1) | huis |
|
Dat is, huisgezin, alzo onder Gen. 17:12, Gen. 34:2, Gen. 39:11; Ex. 1:1; Spreuk. 31:27; Hand. 16:16, enz.
|
|
2) | voor mijn |
|
Dat is, niet alleen uitwendig, in schijn en in den mond, maar ook inwendig, in waarheid en inderdaad, en dat door het geloof in het beloofde zaad en de heiligmaking des Geestes, alzo Luk. 1:6.
|
|
3) | geslacht. |
|
Zie boven Gen. 6:9.
|
|
4) | rein vee |
|
Rein ten aanzien van Gods ordinantie, waardoor Hij deze beesten van anderen had afgezonderd tot offerande en spijs der mensen; waarvan Hij zijn wil den voorvaders wel geopenbaard had, maar naderhand door Mozes volkomen verklaard heeft. Zie Lev. 11:2.
|
|
5) | zeven en zeven, |
|
Hebr. zeven zeven, gelijk ook in het volgende, dat is van iedere soort drie paren, en een overtollig ter offerande na den zondvloed. De Hebreën stellen dikwijls een woord, of meer, tweemalen, wanneer zij een verdeling willen maken. Zie onder Gen. 32:16; Num. 7:11, Num. 29:10; Mark. 6:39, enz.
|
|
6) | gevogelte |
|
Te weten, van het reine, gelijk vs. 2.
|
|
7) | op de ganse aarde. |
|
Hebr. op het aangezicht der ganse aarde, en zo in het volgende.
|
|
8) | over |
|
Dat is, na, of tegen den uitgang van zeven dagen.
|
|
9) | al wat bestaat, |
|
Alle levende wezens, te weten, dat om in het leven te blijven zich op de aarde ophouden moet, en zich door de kracht der ziel, die er in is, als overeind zet, gelijk integendeel een dood lichaam nederligt. Zie onder vs. 23.
|
|
10) | zes honderd jaren |
|
Hebr. een zoon van zes honderd jaar; alzo boven Gen. 5:32, enz.
|
| No Link found
|
|
11) | vanwege |
|
Hebr. van het aangezicht der wateren, of, voor, enz. dat is, om de wateren des vloeds te ontgaan.
|
|
12) | Kwamen er |
|
Zie 1:20.
|
|
13) | twee en twee |
|
Zie boven op vs. 2.
|
|
14) | na |
|
Zie boven vs. 4.
|
|
15) | waren |
|
Dat is kwamen of vielen.
|
|
16) | In het zeshonderdste jaar |
|
Gelijk boven vs. 6. Dit was 1656 jaren na de schepping der wereld.
|
|
17) | in de tweede maand, |
|
Welke deze geweest is, daarvan is tweeërlei gevoelen, omdat de Hebreën het jaar op tweeërlei wijze begonnen zijn: in heilige zaken met de maand Nisan, merendeels overeenkomende met onzen Maart, wanneer de dagen en nachten even lang zijn; in burgerlijke zaken met de maand Tisri, vallende meest in September, wanneer wederom de dagen en nachten even lang zijn. Van welk jaar deze tweede maand te verstaan is, laten wij aan het oordeel van den verstandigen lezer.
|
|
18) | groten afgronds |
|
Dat is, der diepe wateren, besloten in de holligheden der aarde, waaruit alle fonteinen, rivieren, stromen en watervloeden voortkomen.
|
|
19) | sluizen |
|
Of, vensters; aldus worden de regenwolken genoemd, hier en onder Gen. 8:2; 2 Kon. 7:2,19; Jes. 24:18; Mal. 3:10.
|
|
20) | veertig dagen en veertig nachten. |
|
Dit is de vervulling van de dreigement, uitgesproken vs. 4.
|
|
21) | op |
|
Hebr. in, of, op het been, of het wezen van dien dag, alzo onder 17:26. Zie Ezech. 2:3.
|
|
22) | Jafeth, |
|
Hebr. Jepheth.
|
|
23) | al het gedierte |
|
Dat is allerlei; gelijk ook in het volgende en elders meer. Versta dan niet elk bijzonder gedierte, maar van al de soorten der gedierten, hier vermeld, een zeker getal, tevoren uitgedrukt vs. 2.
|
|
24) | het gevogelte naar zijn aard, |
|
Het Hebr. woord betekent in het algemeen allerlei vogels, maar hier eigenlijk grote en zware vogels, omdat het gesteld wordt bij een ander woord, hetwelk meest kleine vogels betekent. Verg. Lev. 14:4.
|
|
25) | allerlei |
|
Hebr. allen.
|
|
26) | een geest des levens |
|
Zie boven Gen. 6:17.
|
|
27) | twee en twee |
|
Hebr. twee twee. Zie boven vs. 2,9.
|
|
28) | En de HEERE sloot achter hem toe. |
|
Hoewel Noach de ark van binnen mocht sluiten, nochtans beduidt dit een bijzondere toesluiting en verzekering der ark, gedaan door God, òf zonder middel, òf door der engelen dienst.
|
|
29) | vloed |
|
Versta dit niet van het geweld en de overhand der wateren, dat honderd vijftig dagen duurde, onder. vs. 24, maar van den regen, waarvan gemeld is boven vs. 4, vs. 12.
|
|
30) | veertig dagen |
|
Te weten, natuurlijke dagen, bestaande uit vier-en-twintig uren, dat is uit een dag en nacht, boven vs. 4, vs. 12.
|
|
31) | op de wateren. |
|
Hebr. op het aangezicht der wateren.
|
|
32) | gans zeer |
|
Hebr. zeer zeer.
|
|
33) | omhoog |
|
Boven de bergen.
|
|
34) | gaf den geest, |
|
Volgens het voorgegaan dreigement van God, boven Gen. 6:13, en van dit hoofdstuk vs. 4.
|
|
35) | Al |
|
Verg. hiermede boven Gen. 6:17, de aantekening.
|
|
36) | droge was, |
|
Aldus worden klaarlijk de vissen uitgesloten; verg. hiermede het voorgaande vs. 21.
|
|
37) | den aardbodem |
|
Hebr. op het aangezicht des aardbodems.
|
|
38) | honderd en vijftig dagen. |
|
Hieronder zijn begrepen de dagen van den regen, welke waren veertig dagen, zie boven vs. 17.
|
|