1)den HEERE,
Dit woord staat hier in de volgende verzen in het getal van velen, landate, looft gijlieden. Enigen menen dat deze psalm alle dagen door de Levieten in de gemeente Gods is gezongen geweest. Zie 1 Kron. 16:41.
 
2)is in der eeuwigheid;
Dat is, duurt, en alzo in de volgende verzen van dezen psalm.
 
3)God der goden;
Dat is, den opperste God, die te gebieden heeft over de engelen, koningen en alle overheden. Zie de aantekening bij Deut. 10:17.
 
4)den en Heere der
Hebr. de Heere, des heren, gelijk Gen. 24:9, en Gen. 39:16,20, en Gen. 42:30; Exod. 21:4, en elders meer.
No Link found
 
5)met verstand
Dat is, met uitnemende grote wijsheid.
 
6)op het water
Of, boven aan, of nevens de wateren. Zie Job 26:7, en Ps. 24:2.
 
7)op den dag;
Of, over den dag.
 
8)de Egyptenaren
Anders: Egypte.
 
9)Israël
Dat is, het volk Israël.
 
10)Met een sterke
Dat is, met macht. Zie de aantekening bij 1 Kon. 8:42.
 
11)de Schelfzee
Anders, de rode zee, of de Biezenzee.
 
12)in delen deelde;
Of, in stukken sneed.
 
13)gestort in
Hebr. geschud.
 
14)Zijn volk
Het volk Israël.
 
15)door de woestijn
Of, in.
 
16)grote koningen
Dat is, machtige.
 
17)heerlijke koningen
Of, treffelijke, machtige, geweldige, doorluchtige.
 
18)van Basan;
Dat is, van het land Basan. Zie de aantekening bij Deut. 32:14. Zie ook van Basan Ps. 22:13; Jer. 50:19; Micha 7:14.
 
19)hun land ten
Te weten, de beide voorgenoemde koningen.
 
20)aan Zijn knecht
Dat is, de Israëlieten, die Hij in zijne bescherming heeft aangenomen, opdat zij Hem dienen zouden. De ganse natie wordt geacht alsof het maar één man ware. Alzo wordt het volk Israël genoemd de eerstgeborenen Gods, Exod. 4:22.
 
21)gedacht heeft
Te weten, ten beste, gelijk Gen. 8:1.
 
22)in onze nederigheid;
Dat is, in onzen nederen staat, toen wij van onze vijanden onderdrukt werden; te weten, ten tijde der Richters, waarvan dat gehele boek doorgaans spreekt.
 
23)ontrukt;
Dat is, gelijk als uit hunne handen gescheurd en gebroken, gelijk Ps. 7:3.
 
24)allen vlees
Dat is, alle dieren of levende schepselen.
 
25)spijs geeft;
Het Hebr. woord lechem, of brood, wordt genomen voor allerlei spijs. Mark. 6:36 staat: om kopen; maar Matth. 14:15 staat: om spijs te kopen. Brood wordt ook gebruikt voor spijs of voeder der beesten, Ps. 147:9. In het geheel wil de profeet zeggen dat God alle geschapen dingen van nooddruft verzorgt.
 
26)des hemels;
Anders, der hemelen; dat is, die in den hemel woont.