1)dien dage
Te weten, als de Messias zal gekoemen zijn.
 
2)een Fontein
Of, springader, bronwel; dat is, de genade Gods van de vergeving der zonden door het bloed van Jezus Christus, in hetwelk wij gewassen zijn.
 
3)geopend zijn
Te weten, geopend zijnde, of wordende, door de predikatie van het heilig Evangelie.
 
4)voor het huis Davids,
Dat is, voor de gelovige kinderen Gods.
 
5)tegen de zonde
Dat is, tot afwassing der zonden en alle onreinheden uit en met de zonden ontstaande.
 
6)de onreinigheid.
Het Hebr. woord betekent eigenlijk de afzondering vanwege de onzuiverheid der maandstonden, van welke gehandeld wordt Lev. 12, en Lev. 15.
 
7)de namen
Dat is, alle afgoderij, alzo dat zij niet meer onder ulieden zal genoemd worden; verg. Ps. 16:4; Hos. 2:16.
 
8)afgoden,
Van het woord afgoden zie 1 Sam. 31:9.
 
9)de profeten,
Te weten, de valse profeten. Anders: [hunne] profeten, te weten der afgoden.
 
10)den onreinen geest
Dat is, de valse leraars, die een onreine leer drijven door ingeving van den bozen onreine geest, te weten, van den duivel. Verg. 1 Joh. 4:1,2,3.
 
11)zal Ik uit het land wegdoen.
Hetzij door straffe uitroeiing, Deut. 13, of door overreding tot verloochening van denzelven.
 
12)meer profeteert,
Te weten, valselijk, makende God tot een dekmantel zijner leugens; of wanneer iemand meer profeteert door ingeven van den onreinen geest.
 
13)dat zijn vader en zijn moeder,
De zin is: Bij de gelovigen zal zulk een ijver zijn, dat zij geen valsen profeet of leraar zullen kunnen dulden noch lijden, alzo dat zelfs zijn eigen ouders of naaste bloedvrienden hem verwijzen zullen, achtervolgens de wet Gods; Deut. 13:6,8.
 
14)Gij zult niet leven,
Dat is, gij zijt niet wward dat gij leeft, gij behoort niet langer te leven; maar gij zijt waardig gedood te worden, achtervolgens de wet; Deut. 13:1, enz.
 
15)zullen hem doorsteken,
Gedreven zijnde door een goddelijke ijver, zullen zij hem den rechters overleveren om gestraft te worden. Doch anderen menen dat het Hebr. woord hier betekent bestraffen, niet alleen met woorden, maar ook met harde slagen.
 
16)profeteert.
Te weten, valselijk.
 
17)die profeten
Te weten, die valse profeten.
 
18)beschaamd zullen worden,
Overtuigd zijnde van valse leer door klare licht der waarheid en van hun eigen ouders.
 
19)zijn gezicht,
Dat is, zijn valse profetie.
 
20)geen haren mantel aandoen,
Gelijk eertijds Elia gedaan heeft, 2 Kon. 1:8, en Johannes de Doper, Matth. 3:4; verg. Jes. 20:2. Dir deden de valse profeten, om hunne woorden des te groter schijn van heiligheid te geven.
 
21)hij zal zeggen:
Dat is, een iegelijk dezer profeten.
 
22)ik ben een man,
Alsof hij zeide: Ik heb dit beroep verlaten, de landbouwerij is de hantering, die ik geleerd en gedaan heb van mijne jeugd aan, daar heb ik mij wederom toe begeven.
 
23)een mens heeft mij daartoe geworven
Of, men heeft mij gesteld over het vee, of het vee leren opvoeden, enz. of want men heeft mij geleerd met het vee om te gaan, enz.
 
24)Wat zijn deze wonden in uw handen?
Dat is, wat beduiden deze wonden? Hebr. slagen; dat is, littekenen van wonden; verg. 1 Kon. 18:28; in uwe handen. Versta hierbij, en ook verder, in uw lichaam. Of, aldus: Waarom zijn deze wonden in uwe handen? Zo zal hij zeggen: omdat ik geslagen ben, enz.
 
25)mijner liefhebbers.
Dat is, dergenen die mij liefhebben of beminnen, te weten, mijne ouder of naaste vrienden, die door harde slagen [daar ik nog de littekenen van draag] mij hebbe afgewend en afgehouden van leugens te spreken en van valse profetieën. Men zegt gemeenlijk, harde slagen leren wel, en tot een harden knoest moet men een scherpen beitel gebruiken.
 
26)Zwaard!
Dewijl in het naastvoortgaande vers gezegd is hoe de valse profeet van zijn eigen vriend is behandeld, zo neemt de Heere, namelijk God de Vader, daaruit aanleiding om te voorzeggen hoe Christus zijn lieve Zoon en opperste Herder, alsof Hij ook een valse profeet ware, geslagen en omgebracht zou worden. Doch zulks zou niet bij geval geschieden, maar naar zijn goddelijke ordinantie. Verg. Matth. 26:31; Joh. 14: Joh. 16: Joh. 18; Hand. 2:23, en Hand. 4:28.
 
27)Die Mijn Metgezel is,
Namelijk mijn eniggeboren Zoon, eenswezens met mij.
 
28)de kleinen
Door de kleinen worden hier vestaan de discipelen van Christus, die eenvoudige onaanzienlijke mannen waren, van wie Christus tot degenen, die Hem vingen, zeide: Zoekt gij mij, zo laat dezen gaan. En nadat zij verstrooid waren, heeft hen de Heere wederom vergaderd, Joh. 18:8. Doch men kan hier ook door de kleinen verstaan de uitverkoren kinderen Gods, die klein zijn voor de ogen der wereld; zie Matth. 18:10,14.
 
29)wenden.
Te weten, om hen te verzamelen en in het geloof te sterken. Van de manier van spreken zie Ezech. 38:12. Anders: En Ik zal mijne hand tegen de kleinen wenden; die mede vervolging zullen lijden gelijk hunne herders.
 
30)de twee delen
Hebr. de mond van tweën, gelijk Deut. 21:17; dat is, de twee delen. De zin is: dat verre het grootste deel der mensen zou verworpen worden en in zijne zonden en ongeloof blijven liggen en bederven; de klienste hoop zal zalig worden. Zie Matth. 7:13; Luk. 8:5, enz.
 
31)den geest geven;
Verg. zoveel de betekenis van het woord verlangt, Gen. 6:17, en Num. 17:12,13.
 
32)het derde deel
Te weten, die Ik uit genade zal verschonen en sparen.
 
33)dat derde deel
Te weten, dat derde deel, hetwelk mijne uitverkorenen zijn.
 
34)in het vuur brengen,
Versta hier, het vuur der vervolging en van het kruis. Zie Jes. 1:25, en Jes. 48:10; 1 Petr. 1:7.
 
35)het zal Mijn Naam aanroepen,
Het derde deel. De zin is: Een iegenlijk dezer uitverkorenen, die Ik alzo zal beproefd hebben, zal mijnen naam aanroepen, enz.