1) | mannen |
|
Zie Ps. 5:7.
|
|
2) | ziel |
|
Dat is, persoon, of leven.
|
|
3) | zonder |
|
Zonder dat ik tegen hen gezondigd, of hun iets misdaan heb, buiten al mijne schuld.
|
|
4) | bereiden |
|
Tot mijne vervolging.
|
|
5) | mij tegemoet, |
|
Dat is, om mij ter rechter tijd en plaats te helpen en te ontzetten.
|
|
6) | zie. |
|
In welke nood ik zat of welk kwaad zij al tegen mij aanleggen.
|
|
7) | heirscharen, |
|
Zie 1 Kon. 18:15.
|
|
8) | heidenen |
|
Bastaard-Israëlieten, die den heidenen in barbaarse boosheid en bitterheid gelijk zijn. Verg. Gen. 21:1.
|
|
9) | bezoeken; |
|
Dat is, straffen. Zie Gen. 21:1.
|
|
10) | niemand |
|
Hebr. Wees geen ongerechtige trouwbrekers genadig.
|
|
11) | Sela. |
|
Zie Ps. 3:3.
|
|
12) | keren |
|
Als zij mij den ganse dag gezocht en niet gevonden hebben, of, zij keren ginds en weder om mij ergens te betrappen.
|
|
13) | hond |
|
Die blaft en groot getier maakt als hij een wild najaagt, of raast en huilt om eten als hem hongert en hij niets krijgt. Zie Ps. 59:15,16, en verg. Ps. 22:17.
|
|
14) | storten |
|
Of, gieten, bobbelen, of borrelen uit allerlei lasterredenen van mij. Van het Hebr. woord , zie Ps. 19:3, en verg. Jer. 6:7, en onder Ps. 59:13, Ps. 59:13.
|
|
15) | wie hoort |
|
Dit zijn de woorden der vijanden, waarmede zij te kennen geven dat zij door geen vreze Gods wederhouden worden, sprekende al wat zij willen, alsof er geen God ware, die het hoorde. Zie Ps. 10:11, en Ps. 94:7.
|
|
16) | belachen; |
|
Zie Ps. 2:4.
|
|
17) | heidenen |
|
Zie Ps. 59:6.
|
|
18) | zijne |
|
Van mijn vijande Saul, die mij veel te machtig en te sterk is, zodat ik hem niet kan wederstaan; dat alles zal ik U bevelen en met geduld wacht houden, verbreidende en uit- en omziende naar uwe hulp en bescherming, waaronder ik veiliger ben dan of ik in een hoog vast slot verzekerd ware. Verg. onder Ps. 59:17,18.
|
| No Link found
|
|
19) | mijner |
|
Of, mijner weldadigheid; dat is, mijn goedertierene of weldadige God, die mij gunstig of wèl genegen en zijne goedertierenheid aan mij bewezen heeft. Verg. Jer. 2:2, met de aantekening.
|
|
20) | voorkomen; |
|
Of, bejegenen, ontmoeten; dat is, ter rechter tijd goedertierenlijk helpen.
|
|
21) | op mijne |
|
Of, aan; te weten, mijnen wens, of zijne wraak. Zie Ps. 54:9, en Ps. 22:18.
|
| No Link found
|
|
22) | Dood |
|
Breng hen niet tevens en schielijk om, maar verdeel uwe oordelen op tijden en malen, opdat mijn volk [waarover Gij mij tot koning gezalfd hebt, of mijne landslieden] de menigvuldigheid uwer straffen voor en na aanschouwende, des te beter daaraan gedenken en daardoor geleerd worden.
|
|
23) | omzwerven |
|
Tot een schouwspel.
|
|
24) | werp |
|
Of, doe hen nederdalen, uit hunne staat en eer, waarop zij zich trotselijk verlatende, zoveel kwwads voornemen en bedrijven.
|
|
25) | Om |
|
Omdat er niet dan zonde te weten, trots spreken, vloeken en liegen over mij] uit hunne mond gaat. Sommigen voegen deze woorden bij het woord vergeten in het voorgaande Ps. 59:12, in dezen zin: Opdat mijn volk niet vergete hoe trots zij plgen te spreken en hoe zij daarover varen; te weten, dat zij daarin alzo gevangen worden, dat men van hun vloeken en liegen [de oorzaak hunner straf] niet genoeg kan vertellen. Anders: de zonde huns monds [is] het woord hunner lippen; laat hen dan, enz.; dat is, het is al leugen wat zij spreken; daarom, enz.
|
|
26) | vertellen. |
|
Die zij dagelijks in hunne redenen zonder schroom bij menigten uitsmuiten, gelijk boven Ps. 59:8. Anders: zij zullen van den vloek en van de magerheid vertellen.
|
|
27) | Verteer |
|
Allengskens door verscheidenen plagen, uit verg. van Ps. 59:12.
|
|
28) | weten |
|
Dat is, gewaarworden, bevinden.
|
|
29) | Jakob, |
|
Onder Gods volk, Israël.
|
|
30) | Laat |
|
Hier herhaalt de profeet vast dezelfde woorden, die boven Ps. 59:7. staan, maar spottenderwijze, uit een heilig vast vertrouwen van Gods rechtvaardige vergelding, die zijne vijanden zou wedervare.
|
|
31) | omzwerven |
|
Gelijk Ps. 59:12.
|
|
32) | om spijs; |
|
Hebr. om te eten.
|
|
33) | vernachten |
|
Zie het tegendeel Spreuk. 19:23. Anders: murmureren, huilen, grijnzen, zo zij niet verzadigd zijn; omdat het Hebr. woord in beide betekenissen gevonden wordt.
|
|
34) | uwe sterkte |
|
Gesteld tegen des vijands sterkte, boven Ps. 59:10, alzo in het volgende Ps. 59:18.
|
| No Link found
|
|
35) | Van U, |
|
Alzo wordt het Hebr. woord el somtijds genomen. Zie Job 42:7, en boven Ps. 2:7. Anders, mijne sterkte is bij U, [dies] zal ik U, enz.
|
|
36) | mijner |
|
Gelijk boven Ps. 59:11.
|
|