1) | vijf en twintig |
|
Hebreeuws, een zoon van vijf en twintig jaar.
|
|
2) | deed dat recht was |
|
Te weten, in het voorstaan van den zuiveren godsdienst. Vergelijk boven, 2 Kron. 26:4, en zie de aantekening.
|
|
3) | in den tempel des HEEREN |
|
Te weten, [naar sommiger gevoelen] om zich aldaar nevens andere gelovigen in den heiligen godsdienst te oefenen; hetwelk aldus kan verstaan worden, dat hij het niet liet uit verachting, maar uit enige menselijke zwakheid, omdat zijn vader daar melaats geworden was. Sommigen verstaan dat dit hier tot zijn lof gesproken wordt, dat hij niet in den tempel des Heeren ging om te roken, gelijk zijn vader gedaan had. Zie boven, 2 Kron. 26:16.
|
|
4) | verdierf zich nog. |
|
Te weten, door afgoderij, mits te offeren en te roken op de hoogte, gelijk verklaard wordt 2 Kon. 15:35.
|
|
5) | bouwde |
|
Dat is, vernieuwde, vermaakte, sterkte, beterde. Vergelijk boven, 2 Kron. 11:5, en de aantekening.
|
|
6) | de hoge poorten |
|
Zie 2 Kon. 15:35.
|
|
7) | van Ofel. |
|
Versta, een deel van de muren van Jeruzalem, zo genoemd omdat het op een heuvel of hoogte stond. Zie onder, 2 Kron. 33:14, en Neh. 3:26, en Neh. 11:21.
|
|
8) | burchten en torens. |
|
Vergelijk boven, 2 Kron. 17:12.
|
|
9) | talenten zilvers, |
|
Zie 1 Kon. 16:24.
|
|
10) | kor tarwe, |
|
Zie van deze maat Lev. 27:16, waar zij een homer genoemd wordt; 1 Kon. 4:22, waar zij een kor geheten wordt, gelijk hier.
|
|
11) | richtte |
|
Zie boven, 2 Kron. 19:3.
|
|
12) | wegen |
|
Dat is, aanslagen, voornemen, woorden, daden, manieren van leven. Zie Gen. 6:12, en 1 Kon. 2:4, alzo hier in 2 Kron. 27:7.
|
|
13) | krijgen, |
|
Te weten, die de koning van Syrië en de koning Israëls tegen hem gevoerd hebben.
|
|
14) | was vijf en twintig |
|
Hebreeuws, een zoon van vijf en twintig jaar.
|
|
15) | stad Davids; |
|
Zie 1 Kon. 2:10.
|
|