1)Hij tot Mozes:
Te weten, God.
 
2)Klim op
Te weten, nadat gij de bovenverhaalde geboden aan het volk zult voorgedragen hebben.
 
3)tot den HEERE,
Dat is, tot Mij.
 
4)Nadab en Abihu,
Dezen waren Aärons oudste zonen; zij zijn naderhand door het vuur des Heeren verslonden, Lev. 10:1,2, omdat zij vreemd vuur offerden.
 
5)hem.
Te weten, Mozes, ook met de oudsten. Het volk moest beneden aan den voet des bergs blijven, doch de oudsten gingen slechts halfweg, en zagen enigszins de heerlijkheid Gods, Exod. 24:9,10, maar Mozes ging tot boven op de spits des bergs in de duistere wolk, Exod. 24:18.
 
6)kwam en verhaalde aan het volk
Te weten, van den berg in het leger.
 
7)Al deze woorden,
Dit sprak het volk, niet wetende de onmogelijkheid van de onderhouding der wet, die door het vlees krank is; Rom. 8:3.
 
8)beschreef al de woorden des HEEREN,
Te weten, nadat hij ze het volk mondeling had voorgedragen, Exod. 24:3.
 
9)hij bouwde een altaar
Te weten, tot een gedenkteken van het opgerichte verbond tussen God en het volk, gelijk Gen. 31:45.
 
10)onder aan den berg,
Te weten, aan den voet des bergs.
 
11)en twaalf kolommen,
Om hun indachtig te maken het verbond met God opgericht.
 
12)de jongelingen van de kinderen Israëls,
Dat is, de eerstgeborenen, die priesters of offeraars waren, totdat de Levieten [die in de plaats der eerstgeborenen genomen zijn, Num. 3:41], tot het priesterambt verordineerd zijn geworden. Het Hebreeuwse woord jongelingen betekent niet altijd die jong van jaren zijn, maar ook diegenen, die bekwaam waren om dienst te doen, hetzij in de kerk, politie, krijg, of voor hun ouders of vrienden.
 
13)jonge ossen.
En ook van andere beesten; Hebr. 9:19.
 
14)van het bloed,
Te weten, der geslachte beesten.
 
15)het altaar.
Ook op het boek; Hebr. 9:19.
 
16)boek des verbonds,
Zie Exod. 24:4.
 
17)bloed,
Te weten, de andere helft van het bloed.
 
18)over al die woorden.
Te weten, die in het boek des verbonds geschreven staan.
 
19)zij zagen den God van Israël,
Te weten, tekenen der tegenwoordigheid van God, Exod. 24:15,16; want nooit heeft een mens God in zijn wezen gezien; Exod. 33:20, en 1 Tim. 6:16.
 
20)als een werk van saffierstenen,
Dat is, timmerwerk, gebouw. Anders, als het werk eens plaveisels van saffieren.
 
21)de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid.
Hebreeuws, het lichaam.
 
22)Hij strekte Zijn hand niet
Dat is, Hij sloeg noch plaagde hen, gelijk Hij bedreigd had, Exod. 19:12, want ditmaal deden zij het op bevel van God, Exod. 24:1,9.
 
23)de afgezonderden van de kinderen Israëls;
Versta, de oudsten des volks, van wie gesproken wordt Exod. 24:1,9. Anders, vorsten, oversten.
 
24)aten en dronken,
Dat is, zij bleven fris en gezond, door hun eten en drinken zulks bewijzende.
 
25)op den berg Gods.
Te weten, op den berg Sinaï.
 
26)zo heeft een wolk den berg bedekt.
Dit was een teken der tegenwoordigheid Gods, ofschoon het met schrik en vrees geschied is; 2 Kron. 6:1; Hebr. 12:18. Zie ook Exod. 19:9.
 
27)hem zes dagen,
Te weten, den Heere, of Mozes, of den berg.
 
28)Hij Mozes uit het midden der wolk.
Te weten, Mozes alleen; zelfs was Jozua met Mozes niet toen de Heere met hem sprak.
 
29)een verterend vuur,
Dit diende daartoe, om de overtreders van de wet schrik aan te jagen; Deut. 4:24.
 
30)op het opperste diens bergs,
Hebreeuws, op het hoofd.
 
31)veertig dagen en veertig nachten.
Te weten, zonder eten of drinken; Exod. 34:28; Deut. 9:9,18.