1) | opperzangmeester. |
|
Zie Ps. 4:1.
|
|
2) | naam |
|
Zie 2 Sam. 6:2, en verg. onder Ps. 20:8.
|
| No Link found
|
|
3) | zette |
|
Hebr. eigenlijk, verheffe, of verhoge u.
|
| No Link found
|
|
4) | een hoog |
|
Waar gij verzekerd mocht zijn tegen het geweld der vijanden. Zie 2 Sam. 22:3; dat is, Hij beware en beschutte u.
|
| No Link found
|
|
5) | uwe hulp |
|
Door welke gij moogt worden geholpen.
|
| No Link found
|
|
6) | heiligdam, |
|
Waar de ark des verbonds [des Heeren Christus' voorbeeld] was, op de berg Zion.
|
| No Link found
|
|
7) | gedenke |
|
Anders, Hij rieke; dat is, Hij neme aan, houde voor aangenaam, gedenkende aan zijne beloften en uwe gebeden. Zie Lev. 2:2; Hos. 14:8.
|
|
8) | as. |
|
Tonende met enig teken dat het Hem aangenaam is. Zie Lev. 9:24; 1 Kron. 21:26, en 2 Sam. 24:23. Anders, Hij make uw brandoffer vet; dat is, Hij late het zich aangenaam zijn, als wezende uit een oprechte liefde van het beste geofferd.
|
|
9) | Sela. |
|
Zie Ps. 3:3.
|
|
10) | hart |
|
Dat is, naar uwe wens, dat uw voornemen wel mag gelukken.
|
|
11) | vervulle |
|
Dat is, volbrenge, als in het volgende.
|
|
12) | Wij |
|
Hier verklaart de gemeente haar vertrouwen van de verhoring en overwinning.
|
|
13) | uw heil |
|
Dat is, o koning, van God zult ontvangen; of dat Gij, o God, onzen koning zult geven; of uwe overwinning [en alzo in het volgende] die u God verlenen zal. Zie 2 Sam. 8:6.
|
|
14) | opsteken |
|
Of, laten vliegen, voeren; tot een teken van goeden moed en vertrouwen van victorie en triomf, en dat ter ere van onzen God en den schrik onzer vijanden. Verg. Ps. 60:6; Hoogl. 2:4, en Hoogl. 5:10, en Hoogl. 6:4; idem Num. 2:2,3, enz., Zie de aantekening bij Num. 2:2,3. In het het Hebr. is een woord, alsof men zeide: wij zullen vaandeleren.
|
|
15) | vervullen |
|
Of, zal vervullen.
|
| No Link found
|
|
16) | behoudt; |
|
Of, verlost heeft, overwinning gegeven heeft; dat is, ik vertrouw zo vast, vermits zijne beloften dat hem Gods overwinning zal geven, alsof hij ze reeds had.
|
|
17) | heiligheid; |
|
Dat is, uit zijn heiligen hemel, die alzo genoemd wordt omdat God, die de heiligheid zelve is, daarin gezegd wordt te wonen, alzo, paleis uwer heiligheid; Ps. 5:8.
|
|
18) | het heil |
|
Anders, door de krachten des heils zijner rechterhand; dat is, zijne rechterhand krachtelijk uitstrekkende om zijnen gezalfde de overwinning te bestieren.
|
|
19) | Dezen |
|
Onze vijanden vermelden, de een van menigte van ijzeren wagens, de ander van veelheid der paarden, waarop zij vertrouwen, maar wij, enz.
|
|