1)Het kan niet wezen,
Grieks het is ongebeurlijk; dat is, het kan niet gebeuren. Zie hiervan Matth. 18:7.
 
2)nuttiger zijn,
Grieks het is hem nut; dat is, het ware minder kwaad voor hem, dat hem die straf aangedaan ware, eer hij ergernis zou geven, dan dat hij na gegeven ergernis met den eeuwigen dood zou gestraft worden, gelijk Christus hier dreigt.
 
3)kleinen zou ergeren.
Dat is, ook de geringste onder de gelovigen. Zie Matth. 18:6.
 
4)indien het hem leed is,
Grieks indien hij zich bekeert; dat is zijn schuld bekent en vergeving begeert. Waarmede nochtans Christus niet wil zeggen dat men niet zal vergeven dien, die zulks nog niet doen; want hij heeft anders met zijn voorbeeld geleerd, Luk. 23:34; gelijk ook Stefanus gedaan heeft, Hand. 7:60, en Paulus, 1 Cor. 4:12.
 
5)zevenmaal daags tegen u zondigt,
Dat is, dikmaals, gelijk Ps. 119:164; Spreuk. 24:16.
 
6)als een mosterdzaad,
Dat is, al ware het ook zeer klein, als het maar oprecht is. Zie Matth. 17:20.
 
7)moerbezienboom zeggen:
Grieks Sycaminos; welke een soort is van moerbeziënboom, of gelijk sommigen menen, van vijgeboom.
 
8)ontworteld,
Dat is met den wortel uitgetrokken of uitgeroeid.
 
9)dienstknecht ploegende,
Dat is, een slaaf, of lijfeigene, die zijnen heer alles schuldig is, wat hij doen kan.
 
10)omgord u,
Namelijk naar de wijze van die landen, waar men lange klederen droeg. Zie Luk. 12:37.
 
11)Dankt hij ook denzelven dienstknecht
Dat is, weet hij hem dat ook dank, als hij daardoor in Hem gehouden ware?
 
12)onnutte dienstknechten;
Dat is, die onzen Heer geen nut, of voordeel toebrengen, Rom. 11:35. Hoewel er niemand is die doet, zelfs hetgeen hij schuldig is, 1 Kon. 8:46; Job 9:3; Matth. 6:12.
 
13)van Samaria en Galilea ging.
Dat is, van het land, waarvan de stad Samaria de hoofdstad was. Want van Galilea naar Jeruzalem was de naaste weg door het land van Samaria.
 
14)van verre;
Dat is, buiten het volk, volgens de wet, Num. 5:2.
 
15)Meester!
Grieks voorstander.
 
16)vertoont uzelven den
De oorzaak hiervan zie Matth. 8:4.
 
17)vreemdeling?
Dat is, die van een ander dan van het Joodse geslacht is; want de Samaritanen waren van de heidenen gesproten; 2 Kon. 17:24.
 
18)met uiterlijk gelaat.
Grieks met waarneming; dat is in zulker voege, dat het tevoren kan gemerkt worden, gelijk het toegaat in de komst van de wereldse prinsen, die om de grote uiterlijke pracht tevoren kunnen waargenomen en verwacht worden.
 
19)binnen ulieden.
Of, in het midden van u. Hetwelk verstaan kan worden, òf van de Joden in het algemeen, overmits de Messias nu midden onder hen was, Joh. 1:26, òf ook van de gelovigen onder hen, in welker harten Hij door zijn woord en Geest zijn rijk oprichtte.
 
20)een der dagen van den Zoon des mensen te zien,
Namelijk om zijn lichamelijke tegenwoordigheid te genieten, en uit zijn mond zelf het woord te horen.
 
21)in Zijn dag.
Namelijk zo in de snelle verbreiding des Evangelies door de gehele wereld, Rom. 10:18, als in zijn laatste toekomst ten oordeel, 1 Cor. 15:52; 2 Petr. 3:10.
 
22)verworpen worden
Grieks afgekeurd.
 
23)dit geslacht.
Namelijk der Joden.
 
24)Zij aten,
Dat is, zij zorgden nergens anders voor dan voor deze en dergelijke wereldse of lichamelijke dingen, zonder te letten op hetgeen voorzegd was.
 
25)zij namen ten huwelijk,
Namelijk de mannen.
 
26)zij werden ten huwelijk gegeven,
Namelijk de vrouwen of dochters.
 
27)in den dag,
Namelijk der wraak en des oordeels, hetwelk Hij zal uitvoeren, zo in het bijzonder tegen de Joden en de stad Jeruzalem, als over de gehele wereld. Zie Matth. 24:3.
 
28)geopenbaard zal worden.
Grieks geopenbaard wordt.
 
29)zijn huisraad in huis,
Grieks zijne vaten.
 
30)Gedenkt aan de vrouw van Lot.
Namelijk opdat gij met uwe harten niet te zeer hangt aan de aardse dingen, en naar deze omziende, gelijk zij deed, gij met haar niet gestraft wordt.
 
31)leven zal zoeken te behouden,
Grieks ziel; zie Matth. 10:39.
 
32)in het leven behouden.
Grieks levend telen; dat is, in het eeuwige leven behouden.
 
33)nacht zullen twee op een bed zijn;
Namelijk als Christus ten oordeel zal komen.
 
34)aangenomen,
Namelijk van God in genade.
 
35)verlaten worden.
Namelijk om rechtvaardig veroordeeld te worden.
 
36)malen;
Zie hiervan de aantekening op Matth. 24:41.
 
37)Waar het lichaam is,
Zie hiervan de verklaring Matth. 24:28.