1) | te dien |
|
Te weten, na de bovenverhaalde ellenden, waarvan onder anderen een merkelijk exempel is 2 Kron. 28:6,8; anderen voegen Jes. 4:1 tot Jes. 3.
|
|
2) | zeven vrouwen |
|
Dat is, velen. Hieruit is af te nemen dat er weinig mannen zouden overblijven; zie Jes. 3:25.
|
|
3) | aangrijpen, |
|
Dat is, ten huwelijk verzoeken.
|
|
4) | Ons brood |
|
De zin is, in plaats dat de mannen voor hunne vrouwen plegen den kost te winnen, zo willen wij voor onszelven kost en klederen verdienen, gij zult voor ons niet behoeven te zorgen.
|
|
5) | laat ons alleenlijk |
|
Hebreeuws, laat uwen naam over ons uitgeroepen worden; gelijk Gen. 48:16. De zin is: Laat ons slechts den naam hebben dat wij uwe vrouwen zijn.
|
|
6) | neem |
|
Hebreeuws, raap, of verzamel onze smaadheid. Zie Ps. 26:9.
|
|
7) | onze smaadheid |
|
Te weten die smaadheid, dat wij zouden leven en sterven zonder ooit kinderen gebaard te hebben; zie Gen. 30:23, en Luk. 1:25.
|
|
8) | Te dien |
|
Te weten na de bovenverhaalde ellenden; of nadat vervuld zal zijn wat God gedreigd heeft. Dit wordt hier bijgevoegd tot vertroosting van het volk; zie boven Jes. 1:26.
|
|
9) | SPRUIT |
|
Te weten, Jezus Christus. Vergelijk Jes. 11:1; Jer. 23:5, en Jer. 33:15; Zach. 3:8, en Zach. 6:12, met de aantekening.
|
|
10) | zijn tot sieraad |
|
Dat is, zij zal sieraad of heerlijkheid aanbrengen.
|
|
11) | de vrucht |
|
Dat is, Christus, die mens van Maria hier op aarde zal geboren worden, als de tronk van Isaï, of van David, tot aan den wortel zal afgehouwen zijn, Jes. 11:1.
|
|
12) | tot voortreffelijkheid |
|
Of, tot uitnemendheid, of tot hoogheid. De profeet voorzegt hier dat Christus niet alleen in en voor zichzelven, maar ook voor zijne gemeente, voortreffelijk en sierlijk zou zijn, welke Hij zijn hemelse schoonheid zal deelachtig maken, nadat Israël in verdrukking en verachtzaamheid zou zijn vervallen; zie het Hooglied van Salomo op verscheidene plaatsen, van de heerlijkheid en sieraad der Bruid sprekende.
|
|
13) | dengenen, |
|
Hebreeuws, de ontkoming Israëls; dat is, dengenen, die de voorverhaalde straffen ontkomen zouden.
|
|
14) | zal heilig |
|
Hebreeuws, heilig zal tot hem gezegd worden. Vergelijk onder Jes. 5:20. Dat is, hij zal voor God heilig gehouden en geacht worden vanwege de verdiensten van Christus.
|
|
15) | die geschreven |
|
Te weten van God. Anders: een iegelijk, die geschreven is ten leven, zal te Jeruzalem zijn; te weten in het geestelijke Jeruzalem, of de gemeente der gelovigen. Zie deze manier van spreken Exod. 32:32; Filipp. 4:3. Zie de aantekening Ps. 69:29.
|
|
16) | ten leven |
|
Te weten ten eeuwigen leven, in het boek des levens, want hier wordt gesproken van de uitverkoren kinderen Gods; zie Hand. 13:48; Gal. 4:26; Hebr. 12:22.
|
|
17) | den drek |
|
Of, vuiligheid. Hebreeuws, uitgang. Het betekent allerlei vuiligheid, die den mensen afgaat, gelijk Spreuk. 30:12. Doch hier wordt gesproken van de vuiligheid der zonden.
|
|
18) | der dochteren |
|
Dat is, der inwoners van Jeruzalem.
|
|
19) | de bloedschulden |
|
Hebreeuws, de bloeden. Versta hier de menigvuldige bloedstortingen, die binnen Jeruzalem geschied zijn, en de bewerkers van die; en versta wijders hieronder al de zonden en ongerechtigheden van het volk. Zie Ps. 51:16.
|
|
20) | Jeruzalem |
|
Dat is, de inwoners van Jeruzalem.
|
|
21) | zal verdreven |
|
Of gezuiverd, of afgewassen, of afgedroogd zal hebben.
|
|
22) | door den Geest des |
|
Te weten de stad Jeruzalem.
|
|
23) | door den Geest der |
|
Of, door den afbrandenden geest. Hebreeuws, door den geest des brands, of der hitte, of der wegneming.
|
|
24) | over alle |
|
Dat is, over al de gemeenten der gelovigen. De profeet gebruikt in Jes. 4:5 en het volgende veel verbloemde, of oneigene manieren van spreken.
|
|
25) | scheppen |
|
Dat is, Hij zal de godzaligen beschermen en voorstaan, gelijk Hij eertijds de Israëlieten gedaan heeft, toen zij uit Egypte gingen en door de woestijn trokken. Zie Exod. 13:21, en Exod. 14:19.
|
|
26) | wolk des daags, |
|
Dat is, ene wolk, zo zwart of zo duister, als rook. Zie Exod. 13:21.
|
|
27) | rook, |
|
Dat is, ene wolk, zo zwart of zo duister, als rook. Zie Exod. 13:21.
|
|
28) | wat heerlijk is, |
|
Te weten voor God, dat is, over alle godzaligen, die heerlijk gemaakt zijn door de gemeenschap, die zij met God hebben.
|
|
29) | daar zal |
|
De profeet wil met deze woorden te kennen geven dat de Heere zijne kinderen als ene hut en beschaduwing zal wezen.
|
|
30) | tot een schaduw |
|
Dat is, om ene beschaduwing te maken.
|
|
31) | vloed |
|
Of, inbrekenden stroom; dat is, ellenden, straffen en plagen.
|
|