1)uw dagen zijn genaderd,
Dat is, uw sterfdag is gekomen.
 
2)wolkkolom; en de
Uit welke God met Mozes placht te spreken. Zie Exod. 33:9; Ps. 99:7.
 
3)slapen met uw vaderen;
Of, nederliggen; te weten, om te slapen; dat is, gij zult sterven. Alzo wordt de dood een slaap genoemd, omdat de lichamen rusten tot den tijd der opwekking; Ps. 13:4, en Ps. 76:6; Dan. 12:2; Joh. 11:11; 1 Thess. 4:13,14,15; 2 Petr. 3:4.
 
4)nahoereren de goden
Zie Exod. 34:15, en Lev. 20:5.
 
5)der vreemden van dat land,
Hebreeuws, des vreemden van dat land; dat is, der Kanaänieten, die van God en zijn volk vervreemd waren, dienende vreemde goden.
 
6)hetzelve;
Versta, het land, of de vreemde Kanaänietische inwoners van hetzelve.
 
7)hetzelve gemaakt heb.
Te weten, volk; en zo in het volgende doorgaans, hoewel het getal van enen en velen onder elkander vermengd is.
 
8)Mijn aangezicht van hen verbergen,
Dat is, mijn zegen en hulp, waardoor Ik mijn genadige tegenwoordigheid placht te bewijzen, hunlieden onttrekken; en alzo in Deut. 31:18.
 
9)ter spijze zijn,
Hebreeuws, om te eten; dat is, van de vijanden als wilde dieren verscheurd en verslonden te worden. Vergelijk boven, Deut. 7:16; Ezech. 34:5,8,10, en Ezech. 35:12.
 
10)kwaden en benauwdheden
Dat is, ongelukken, ellenden; en zo in het volgende.
 
11)het treffen;
Te weten, volk; gelijk boven en in het volgende.
 
12)getroffen,
Hebreeuws, gevonden; en zo in Deut. 31:21.
 
13)in het midden van mij niet is?
Gelijk boven, Deut. 1:42.
 
14)ganselijk verbergen,
Hebreeuws, verbergende verbergen.
 
15)dit lied,
Dat in Deut. 32: beschreven is, zijnde van God gesteld in den vorm van een lied, opdat het volk hetzelve te bekwamer mocht leren en onthouden.
 
16)legt het in hun mond;
Dat is, maakt dat zij het wel verstaan, van buiten leren en zingen kunnen, en alzo dagelijks in den mond hebben. Vergelijk Exod. 4:15; 2 Sam. 14:3, enz.
 
17)ten getuige zij
Tot een gedachtenis van al mijn getrouwe waarschuwingen, en tot hun overtuiging van de rechtvaardigheid mijner straf, wanneer zij wederspannig zullen zijn.
 
18)hetzelve zullen treffen,
Te weten, volk, gelijk boven en onder.
 
19)gedichtsel
Het gedichtsel zijns harten. Zie Gen. 6:5.
 
20)gezworen heb.
Hun te zullen geven.
 
21)Hij gebood Jozua,
De HEERE.
 
22)wet te schrijven in een boek,
Dit wordt verstaan niet alleen van de tafelen der tien geboden en dit lied, maar van de ganse verklaring der wet, daar zij in deze boeken van Mozes begrepen is.
 
23)aan de zijde van de ark des verbonds
In het heilige der heiligen, om de waardigheid en goddelijkheid van dit boek te betuigen. De twee tafelen des verbonds lagen in de ark; en dit boek [om de ark niet te openen] buiten aan de zijde der ark. Dit boek werd gevonden ten tijde van de koning Josia, 2 Kon. 22:8.
 
24)u.
Niet alleen de Levieten, maar mede het ganse volk.
 
25)harden nek.
Vergelijk Jes. 48:4.
 
26)zijt gij wederspannig geweest
Zie boven, Deut. 9:7,23,24.
 
27)zekerlijk zult verderven,
Hebreeuws, verdervende zult verderven.
 
28)dit kwaad
Versta, het kwaad der straf, of allerlei plagen, die boven verhaald zijn.
 
29)kwaad is in de ogen des HEEREN,
Versta, het kwaad der zonde.