1) | hen, dat zij |
|
Grieks, breng hen in gedachtenis.
|
|
2) | hen, dat zij |
|
Namelijk de Kretensen, uwe toehoorders.
|
|
3) | de overheden |
|
Namelijk hoedanig die ook zijn, niet alleen den gelovigen, gelijk zij toen meest allen nog waren.
|
|
4) | tot alle goed werk |
|
Namelijk, zowel wat hun van de overheden belast wordt en tegen Gods woord niet strijdt, als ook in het algemeen, gelijk de volgende vermaningen medebrengen.
|
|
5) | geen vechters zijn, |
|
Namelijk, met woorden of ook anderszins.
|
|
6) | eertijds onwijs, |
|
Namelijk voor onze bekering tot Christus, in geestelijke zaken de zaligheid aangaande; zie 1 Cor. 2:14; Ef. 4:17,18.
|
|
7) | de goedertierenheid |
|
Namelijk die de eerste oorzaak is van onze zaligheid, waardoor God bewogen is om ons deze mede te delen. Zie Joh. 3:16; Rom. 5:8; 1 Joh. 4:9.
|
|
8) | verschenen is, |
|
Namelijk door de prediking des Evangelies, gelijk Tit. 2:11.
|
|
9) | uit de werken |
|
Namelijk als oorzaken die de zaligheid zouden verdienen of waardig zijn.
|
|
10) | der rechtvaardigheid, |
|
Grieks, die in de rechtvaardigheid zijn; dat is, die gedaan zijn naar de wet Gods, die de regel is van alle rechtvaardigheid; zodat hier klaar uitgesloten worden alle goede werken, gedaan niet alleen naar de wet der ceremoniën, maar ook naar de wet der zeden of de tien geboden.
|
|
11) | die wij gedaan hadden, |
|
Namelijk niet alleen voor onze bekering en rechtvaardigmaking, alsof wij ons door deze daartoe zouden bereid hebben, maar ook die na de bekering zijn gedaan, zodat tegen deze werken niet gesteld worden de werken na de bekering, maar de barmhartigheid Gods, die alle werken uitsluit; Rom. 9:16, en Rom. 11:6.
|
|
12) | door het bad |
|
Dat is, door de wedergeboorte en vernieuwing des Heilige Geestes, die als een waterbad is, waardoor de vuiligheden onzer zonden gewassen en gereinigd worden, Ezech. 36:25,26,27, waarvan het waterbad des doops een teken en zegel is. Zie dergelijke wijze van spreken Rom. 4:11.
|
|
13) | Denwelken Hij |
|
Namelijk Heilige Geest.
|
|
14) | uitgegoten |
|
Dat is, overvloedig medegedeeld. Hij blijft bij de gelijkenis van het water. Zie dergelijke Jes. 44:3; Ezech. 36:25 en Ezech. 39:19; Joel 2:28; Zach. 12:10; Hand. 2:17, en Hand. 10:45.
|
|
15) | gerechtvaardigd |
|
Dat is, vrijgesproken in het oordeel Gods, door toerekening der gerechtigheid van Christus en vergeving der zonden.
|
|
16) | naar de hope |
|
Dat is, des eeuwigen levens, waarop de gelovigen hopen, gelijk Tit. 1:2.
|
|
17) | een getrouw woord, |
|
Zie 1 Tim. 1:15; 2 Tim. 2:11.
|
|
18) | ernstelijk bevestigt, |
|
Dat is, met vaste en bondige redenen uit de Schrift den toehoorders in scherpe, dat zij zulks vast geloven en naarstig betrachten.
|
|
19) | om goede werken |
|
Dat is, om hen daarin vooral te oefenen, en met goede voorbeelden voor te gaan.
|
|
20) | nuttig zijn |
|
Namelijk daar God deze uit genade zal vergelden.
|
|
21) | Verwerp |
|
Of, mijd, schuw; dat is, heb met hem niets gemeen, laat hem heengaan, zonder met hem meer te twisten, en het heilige voor zulke honden te werpen, Matth. 7:6; laat hem niet blijven in de uiterlijke gemeenschap der Kerk.
|
|
22) | kettersen mens |
|
Dat is, die valse leer hardnekkig drijft en voorstaat, tot verontrusting en scheuring der gemeente. Zie van dit woord Hand. 5:17, en Hand. 15:5; 1 Cor. 11:19.
|
|
23) | na de eerste |
|
Namelijk aan hem gedaan door de gemeente tot afstand van zijn dwalingen en scheurmakingen; zie Matth. 18:17.
|
|
24) | verkeerd is, |
|
Namelijk gelijk een huis dat ten gronde toe afgebroken en omgekeerd is.
|
|
25) | zondigt, |
|
Namelijk moedwillig en zwaar.
|
|
26) | zijnde bij zichzelven |
|
Dat is, in zijn eigen gemoed overtuigd dat hij zich tegen de waarheid stelt.
|
| No Link found
|
|
27) | te Nikopolis; |
|
Er zijn verscheidene steden geweest van dezen naam, waarom sommigen menen, dat hier verstaan wordt Nikopolis in Thracië gelegen, niet ver van Filippi; anderen Nikopolis in Epirus, gebouwd door Augustus, ter gedachtenis van de overwinning, die hij daar ter zee gehad heeft over Antonius, nu genaamd Prevesia.
|
|
28) | aldaar heb ik |
|
Zo schijnt dan deze brief niet geschreven te zijn te Nikopolis, gelijk onderschrift meldt.
|
|
29) | voorgenomen |
|
Grieks, geoordeeld; dat is, besloten.
|
|
30) | den wetgeleerde, |
|
Zo werden genoemd die in de wet van Mozes ervaren waren, en deze het volk uitlegden. Zie Matth. 22:35; Luk. 7:30, en Luk. 10:25, en Luk. 11:45, en Luk. 14;3.
|
|
31) | zorgvuldiglijk, |
|
Grieks, naarstig.
|
|
32) | niets ontbreke. |
|
Dat is, geen reisgeld en andere nooddruft tot de reis nodig.
|
|
33) | de onzen leren, |
|
Dat is, de leraars zelf, die van onze roeping en orde zijn.
|
|
34) | goede werken |
|
Dit kan verstaan worden, òf in het algemeen van alle goede werken, òf, in het bijzonder van de werken der goeddadigheid jegens de behoeftigen, gelijk de volgende woorden schijnen mede te brengen.
|
|
35) | tot nodig gebruik, |
|
Of, tot nooddruft die nodig is.
|
|
36) | onvruchtbaar zijn. |
|
Namelijk in het voortbrengen van de vruchten des geloofs en der liefde.
|
|
37) | in het geloof. |
|
Dat is, met zulke liefde als het christelijkgeloof vereist. Of om des algemenen geloofs wil.
|
|
38) | u allen. Amen. |
|
Namelijk met alle gelovigen die bij u zijn.
|
|