1)Zijt gij die,
Dat is, gij zijt zekerlijk diezelfde, en daarom zult gij alzo doen, en het zal u eindelijk zo gaan, als Ik besloten en door mijne dienstknechten geprofeteerd heb, onder verscheidene titels en benamingen van de vijanden mijner kerk.
 
2)dienst Mijner knechten,
Hebreeuws, hand.
 
3)profeten Israëls,
Als, voornamelijk door Ezechiël hier, Dan. 8: en Dan. 11, en vele andere tevoren, in het Oude Testament; gelijk voorts in gelijkvormigheid van dien, door de apostelen Paulus en Johannes n het Nieuwe Testament geschied is, enz. Zie Openb. 10:7.
 
4)die in die dagen geprofeteerd hebben,
Anders: die in de dagen van die jaren geprofeteerd hebben.
 
5)hen zou aanbrengen?
Israël, mijn volk.
 
6)neus zal opkomen.
Of, aangezicht, gelaat. Menselijk van God gesproken om zijn ijver en toorn uit te drukken.
 
7)heb gesproken
Anders: Ik zal spreken.
 
8)ijver,
Over en voor mijn volk, en tegen zijne vijanden.
 
9)Zo er niet,
Een afgebroken rede, in het eedzweren gebruikelijk; zie boven Ezech. 34:8.
 
10)aangezicht
Dat is, verschrikkelijke tegenwoordigheid, of toornigheid [zie Ps. 21:10], die ik door mijne oordelen over deze vijanden zal bewijzen, waardoor zich alles [om zo te spreken] zal ontzetten en schrikken wat er is. Figuurlijke manier van spreken.
 
11)aardbodem zijn;
Hebreeuws, aangezicht.
 
12)steile plaatsen
Of, trappen, ophangen, hoge torens.
 
13)muren
Hebreeuws, muur zal, enz.
 
14)roepen
Dat is, krijg, moord en verwoesting zal Ik over Gog beschikken. Zie Jer. 25:29.
 
15)op al Mijn bergen,
Of, voor, dat is, ten beste, om den wil mijner bergen, dat is, mijner kerk.
 
16)ieder zal tegen zijn broeder zijn.
Der vijanden. Dit ziet op de vijandschap en oorlogen, die tussen de koningen van Syrië gerezen zijn, waardoor zij elkander bedorven en verwoest hebben; evenzo hebben dikwijls de dienaars van den Antichrist gedaan, tot verlossing en rust van Gods kerk. Vergelijk wijders de historiën Richt. 7:22; 2 Kron. 20:23.
 
17)bloed;
Dat is, doodslag en moord.
 
18)plasregen, en grote hagelstenen,
Zie Ps. 11:6, en boven Ezech. 13:11, met de aantekening.
 
19)groot maken,
Dat is, bewijzen dat Ik de God Israëls, de enige ware, almachtige, getrouwe en rechtvaardige God ben, die mijn volk wel om den wil hunner zonden kastijd, doch niet verlaat, maar eindelijk verlost, en al hunne vijanden demp, en maak dat men mij daarvoor kenne en roeme. Vergelijk boven Ezech. 38:16, en Openb. 15:3,4.