1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


1Een psalm van David, voor den opperzangmeester.1)
2De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk.
3De dag4) aan den dag stort5) overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.
4Geen spraak, en geen woorden zijn er, waar hun stem niet wordt gehoord.
5Hun richtsnoer8) gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een tent9) gesteld voor de zon.
6En die is10) als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij is vrolijk als een held,11) om het pad te lopen.
7Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets12) is verborgen voor haar hitte.
8De wet13) des HEEREN is volmaakt, bekerende14) de ziel; de getuigenis15) des HEEREN is gewis,16) den slechten wijsheid gevende.
9De bevelen des HEEREN zijn recht,17) verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.18)
10De vreze19) des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid,20) samen zijn zij rechtvaardig.
11Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem.21)
12Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk22) vermaand; in het houden van die is grote loon.23)
13Wie zou de afdwalingen24) verstaan? Reinig mij van de verborgen25)e afdwalingen.
14Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen;27) dan zal ik oprecht28) zijn en rein van grote29) overtreding.
15Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk30) zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!