn.
 
15)om te vervullen
Hetwelk wel aldus van Salomo geschied is, maar door het verborgen beleid des heren, waarop Salomo misschien op dien tijd niet heeft gedacht. Zie de voorzeggingen dezer vervulling 1 Sam. 2:33, en vergelijk Matth. 13:35, en Matth. 27:9; Joh. 12:38, en Joh. 19:24, welke plaatsen aanwijzen dat de profetieën Gods zeer dikwijls door de mensen buiten hun weten vervuld worden.
 
16)het woord des HEEREN,
Namelijk dat het huis van Eli, hetwelk van Ithamar afkomstig was, van het hogepriesterambt verstoten zou worden, en een ander huis in zijne plaats zou komen. Hetwelk vervuld is in Zadok, die uit het geslacht van Eleazar voortkomstig was. Zie 1 Sam. 2:35, en vergelijk Ezech. 44:15.
 
17)Silo gesproken had.
Een stad in den stam van Efraïm, waar de ark des Heeren langen tijd geweest is; Joz. 18:1; Richt. 21:19; Ps. 78:60.
 
18)vatte de hoornen des altaars.
Zie boven, 1 Kon. 1:50.
 
19)de tent des HEEREN
Welke met het altaar, door het bevel Gods in de woestijn gemaakt, Exod. 36:1,2,3, enz., en Exod. 38:1, enz., te dezen tijde waren binnen Gibeon, 2 Kron. 1:3,5.
 
20)hij gesproken heeft,
Namelijk Joab. En versta dit naar de wet, Exod. 21:14.
 
21)zijn bloed
Te weten, dat hij met onrecht vergoten heeft. God keert het bloed van een ander op iemands hoofd, als Hij den dood, dien hij een ander moedwilliglijk aangedaan heeft, wederom het met den dood vergeldt, of door hem zelven, Gen. 4:11, of door den mens, Gen. 9:6; alzo onder, 1 Kon. 2:44; Richt. 9:24,57; 2 Sam. 16:8.
 
22)daar het mijn vader David niet wist,
Dat is, waarvan mijn vader geen kennis had eer het geschiedde, en dat hij niet toestond toen het geschied was. Zie 2 Sam. 3:28,29, en boven, 1 Kon. 2:5.
 
23)bloed
Hebreeuws, bloeden. Het woord bloed wordt gesteld in het getal van velen, niet alleen omdat Joab twee mannen vermoord had, maar omdat dikwijls dit woord, alzo gesteld zijnde, betekent de schuld en straf des doods, die de doodslagers over zich brengen, Exod. 22:2,3; Ps. 51:16, hoewel somtijds ook in het enkel getal, Gen. 42:22.
 
24)in eeuwigheid;
Dat is, een lange tijd, zolang als Joabs vaderlijk huis duren zal. Zie 2 Sam. 3:29, en vergelijk boven, 1 Kon. 1:31, en de aantekeningen.
 
25)eeuwigheid.
Versta ten aanzien van den uiterlijken welstand een langen tijd, gelijk recht tevoren, en ten aanzien van den geestelijken in Christus, een tijd zonder einde.
 
26)Zadok,
Die al tevoren bij het leven van David met toestemming van de ganse vergadering was gezalfd. Zie 1 Kron. 29:22, hetwelk Salomo hier metterdaad goedkeurt.
 
27)Kidron
Is geweest een beek, vloeiende tussen Jeruzalem en den Olijfberg, door een duister dal oostwaarts van de stad. Zie van deze 2 Sam. 15:23; 2 Kon. 23:4; Joh. 18:1.
 
28)weet voorzeker,
Hebreeuws, wetende weet; alzo onder, 1 Kon. 2:42.
 
29)den dood sterven zult;
Hebreeuws, stervende zult sterven; alzo onder, 1 Kon. 2:42.
 
30)bloed
Zie Lev. 20:9.
 
31)Achis,
Zie van dezen, 1 Sam. 21:10.
 
32)Maacha,
Anders genoemd Maoch; 1 Sam. 27:1.
 
33)Gath;
De naam van een stad in den stam van Dan, die bewoond was van reuzen, afkomstig uit de Filistijnen, Joz. 11:22, gelijk ook de reus Goliath van deze stad was, 1 Sam. 17:4.
 
34)eed des HEEREN
Versta, den eed bij den naam des Heeren gedaan, denwelken Salomo had gevoegd bij zijn dreigementen tegen Simeï uitgesproken. Zie het voorgaande 1 Kon. 2:42.
 
35)op uw hoofd
Zie boven, 1 Kon. 2:32.