1)opperzangmeester,
Zie Ps. 4:1.
 
2)altascheth;
Zie Ps. 57:1.
 
3)een lied,
Zie Ps. 48:1.
 
4)voor Asaf.
Anders, van Asaf, maar het schijnt ganselijk dat het gevoelen dergenen het eenvoudigste is, die uit verg. van den inhoud van dezen psalm met 2 Sam. 2, 2 Sam. 3, 2 Sam. 4, 2 Sam. 5, afnemen, en aan Asaf gegeven heeft, ten tijde als hij na Sauls dood koning was geworden over Juda; en de zaken na Isboseths dood, daarop stonden dat hij het beloofde koninkrijk van gans Israel zou ontvangen, om God voor deze wonderlijke en genadige verandering der zaken te danken, met belofte dat hij alles, wat in het land vervallen was, naar Gods wil zou herstellen, en zich gedragen als een voorbeeld van Jezus Christus. Verg. ook dezen psalm met Ps. 101.
 
5)naam nabij
Dat is, Gij zelf, met de vervulling uwer beloften, die Gij mij gedaan hebt. Anders: en uw naam is nabij; te weten, in onzen mond.
No Link found
 
6)men vertelt
Hebr. zij vertellen; te weten, ik en allen, die mij toegedaan zijn en dezen tijd met groot geduld verwacht hebben, en U nu danken, gelijk Ps. 75:2 gezegd.
No Link found
 
7)bestemde
Dat is, het koninkrijk, dat Gij mij beloofd hebt en de gezamenlijke stammen mij toegestemd hebben. Sommigen duiden het op den bestemden tijd des koninkrijks; idem, de vergadering der oudsten, als een rijksdag hiertoe bestemd, of de bestemde plaats der heilige vergaderingen; te weten, Zion, dat David, koning geworden zijnde, terstond voornam te winnen tot ene plaats voor den godsdienst en van zijn koninklijken troon; de zaak al op hetzelfde uitkomende.
 
8)gans
Hebr. rechtheden, of rechtigheden richten; dat is, ik zal in alle rechtmatigheid en billijkheid richten en regeren; alzo elders dikwijls.
 
9)versmolten;
Vanwege de vorige beroerten, allerlei ongebondenheid, schrik en vrees; alzo Joz. 2:9. Verg. Deut. 1:28.
 
10)vastgemaakt.
Of, gerecht, recht gesteld. Ik heb begonnen alles in goede orde [in religie, politie en justitie] in Juda te herstellen, en zal zo, door Gods genade, voortgaan.
 
11)Sela.
Zie Ps. 3:3.
 
12)onzinnigen:
Zie van het Hebr. woord Ps. 5:6.
 
13)hoorn
Dat is, weest niet trots en hoogmoedig op uw macht en heerlijkheid. Zie Deut. 33:17, en onder Ps. 75:11.
 
14)stijven
Dat is, stout en hardnekkig. Verg. Exod. 32:9; Job 15:26.
 
15)verhogen
Dat iemand verheven wordt tot groten staat en waardigheid.
 
16)oosten,
Hebr. den uitgang; dat is de opgang der zon. Zie Ps. 19:6.
 
17)woestijn;
Dat is, van het zuiden, en [gelijk enigen menen] het noorden; want het Joodse land heeft woestijnen aan beide zijden, naar sommiger beschrijvingen.
 
18)is rechter;
Dit, en het volgende, ziet in het bijzonder op Davids verhoging tot het koninkrijk, dat hem God [hoewel hij eerst van Saul heeft moeten lijden] door Samuel, beloofd had en op Sauls vernedering en verstoting van het koninkrijk, gelijk hem God door Samuel voorzegd had.
 
19)beker,
Zie van deze gelijkenis Ps. 11:6; Job 21:20, enz.
 
20)beroerd,
Of, bedroesemd. Zie van het Hebr. woord boven Ps. 46:4 en Job 16:16. Anders, troebel, sterk, rood.
 
21)megelingen,
Dat is, vol, toebereid om te drinken, gelijk men sterken wijn in die landen met water placht te mengen. Verg. Spreuk. 9:2; Openb. 14:10, enz.
No Link found
 
22)schenkt
Of, hij heeft daaruit geschonken; te weten, eerst zijn eigen volk, gelijk David en zijnen vromen metgezellen geschied was. Verg. Ps. 73:10; Jer. 25:17,18; 1 Petr. 4:17.
 
23)zijnene
Te weten, des bekers.
No Link found
 
24)droesem
Dat is, de zwaarste straffen met het eeuwig verderf.
 
25)uitzuigende
Hebr. uitdrukkende. Verg. Jes. 51:17; Ezech. 23:34.
 
26)hoornen der
Dat is, het geweld, waarmede zij de vromen beschadigen. Zie boven Ps. 75:5.
 
27)hoornen des
Dat is, macht en heerlijkheid.