1)rust zoeken,
Dat is, een goed huwelijk voor u zoeken te bemiddelen? Zij wil zeggen dat zulks ganselijk haar schuldige plicht is. Zie zulk vragen boven, Ruth 2:9; alzo in Ruth 3:2.
 
2)geweest zijt,
Om aren op te lezen; boven, Ruth 2:8,22,23.
 
3)bloedvriendschap?
Hebreeuws eigenlijk, is niet Boaz onze kennis? Zie boven, Ruth 2:1, en Ruth 2:20.
 
4)gerst op den dorsvloer wannen.
Hebreeuws, den dorsvloer der gerst; dat is, de gerst, die op den dorsvloer is.
 
5)zalf u,
Met welriekende olie, gelijk in de oostelijke landen gebruikelijk was. Zie 2 Sam. 12:20, en 2 Sam. 14:2; 2 Kron. 28:15; Ps. 104:14; Matth. 6:17.
 
6)klederen
De beste die gij hebt.
 
7)aan,
Hebreeuws, aan u, over u.
 
8)nederligt,
Om te slapen.
 
9)ga dan in,
Deze raad schijnt naar het uiterlijk aanzien niet eerlijk te zijn, maar Naomi, wetende godvruchtigheid en eerbaarheid van Boaz en Ruth, alsook lettende op Boaz' ouderdom, heeft niet getwijfeld, of Boaz zou eerlijk en wijselijk in deze zaak handelen, gelijk hij ook gedaan heeft, zodat Naomi in haar vertrouwen niet is bedrogen. De ergernis aangaande, die heeft Naomi door de omstandigheid van tijd en plaats voorzichtiglijk weten te ontgaan, alsook Boaz zelf. Zie Ruth 3:14.
 
10)sla zijn voetdeksel op,
Of, ontdek zijn voeten. Het Hebreeuwse woord vindt men ook onder, Ruth 3:7,8,14; idem, Dan. 10:6.
 
11)zij zeide tot haar:
Ruth antwoordde.
 
12)vrolijk was,
Hebreeuws, goed. Gelijk Richt. 16:25. Zie aldaar.
 
13)om zich greep;
Of, zich heen en weder, of, herwaarts en derwaarts keerde.
 
14)breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd,
Dat is, neem mij onder uw bescherming, als een man zijn vrouw doet. Vergelijk boven, Ruth 2:12. Of, uw zoom, boord, te weten, van uw kleed.
 
15)losser.
Zie Ruth 2:20.
 
16)hebt deze uw laatste weldadigheid
De zin is, wat gij nu doet is nog beter dan het voorgaande, dat gij gedaan hebt aan uw verstorven man en uw schoonmoeder Naomi. Zie boven, Ruth 1:8, en Ruth 2:11.
 
17)stad mijns volks weet,
Hebreeuws, poort. Zie Gen. 22:17.
 
18)deugdelijke vrouw zijt.
Of, kloeke.
 
19)een den ander kennen kon;
Hebreeuws, de man zijn naaste.
 
20)Het worde niet bekend,
Gelijk Boaz een goede conscientie voor God had, alzo wilde hij ook een goeden naam bij de mensen behouden.
 
21)sluier, die op u is,
Of, schortekleed, voorschoot, schorteldoek, waarmede de vrouwen haar voorlijf bedekken.
 
22)Wie zijt gij, mijn dochter?
Het was nog zo donker dat de een den ander niet wel kon kennen gelijk Ruth 3:14, gezegd is; hoewel Naomi uit het dragen heeft mogen afnemen, dat zij nog jong was, zodat zij haar naar de wijze der ouden, dochter genoemd heeft.