1)Nebukadnezar,
Alzo onder Jer. 21:7, en dikwijls bij dezen profeet; anders genoemd Nebukadnezar.
No Link found
 
2)naar al Zijn wonderen,
Gelijk hij vóór dezen zo menigmaal heeft gedaan, tot bescherming en verlossing van zijn volk.
 
3)hij van ons optrekke.
Nebukadnezar opbreke en de belegering verlate.
 
4)krijgswapenen
Hebreeuws, instrumenten, of gereedschap des krijgs.
 
5)omwenden,
Dat zij u onnut, ja uzelven schadelijk zullen zijn, hoewel gij u door dezelve meent te beschermen en de Chaldeën af te keren.
 
6)zal ze verzamelen
Ik zal de Babyloniërs of Chaldeën laten inkomen, of inlaten, innemen. Zie van het Hebreeuwse woord Richt. 19:15.
 
7)de mensen
Hebreeuws, en de mens en het beest.
 
8)ziel zoeken;
Dat is, die naar hun leven staan; zie Exod. 4:19; 2 Sam. 4:8.
 
9)hij zal ze slaan
De koning van Babel.
 
10)met de scherpte
Hebreeuws, aan den mond des zwaards.
 
11)valt tot de Chaldeen,
Dat is, die zich gewilliglijk tot hem begeeft.
 
12)ziel
Dat is, leven of persoon, dat is, zijne behoudenis zal hij hebben als tot een buit, die men met gevaar van den vijand haalt, of die iemand onvoorziens in handen valt en waarover men zich verheugt; alzo onder Jer. 38:2, en Jer. 45:5.
 
13)gesteld
Zie Lev. 17:10.
 
14)kwade,
Tot hunne straf en verderf.
 
15)goede,
Om hun wel te doen, of te zegenen.
 
16)verdrukkers;
Die hem met list of geweld verdrukt.
 
17)wil
Of, Ik [ben] tegen u, of zal tegen u zijn; dat is, uwe tegenpartij zijn, Ik zal mij tegen u kanten; alzo onder Jer. 23:30,31,32; Ezech. 13:8, en Ezech. 21:3, Ezech. 29:3, enz. Elders wordt deze manier van spreken ook in het goede of ten beste genomen, zie Ezech. 36:9.
 
18)gij inwoneres
Versta, de stad Jeruzalem, waarvan het onderste deel in de laagte lag, het bovenste op den berg Zion, waar Davids stad en slot was.
 
19)van het plein!
Alwaar de tempel op het plein van den berg Moria stond; of, voor welke rots buiten een effen veld ligt, gelijk enigen dit verstaan.
 
20)over ulieden
Dat is, Ik zal u straffen, zie Gen. 21:1.
 
21)naar de vrucht
Gelijk boven Jer. 17:10.
 
22)vuur aansteken
Zie 2 Kron. 36:19, en onder Jer. 52:13.
 
23)haar woud,
Jeruzalem, waarvan in Jer. 21:13. Door het woud kan men verstaan de schone gebouwen der stad, die getimmerd waren van hout, dat uit het woud van den Libanon gehouwen was. Vergelijk onder Jer. 22:7,23; of de ganse stad, met het land, zijnde vol volk, als een woud vol bomen. Vergelijk Ezech. 20:46, met de aantekening aldaar.