1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36


1En zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats, en hij sterkte1) zich tegen Israel.
2En hij legde krijgsvolk2) in alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen3) in het land van Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen had.
3En de HEERE was met Josafat; want hij wandelde in de vorige wegen4) zijns vaders Davids, en zocht de Baals niet.
4Maar hij zocht den God zijns vaders, en wandelde in Zijn geboden, en niet naar het doen van Israel.6)
5En de HEERE bevestigde het koninkrijk in zijn hand, en gans Juda gaf Josafat geschenken;7) en hij had rijkdom en eer in menigte.
6En zijn hart verhief zich8) in de wegen des HEEREN; en hij nam verder de hoogten9) en de bossen uit Juda weg.
7In het derde jaar nu zijner regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chail, en tot Obadja, en tot Zecharja, en tot Nathaneel, en tot Michaja, opdat men10) zou leren in de steden van Juda.
8En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram.
9En zij leerden11) in Juda, en het wetboek des HEEREN was bij hen; en zij gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder het volk.
10En een verschrikking12) des HEEREN werd over alle koninkrijken der landen, die rondom Juda waren, dat zij niet krijgden tegen Josafat.
11En van de Filistijnen brachten zij Josafat geschenken met het opgelegde13) geld; ook brachten hem de Arabieren klein vee, zeven duizend en zevenhonderd rammen, en zeven duizend en zevenhonderd bokken.
12Alzo nam Josafat toe, en werd ten hoogste groot;14) daartoe bouwde hij in Juda burchten en schatsteden.15)
13En hij had veel werks16) in de steden van Juda, en krijgslieden, kloeke helden in Jeruzalem.
14Dit nu is hun telling,17) naar de huizen hunner vaderen. In Juda waren oversten der duizenden: Adna de overste, en met hem waren driehonderd duizend kloeke helden.
15Naast hem18) nu was de overste Johanan; en met hem waren tweehonderd tachtig duizend;
16En naast hem was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig19) den HEERE overgegeven had; en met hem waren tweehonderd duizend kloeke helden.
17En uit Benjamin was Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren.
18En naast hem was Jozabad; en met hem waren honderd en tachtig duizend, ten krijge toegerust.
19Dezen waren20) in den dienst des konings; behalve degenen, die de koning in de vaste steden door gans Juda gezet had.